Engeland en Transvaal.
In het Militür-Wochenblatt (nr 92 van 1890), vond ik een beschouwing over den tegenwoordigen oorlog, die ik - juist omdat ze voorkomt in een der beste militaire tijdschriften - van belang acht voor Neerlandia's lezers. Die beschouwing komt op het volgende neer.
Engeland's hoofddoel is de politieke vernietiging van het Hollandsche Afrikanerdom en de vervanging ervan door de Angelsaksische heerschappij. Tengevolge hiervan zal de strijd het karakter van een volksoorlog verkrijgen waarin het niet te doen is om het verslaan van een vijandelijk leger maar om de politieke vernietiging van een ganschen volksstam.
De strijdkrachten bestaan uit 3 groepen: Afrikaners, Engelschen en inboorlingen. Tot de Afrikaners behooren in de eerste plaats de beide innig verbonden Boerenrepublieken. Grenzend aan deze bevindt zich de uitgestrekte Britsche Kaap-Kolonie met een voor het meerendeel aan de Transvalers stamverwante bevolking. Deze Afrikaners moet men als welwillend-neutrale d.w.z. zedelijke bondgenooten van de Republiek beschouwen. In dit opzicht is de Kaap-Kolonie reeds nu de eigenlijke basis der aangevallen Republieken. Vanhier zal de noodige aanvulling aan menschen, paarden, munitie en levensmiddelen voortdurend naar het Noorden vloeien. Bij langeren duur van den oorlog is zelfs het werkdadig ingrijpen van het Kaapsche Afrikanerelement ten gunste van de Boeren niet uitgesloten. Aan de zijde der Engelschen staat het Britsche wereldrijk met de Self governing Colony Natal als bondgenoot, Britsch Beetsjoeanaland, de Chartered Company en Rhodesia als hulpvolken en het koninkrijk Portugal als welwillend-neutralen, later waarschijnlijk werkdadig ingrijpenden vriend. Het derde element vormen de gekleurde inboorlingen van geheel Zuid-Afrika. Thans kan nog niet worden uitgemaakt aan welke zijde deze, ten getale van bijna 4 millioen, zullen strijden. Waarschijnlijk is het dat hier hetzelfde zal gebeuren als indertijd in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Onder den invloed van goud en plaatselijke omstandigheden zullen de verschillende stammen zich nu aan deze, dan aan gene zijde scharen, gelijk de Indianen van Noord-Amerika dat voor honderd jaar deden. Door het loslaten van honderdduizenden wilden ten bate van de twee blanke en christelijke tegenstanders in Zuid-Afrika zal natuurlijk het oorlogvoeren aldaar een karakter aannemen, dat men zich moeilijk wreeder had kunnen denken. Naast den politieken vernietigingsoorlog en rassenstrijd zullen dan de gruwelen tegen weerloozen komen, die wij gewoon waren in de Engelsche berichten onder het hoofd
Turkish atrocities aan te treffen.
Het vooropstellen van deze omstandigheden is voor een militaire beschouwing onmisbaar, omdat het te verwachten karakter van den oorlog, dat een gevolg is van het politiek doel, zoo beslissend en rechtstreeks op de methode en de gevorderde krachtsinspanning der oorlogvoerenden inwerkt, dat het vooral voor kontinentale lezers noodzakelijk is den nadruk te leggen op het verschil met Europeesche toestanden.
Een niet minder gewichtig kenmerk vormt de groote uitgestrekheid van het oorlogstooneel. De beide republieken bezitten een oppervlakte, die bijna zoo groot is als het Duitsche rijk na aftrek der provincies Oost-Pruisen, West-Pruisen en Silezië. Ook wat lengte en breedte betreft gaat deze vergelijking op, terwijl de Vaalrivier tusschen Transvaal en Oranje-Vrijstaat aan de Duitsche Mainlinie doet denken. Oranje-Vrijstaat heeft vrijwel de afmetingen van Zuid-Duitschland met Elzas- Lotharingen; Transvaal komt overeen met Noord-Duitschland zonder de genoemde 3 Oostelijke provincies. Orographisch gaat de vergelijking niet op; omdat in tegenstelling met Duitschland juist het Noorden (Transvaal) bergachtig en het Zuiden (Vrijstaat) vlak is.
Reeds de beide genoemde elementen - het karakter van den oorlog en de uitgestrektheid van het oorlogstooneel - maken het mogelijk in algemeene trekken na te gaan, hoeveel strijdkrachten er noodig zijn om zulk een uitgestrekt gebied, waar een verbitterde en niets verschoonende rassenoorlog zal woeden, te bedwingen en blijvend te pacifieeren.
