van tot oordeelen bevoegde personen dus nuttig het Nederlandsch in ruimen zin onder de inlanders en ook onder de vreemde oosterlingen, Chineezen, Arabieren en Bengaleezen, te verbreiden.
Het is ook nuttig de Indo's er toe op te wekken onze taal grondiger te beoefenen, opdat zij op een hoogeren trap van ontwikkeling en beschaving mogen komen te staan.
Bovendien zijn er in Oost-Indië nog andere stoffelijke en zedelijke belangen van onzen stam te behartigen. Ik noom slechts bevordering van de kolonisatie van tot nog toe weinig ontgonnen landstreken, Nieuw-Guinea, b.v.b.
Dit alles te bewerkstelligen zal dan de taak zijn van de toekomstige Oost-Indische groep, terwijl het verheven doel harer oprichting, de vermeerdering van ontwikkeling, beschaving en welvaart in deze gewesten des te vollediger bereikt zal worden, naarmate ook meer gezag hebben en meer doordrongen zijn van het nut, dat zij kunnen stichten, degenen, die zich aan het hoofd zullen stellen.
Moge de heer de Meester voor het bestuur der op te richten groep, op gelijken voet als dit bij hare zustergroepen in Nederland, België, Zuid-Afrika en Noord-Amerika reeds het geval is, de bekwame mannen vinden, die het Algemeen Nederland Verbond zoo zeer behoeft.
***
Het aantal leden van het Verbond is nog gering in onze Oost. Mijns inziens is dit aan twee oorzaken te wijten.
Eerstens de geringe bekendheid van het Indische publiek met het bestaan van het A.N.V. en in de tweede plaats dezelfde omstandigheid, waardoor het aantal leden in Noord-Nederland achterstaat bij dat in België en Zuid-Afrika nl. dat men hier in Indië zich niet ongerust behoeft te maken over de handhaving onzer taal.
Het zij aan bekwamer pennen overgelaten, door voorlichting in de groote Koloniale Pers, het eerstgenoemde bezwaar uit den weg te ruimen.
Wat het tweede betreft, hoop ik hierboven genoegzaam aangetoond te hebben, dat het A.N.V., waar het in Nederlandsch Oost-Indië niet noodig heeft voor het behoud onzer geliefde taal te strijden, toch op andere wijze nuttig werkzaam kan zijn.
Daarom, leden van het Verbond in Oost-Indië, richt ik tot u het woord om u aan te sporen den sluier van onbekendheid mede te helpen wegnemen, te trachten nog meer nieuwe leden te werven en zoo mogelijk in de grootere plaatsen van den Archipel afdeelingen te stichten, opdat de toestand weldra rijp moge blijken voor de oprichting van de zoo zeer gewenschte O.I.Groep van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Tjimahi, 16 September 1899.
J.R.L. Jans.