Het Onderwijs in en door de Moedertaal.
Het Brusselsch Willems-Fonds richtte op 6n Mei een feest in ter gelegenheid van de uitreiking der bekwaamheidsdiploma's aan de leerlingen der Vlaamsche leergangen.
Aanstaande jaar zal het twintig jaar geleden zijn, dat die leergangen werden geopend. Steeds mochten zij zich in bestendigen bloei verheugen, dank zij de toewijding van den heer van Kalken, bestuurder, en van zijn onderwijzend personeel. Oorspronkelijk bestemd voor Waalsche leerlingen, heeft hun gebied zich ook tot de Vlaamsche uitgestrekt, want tengevolge van het onvoldoende onderwijs, dat hier in het Nederlandsch wordt verstrekt, kunnen vele Vlamingen al niet meer het Nederlandsch lezen en schrijven dan sommige Walen.
Toen vóór een vijftal jaren een leergang in letterkunde bij de reeds bestaande werd gervoegd, en verleden jaar een andere van esthetische voordracht, toevertrouwd aan den heer G. Van den Berghe, heeft het Willems-Fonds de kroon op zijn heerlijk werk gezet, en het mag met fierheid op de uitslagen terugzien. Er zijn thans een tiental klassen, regelmatig gevolgd door meer dan 300 leerlingen.
De heer schepen Lepage, op het feest uitgenoodigd, was verhinderd, en zond het bestuur eenen brief, waarin hij het Willems-Fonds bedankte voor de diensten aan het onderwijs bewezen door de inrichting der Vlaamsche leergangen en zijne gehechtheid aan een degelijk onderwijs onzer taal betnigde. Hij kwam op tegen de heftige aanvallen door sommige flaminganten tegen hem gericht en voegde er bij, dat zij die eenmaal zouden betreuren.
Die slaminganten zijn de bestuursleden van het Nationaal Vlaamsch Verbond en advocaat Maurits Josson. In eene reeks vertoogen en brieven, nu eens in het Nederlandsch, dan in het Fransch gesteld, bewezen zij met talent, dat het Brusselsch onderwijs aan een groot envel lijdt, de stelselmatige verfransching, en duidden te gelijker tijd de middelen aan, om de kwaal trapsgewijze te bestrijden. Enkele Vlaamschgezinde leden van den Gemeenteraad brachten de zaak in dat lichaam te berde, en schepen Lepage bepaalde zich bij enkele terechtwijzingen, flauwe beloften voor de toekomst en stelde den toestand zoo rooskleurig voor als maar eenigszins mogelijk was. Hij slaagde er in den Gemeenteraad gerust te stellen; de Vlaamschgezinde leden zelven wist hij te bepraten.
Maar het Nat. Vl. Verbond en de heer Josson bleven voet bij stuk houden, en kwamen op tegen het optimisme van den heer Lepage. Zij zijn er in geslaagd hem te ontroeren en hem uit zijne zalige rust wakker te schudden. Zal hij de noodige vastheid van karakter betoonen, om hervormingen in het stedelijk onderwijs in te voeren? Zijne Vlaamsche vrienden, waaronder de heer Julius Hoste, hoofdopsteller van Het laatste Nieuws, bevestigen het, maar beweren, dat zijne taak alleszins bemoeilijkt wordt door de bedekte tegenwerking van een groot deel van het onderwijzend personeel.
Die tegenwerking heeft zich in de laatste weken lucht gegeven in artikelen van het Vlaamschhatend dagblad Le Soir en in het paedagogisch tijdschrift L'enseignement pratique, dat in de Brusselsche onderwijswereld nogal lezers telt. Dit tijdschrift treedt echter veel ridderlijker in het krijt dan de Fransche dagbladpers, daar het zijne kolommen ook voor de verdedigers van het Nederlandsch openstelt.
De heer Smelten, een jong Brusselsch onderwijzer, opende het vuur met de gewone drogredenen: de ouders wenschen Fransch; onderricht; het is niet moeilijker dat aan de Brusselsche kinderen te verstrekken dan het Nederlandsch, want de Brusselsche streektaal gelijkt er maar van verre naar; het Fransch is nuttiger, dus moet het Nederlandsch dezelfde plaats niet innemen, enz.
De heer Kemp in Le Soir pleit voor Vlaamsche en Fransche afdeelingen, en, tusschen de regelen in, leest men de uiting van zijn oprecht verlangen, dat de onbekwame en misleide ouders zich tegen de Vlaamsche voertaal zullen verklaren; hij acht het onmogelijk (en hier is hij het met de flaminganten eens) in de lagere school twee talen degelijk aan te leeren.
Tegen de stellingen (?) van die heeren kwamen op de heer Van der Niepen, een Vlaamschgezind onderwijzer, die zich op de uitspraak der opvoedkundigen en op de lessen der ondervinding beriep, en de heer H. van Kalken, leeraar in de Nederlandsche taal aan de Brusselsche normaalschool, wiens bezadigd en gedocumenteerd artikel een pleidooi is, even merkwaardig van vorm als degelijk van inhoud.
De heer Smelten, in zijne repliek, houdt staande, dat het Fransch de taal is der meerderheid (eene driest logenachtige hewering), die taal meer gerust wordt, het Nat. Vl. Verbond en de flaminganten geenen invloed hebben, enz Achter al die drogredenen grijnst toch de schrik, die de meeste Brusselsche onderwijzers bevangt bij de gedachte, het onderwijs te moeten verstrekken in het Nederlandsch, dat zij zoo goed niet kunnen als het Fransch. Die mannen stellen gemakzucht en eigenbelang boven gezond verstand en rechtvaardigheidszin.
Het is nu vier jaren geleden, dat minister Schollaert, tijdens de bespreking der laatste onderwijswet plechtstatig verklaarde, dat hij geen ander onderwijs dan in en door de moedertaal zou dulden, en langs bestuurlijken weg al de grieven zou doen verdwijnen, die men tegen sommige gemeentebesturen had ingebracht. Die grieven heeft hij sedert dien tijd meer dan eens onder de oogen gekregen, en we stellen met leedwezen vast, dat hij op dat stuk minder belangstelling betoont dan zijn Waalsche voorganger, wijlen minister Jules de Burlet.
In het verslag over de begrooting van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs, opgemaakt door den heer Ligy, werd zijne aandacht nogmaals op dien toestand gevestigd.
Evenals vóór 1895, gaan zekere gemeentebesturen en overheden van aangenomen en ondersteunde scholen maar dapper voort in het moedwillig verfranschen, verbasteren en ontzenuwen der Vlaamsche jeugd. Niemand sprak daar echter een gebenedijd woord over: