De Toestand in Zuid-Afrika.
Het Nederlandsche menschdom leeft in angstige spanning. Zal een Tak van onzen Stam in zijn strijd tot handhaving van zijn zelfstandigheid, in zijn strijd tegen vreemde verdrukking, vreemd geweld, ondergaan is de vraag. Op die vraag verwachten wij van dag tot dag met klimmende vrees het antwoord. Want wij weten wel dat de Zuidafrikaansche Broeder niet op zich zelf staat. De vraag of hij ondergaan zal of zegepralend uit den strijd komen is voor ons ook van het hoogste belang. Immers het voortbestaan, het krachtig opbloeien van onze Taal in landstreken, honderdmaal zoo uitgebreid als ons kleine taalgebied in Europa, is er mee gemoeid. Valt Hij, dan is de positie van onze Taal in de wereld sterk verzwakt. Met Hem staat of valt de kans, dat onze taal in de volgende eeuw een taal wordt, waar men in 't buitenland rekening mee zal te houden hebben. Voor onze economische stelling is zijn standhouden of zijn val verre van onverschillig. Er zijn dus nog andere redenen dan gevoelsredenen, het bewustzijn van onzen gemeenschappelijken oorsprong, van onze stamverwantschap, die onze warme belangstelling in 't lot van den Zuid-Afrikaanschen Taalbroeder wekken. Maar boven alles is het ons gevoel van verontwaardiging, dat in opstand komt tegen de schandelijke verongelijking in koelen bloede gepleegd op een zwak, edel volk door een kolos, die straffeloos misbruik kan maken van zijn grootere kracht. En zulks voor en tijdens en na het Vredescongres in den Haag!
Het zwakke volk heeft toegegeven aan de niet gerechtvaardigde eischen van Albion, is in die toegeving verder gegaan dan de zorg voor zijn veiligheid, zijn onafhankelijk bestaan raadzaam maakte. En op iedere toegeving is geantwoord geworden door Chamberlain, met 't zenden van nieuwe troepen, nieuw oorlogsmateriaal. De versterking van de Engelsche strijdkrachten is onmiddellijk begonnen na de mislukking van Jameson's inval: de Transvaal wapende zich en men moest tegen haar opgewassen zijn alsof men ooit van de Transvaal een aanval had te vreezen gehad! En sedert dien tijd zijn onafgebroken Britsche troepen naar Z.A. gegaan; de petitie van de Uitlanders is een aanleiding geweest om er nog meer te zenden. Op ieder toegeving van het Transvaalsche volk volgt een nieuwe eisch van Joe; de onderhandelingen worden aangehouden, gerekt; maar aldoor worden troepen gezonden totdat Engeland klaar zal staan om den oorlog te beginnen. En Transvaal moet Engeland klaar laten komen, mag niet aanvallen, mag geen gebruik maken van het voordeel van zijn positie, van zijn bewapening nu nog, maar moet wachten tot het tegen de overmacht niet meer zal opgewassen zijn! En dan zal Albion met een stalen gezicht verklaren, dat het alleen de rechten wil vrijwaren van de Uitlanders, dat het niet zijn onverzettelijken wil zal uitvoeren om gansch Zuid-Afrika Engelsch te maken, dat het niet Jameson's mislukte onderneming, thans beter voorbereid, voor eigen rekening weer aanpakt! Hoe is 't mogelijk die huichelarij vol te houden, hoe komt daartegen het rechtvaardigheidsgevoel van de beschaafde wereld niet in opstand! Maar wat is er thans te verwachten van het rechtvaardigheidsgevoel van de groote volkeren der wereld? De Vereenigde Staten hebben Spanje beoorloogd en geslagen onder voorwendsel van Cuba aan de Spaansche verdrukking te ontrukken en vrij te maken, in de werkelijkheid om zelf de Spaansche koloniën te bemachtigen en Engeland heeft een handje toegestoken. De Russische keizer heeft de
volkeren tot een Vredesconferentie opgeroepen en hijzelf ontneemt de Finnen hun zelfbestuur en dringt ze het juk van Russische taal en dienstbaarheid op. De Duitsche keizer heeft in 1896 zijn keizerlijk zwaard in de weegschaal geworpen in 't pleit tusschen Engeland en Transvaal. In 1899 ontvangt hij Rhodes, den roover. Ook al ge-‘squared’ door Sir Cecil: hij krijgt een brok van Mozambique. Frankrijk is diep gezakt en heeft aan zijn Dreyfuszaak de handen vol. Neen, neen! het geweten van de groote volkeren van de wereld is thans te zwart dan dat ze in hun hart de stem van de reine menschelijkheid zouden laten spreken boven die van de baatzucht. Nooit is de toestand van onze taalbroeders hachelijker geweest. Nooit hebben ze zoo alleen en verlaten gestaan als thans. Tot zelfs die gluipende Portugeezen, die van de Republiek nooit anders dan goed ondervonden hebben, gedreven nu door de Engelsche plak, keeren zich tegen hen en leggen beslag op het oorlogsmateriaal, dat ze over Lourenço Marques moest bereiken. Is de overwinning in deze omstandigheden mogelijk?
Wij weten dat de Zuidafrikaansche Republiek en de Oranje-Vrijstaat goed gewapend zijn, dat ze heel wat duizenden manschappen in 't veld kunnen brengen, dat deze de beste schutters van de wereld zijn en dat hun geduld, getergd en gesard, hun heldenmoed wonderen zal doen verrichten. Laat dan het edele, grootmoedige volk, dat den gevangen Jameson niet opknoopte of vóór den kop schoot, en thans zóó beloond wordt, van zijn vijanden leeren. Na het eerste schot, dat thans zal vallen, wordt het een strijd op leven en dood: geen kwartier meer voor den vijand, vooral niet voor de raddraaiers, die de crisis hebben veroorzaakt. Laten die vooral niet ontsnappen, maar hun misdaden duur boeten. Wij zullen uit de verte werkoloos moeten toekijken. We kunnen niet helpen met kruit en lood en wat we anders al kunnen doen, zal, vreezen we, al zeer weinig uitwerking hebben. Toch deze verzekering kunnen we u geven, braven van Zuid-Afrika, dat nergens in de beschaafde wereld, harten warmer kloppen voor U dan de onze; dat nergens iederen dag gretiger gegrepen wordt naar het nieuws over de hangende crisis, noch vuriger gesnakt naar een uitkomst dan hier. Moet het tot strijd komen, dan ‘Hoog de harten!’ broeders uit het verre Zuid. Onze vurigste wenschen zijn met U.