Nederland-Transvaal.
‘Ubi bene, ibi patria’
Schrijver dezes is uitgever van een advertentie-blad, dat nu reeds het derde jaar onder bovenstaanden titel niet alleen door geheel Transvaal, maar ook in de Kaapkolonie, Natal en den Oranje-Vrijstaat verspreid wordt. Zijne uitgebreide handelsrelatiën stelden hem in staat, zich een wellicht niet onjuist denkbeeld te vormen van den tegenwoordigen socialen toestand van Zuid-Afrika. En waar hij zooals elk rechtgeaard Nederlander met vurige belangstelling den loop der Transvaalsche kwestie volgt, zij het hem vergund, geachte Redactie, in uw veelgelezen blad daarover een enkel woord in 't midden te brengen.
Met vreugde zag ik dat meer dan 140.000 landgenooten een beroep deden op den rechtvaardigheidszin van het Britsche volk; dat in de hoofdstad, in de Residentie, ja waar niet al, geestdriftvolle meetings werden gehouden, waarbij gevierde redenaars uiting gaven aan wat in ons aller harte leeft; inderdaad wij petitioneeren en protesteeren, omdat wij niet zwijgen kunnen. Een bewijs, dat wij nog allerminst zijn wat men noemt: ‘une nation éteinte.’ Maar toch - zal Chamberlain. zal de geldaristocratie van Londen zich door onze betoogingen laten intimideeren? Niemand, die het gelooft. Wat dan? Helaas de tijd is voorbij, dat de kleine Republiek der Zeven gewesten met den donder van haar kanon aan half Europa haar wil als wet dicteerde. De tijd is voorbij, toen Vondel zingen kon:
Hierop bluist de vloot der Staten,
Naar den Theems, daar Brittenland,
Trotsch zijn ijz'ren keten spant.
Maar wat kan een keten baten
Als de leeuw van Holland brult,
En de zee met doodschrik vult?
De geringste poging, om met geweld het machtig Albion tot rede te brengen, zou op onzen eigen ondergang uitloopen onder onzen stamgenooten te baten. En toch behoeven wij naar 't mij voorkomt, allerminst met de handen moedeloos in den schoot te blijven zitten. Immers, wat was sinds jaren Engelands streven, sinds het bij Majuba de nederlaag leed?
Het poogde niet door geweld, maar door emigratie de Transvaal te overleugelen. Wanneer 't maar zoover komt - zoo redeneerden de Jingo's - dat wij, uitlanders, de kleine Boerenbevolking in aantal overtreffen, is het bestuur der Republiek in onze hand, zonder dat wij een schot hebben gelost. Waarom die hevige aandrang ter verkrijging van het kiesrecht, waarom dat smalen op den President en den Volksraad? Immers alleen om zelf aan 't roer te komen en het schip van staat met eigen hand te besturen?
Wie van zijne tegenstanders leeren wil, vindt hierin eene belangrijke vingerwijzing. Of de drijgende onweerswolk, zwanger van bloed en kruitdamp nu reeds over Transvaal zal losbarsten - niemand, die 't zeggen kan. Misschien steekt Chamberlain voorloopig zijn dumdum-sigaren nog in den zak en rookt hij met Paul Kruger heel gemoedelijk een oud-Hollandsche vredespijp. Nog altijd komt mij dat het waarschijnlijkst voor. Maar ook dan geeft de Engelsche Minister van Koloniën zijn lievelingsplan niet op en zal hij trachten, door versterking van het uitlanderselement en een afgedwongen kiesrecht den toestand te forceeren. Welnu, mits men dan ook onzerzijds wakker zij. Wanneer van dit oogenblik af alle emigreerende Nederlanders de Transvaal tot hun toekomstig vaderland kozen, zou daardoor de Boerenbevolking een groot aantal welgezinde kiezers voor den Volksraad en ook een belangrijk contingent aan weerbare manschappen verkrijgen. Zonder twijfel was daarmee de Republiek uitnemend gebaat. En niet de Republiek alleen, maar zeker in geen mindere mate ons eigen volk. Terwijl hier zoovele zonen van landbouwers jarenlang vruchteloos uitzien naar eigen huis en akker, zouden ze daar met minder geldelijke offers een ruimer bestaan vinden. Tienduizenden krachtige boerenarbeiders kunnen 't in ons land nooit verder brengen dan tot een inkomen van f 4 - per week. Waarlijk men behoeft geen socialist te zijn om dit een hongerloon te noemen. Welk een uitkomst ware het voor zulke menschen, indien zij in Transvaal woonden, waar men zooveel arbeidskrachten te kort heeft!
Wie van hier naar Amerika gaat, wordt langzaam maar zeker in het Angelschische ras opgelost. Wie naar Transvaal vertrekt, blijft Hollander en versterkt het nationale element in Zuid-Afrika.
Eere aan de honderden Hollandsche Onderwijzers, die reeds in de Republiek werkzaam zijn om den moeielijken taalstrijd te voeren! Mogen zij gevolgd worden door duizenden landbouwers, handwerkslieden. door menschen uit verschillende lagen der maatschappij, opdat Transvaal tegen het Jingoïsme behoed, ook in de toekomst blijve eene Hollandsche Republiek!
Mocht schrijver dezes door middel van zijn blad ‘Nederland-Transvaal’ voor iemandden weg kunnen vergemakkelijken om zich in dat schoone land te vestigen, dan zal hij zich voor de moeite van dit schrijven ruim beloond achten.
Inmiddels, geachte Redactie, U beleefdelijk dankend voor de verleende gastvrijheid in uwe kolommen, heb ik de eer te zijn.
Uw dw.
C.A.D. Steenmeijer,
fa Steenmeijer & Co.
Amsterdam, 8 September 1899.
Andere bladen worden beleefdelijk verzocht dit artikel, in het belang der goede zaak, in zijn geheel over te nemen.