De krijgsgeschiedenis geeft hieromtrent zeer belangrijke voorbeelden. Algemeen bekend is het, welke ontzagwekkende soldatenmassa's Napoleon I moest besteden om Spanje meester te worden en de guerillas aldaar te overwinnen. Honderdduizenden soldaten van de beste Fransche troepen werden onder de meest beproefde aanvoerders in den loop der jaren naar Spanje gezonden en terecht kan men zeggen dat de daar geleden ontzaglijke verliezen den eersten stoot hebben gegeven tot de overmeestering van de militairo kracbten van het eerste keizerrijk. Ook de Tyrolsche vrijheidsoorlogen tegen de verbonden Beieren en Franschen geven een goed voorbeeld omtrent het krachtsverbruik in volks oorlogen. Het jongste voorbeeld, dat echter nog niet algemeen genoeg bekend is, van den strijd van een geregeld leger tegenover een volk, dat voor zijn onafhankelijkheid strijdt, levert de bezetting van Bosnië door de Oostenrijkers in 1878. Vier Oostenrijksche divisies met ongeveer 72.000 strijders, 13.000 paarden en 112 stukken geschut hadden het daar tegenover 20.000 opstandelingen zoo zwaar te verantwoorden dat het Oostenrijksche legerbestuur gedwongen was ten slotte 14 divisies met 262.000 man, 110.000 paarden, 300 stukken geschut, tallooze voertuigen en 5000 lastdieren op te roepen, ten einde het oproerige land volkomen te bedwingen. En daarbij heeft Bosnië een oppervlakte, die slechts het negende deel van het gebied der twee Zuidafrikaansche republieken bedraagt, en is het niet door oceanen doch slechts door de Save van Oostenrijk gescheiden.
Het buitensporig groote krachtsverbruik van geregelde legers in volksoorlogen is niet alleen alleen deskundigen als vaststaande feit bekend, maar wordt ook iederen niet-militair door de eenvoudige overweging duidelijk dat bij een oorlog tegenover een gansch volk een bepaald operatiedoel ontbreekt. In de Europeesche oorlogen kan, althans in 't algemeen, met het innemen van de hoofdstad de veldtocht als geëindigd worden beschouwd; in den volksoorlog dwingt deze verovering nog lang niet tot den vrede. De Beieren bezaten Innsbruck, de Franschen Madrid en de Oostenrijkers Serajewo zonder dat hierdoor een beslissing werd bereikt. En wanneer de Britten Pretoria bezet zullen hebben behoeft daardoor de Zuid-Afrikaansche oorlog volstrekt niet te eindigen. In den volksoorlog bevindt zich juist de tegenstander overal, bij voorkeur echter op de achterwaartsche verbindingen en terugtochtswegen van den aanvaller. Hieruit spruit voor de geregelde troepen de bizonder groote moeilijkheid voort deze verbindingen tegenover de ondernemingen van den zich in het land thuis gevoelenden tegenstander open te houden, wat alleen te verkrijgen is door een belangrijk getal bezettings- en etappetroepen. De sterkte van deze overtreft gewoonlijk na korten tijd die der in front strijdende troepen. De moeilijkheid van den volksoorlog ligt in het behouden, niet in het veroveren.
Uit het bovenstaande komt men tot de gevolgtrekking dat voor een snel en gunstig verloopend doorvoeren van een volksoorlog een overweldigende numerieke meerderheid de eerste en onafwijsbare voorwaarde uitmaakt. Bij het ontbreken daarvan wordt de veldtocht in het opgestane land een worstelstrijd, die lang duurt en vele moeite naast groote verliezen oplevert, terwijl alle voordeelen aan de zijde van het volk komen, dat besloten is tot het uiterste te strijden, alle nadeelen echter aan de zijde van de georganiseerde afdeelingen van den aanvaller. Deze nadeelen nemen nog in een meetkundige reeks toe naarmate de afstanden tot het oorlogstooneel, de moeilijkheid van aauvulling en de natuurlijke geschiktheid voor den oorlog van het voor zijn vrijheid kampende volk grooter zijn.
Er bestaat geene reden waarom een dergelijk algemeen erkende tactiekregel niet in Zuid-Afrika zou gelden. Integendeel, het heeft allen schijn alsof hij daar bizonder tot zijn recht zal komen. De afstanden zijn in verhouding tot de in aanmerking komende getalsterkte