Damaraland.
Het Militär Wochenblatt van 11 Februari 1899 geeft als bijlage de voordracht van Majoor Leutwein over krijgsverrichtingen in Duitsch Zuidwest-Afrika.
Hierin trokken enkele mededeelingen, die ook voor Neerlandia van belang zijn, mijn aandacht. Leden van het Verbond in Zuid-Afrika kunnen een oordeel over de juistheid vellen.
De majoor, die zelf tot de Duitsche koloniale troepen behoort, verhaalt hoe het N. van het protectoraat wordt bewoond door het machtige volk der Herero's en het Z. door de Hottentotten, ook Nama's genoemd. In het middengedeelte bevindt zich de stam der Bastaards.
‘De Bastaards zijn afstammelingen van huwelijken tuoschen Boeren en Hottentotten. Daarom dragen ze voor een deel schoonklinkende namen, zijn doorgaans Christen en spreken meestal Hollandsch. Als gevolg van hun aardrijkskundige ligging, ingeklemd tusschen Herero's en Hottentotten, hadden zij gedurende de eeuwige veeten tusschen deze beide stammen booze tijden te doorworstelen. Of ze wilden of niet, ze moesten zich bij den eenen of den anderen aansluiten en deelden met dezen eerlijk lief en leed, meestal echter het laatste. Nadat de Duitsche regeering handelend was tusschenbeide gekomen bij de twisten der inboorlingen, deden de Bastaards het verstandigste, wat zij ooit hebben gedaan: ze sloten zich nauw aan de Duitsche troepen. Gedurende den oorlog met Witbooi hebben zij ons dan ook als kondschapper en gids de beste diensten bewezen, doch in het gevecht zelf schoten ze - met enkele uitzonderingen - te kort. Sedert hebben wij de Bastaards evenals militie een opleiding van 4 tot 6 weken doen doorloopen en er een zeer gunstigen uitslag mee bereikt. In onze uniform en bewapend als wij, tusschen onze soldaten geplaatst, waren zij van deze in de volgende expeditie te gen de Herero's alleen nog door hun uiterlijk te onderkennen.’
KL.