Vlaamsche Volksraad.
Voor de zevende maal kwam op Zondag 30n April de Vlaamsche Volkraad bijeen, ditmaal in de Oude Beurs, Groote Markt. Een vijftigtal afgevaardigden waren aanwezig. Onder degenen, die zich lieten verontschuldigen, de heeren D'Hooghe-Bellemans en J. De Beucker. Deze laatste diende, wegens zijn hoogen ouderdom, zijn ontslag als voorzitter in.
Aan het bureel, de heeren Obrie, ondervoorzitter, Prayon-van Zuylen, Reinhard en Kiewiet de Jonge, voorzitter van het 24e Nederlandsch Congres te Dordrecht, vertegenwoordigend de groep A van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
De afgevaardigden onderzochten in de afdeelingen de 7 voorstellen aan de dagorde.
In de namiddagzitting besprak de Volksraad de besluiten door de afdeelingen ingediend.
Punt 1: uitvoering der gelijkheidswet werd lang en op zekere oogenblikken heftig besproken. Men was het natuurlijk eens over de vraag, of alle oorkonden van de Kamers uitgaande niet alleen de wetsteksten, maar ook de memoriën van toelichting en de verslagen) in de twee talen dienen opgesteld te worden. Maar in de besluiten was een punt vervat, dat vanwege verschillende leden verzet uitlokte. In die alinea klaagde men inderdaad de wetsteksten aan, die de Nederlandsche vertaaldienst der Kamer van volksvertegenwoordigers had opgegeven, en wierp men dus eenen blaam op dien dienst, welke nog niet volledig is ingericht. Bedoelde leden wierpen de vraag op, of de Volksraad, geene vergadering van rechts- en taalgeleerden zijnde, wel bevoegd was, om over de bewuste teksten een oordeel te vellen. Tegen die voor 't minst voorzichtige meening kwamen andere leden op, die op de noodzakelijkheid wezen, dat de Nederlandsche wetsteksten onberispelijk moesten zijn, althans even goed als de Fransche.
Hierop werd geantwoor dat de Fransche teksten dikwijls stof leverden voor de kritiek; dat reeds verschillende reizen Senatoren hadden vastgesteld, dat de Nederlandsche tekst den Franschen ophelderde.
Bij meerderheid van stemmen werd ten slotte een verzoenend voorstel van den heer Jan Wannyn aangenomen. Daarin wordt de wensch uitgedrukt, dat beide Kamers de noodige maatregelen zouden nemen, opdat de Vlaamsche wetsteksten onberispelijk zouden zijn.
Het 2e punt: uitvoering van art. 137 (taalgebruik) der nieuwe wet op de burgerwacht werd besproken door de heeren Prayon, Cassiers, Vliebergh, Boon, Reinhard en Van Walle. Er werd eene treffende vergelijking gemaakt tusschen de strengheid van vroeger (men herinnere zich de gevallen met de heeren Matton en de Bom, die streng beboet werden, wijl ze de Nederlandsche taal hadden gebruikt bij de naamafroeping en het bevel hun nummer op te geven) en de verregaande lauwheid van heden, die de oogen luikt voor openlijke wetsovertredingen. De heer Reinhard vroeg met klem de afstelling van de plichtvergeten officieren, o a. van den heer Tibbaut, uit Gent, en vestigde de aandacht op de dubbelzinnige houding der korpsoversten: sinds lang hadden dezen alle poging tot verzet tegen de wet streng moeten beteugelen.
Sommige leden klaagden over de commando's, die ‘schijnen uitgekozen te zijn, om de wet belachelijk te maken,’ anderen over de onvolledige en gebrekkige Onderrichtingen voor den officier. Op de gewraakte toestanden zal de Volksraad de aandacht der Kamers vestigen, en, op voorstel van advocaat Pauwels, uitte hij den wensch, dat een Vlaamsch Kamerlid, liefst de heer Heuvelmans, over de kreupele uitvoering der wet eene vraag om inlichtingen tot de Regeering zou richten. Met klem werd gewezen op het feit, dat de tegenstand meest uit de bijzondere korpsen ontsproot.
Over het wetsvoorstel Van der Linden (regeling van het taalgebruik voor de krijgsraden) werd geene bespreking gevoerd. De Volksraad bepaalde er zich bij, de Kamers te verzoeken het wetsontwerp in dezen zittijd nog te stemmen.
4. (Lijst van de officiëele namen der gemeenten) en 5 (Overneming door den Staat van de spoorwegen aan maatschappijen vergund) werden, na eene korte uiteenzetting van de besluiten door de verslaggevers, zonder verzet goedgekeurd.
De openbare zitting werd daarop geschorst.
In de zitting met gesloten deuren besprak men den geldelijken toestand en de middelen, die den Volksraad moeten veroorloven, zijne belangrijke zending te blijven waarnemen. Eene inschrijving onder de aanwezigen bracht ongeveer 200 frank op.
Wegens het vergevorderd uur, kon de bespreking van punt 6 (Het Nederlandsch in het middelbaar en het hooger onderwijs in de Vlaamschs gewesten) niet doorgaan.
Als lid van den uitvoerenden raad, in vervanging van den heer De Beucker, werd gekozen de heer De Backer (Gent), en, op algemeen verzoek van de afgevaardigden, aanvaardde de heer Reinhard, voor één jaar, het mandaat van wn. griffier.
De heer Kiewiet de Jonge bedankte in hartelijke woorden de vergadering voor het hoffelijk onthaal, dat hij bij haar had genoten, en bracht haar hulde voor haren ijver ter behartiging van de Vlaamsche belangen.
Hierop werd de 7e zitting gesloten verklaard.
Milo.