[Benoorden Moerdijk]
grootendeels afgedraft werden, dan zou ons land geen enkele reden hebben om niet met vreugde zulk een maatregel ten uitvoer te leggen. Maar zoolang dat nog in 't verre verschiet ligt, behooren wij ons te kunnen verdedigen tegen iederen overval. Dat wij daartoe geheel en al klaar zijn - men moet de zaken wel bijzonder rooskleurig beschouwen om dat te gelooven. Het vraagstuk van 's lands verdediging is juist in den laatsten tijd dringender aan de orde gesteld, de plaatsvervanging is, overeenkomstig den geest van de grondwet, in beginsel afgeschaft, de schutterij wordt nu nagenoeg algemeen beschouwd als een instelling die hoe eerder hoe beter moet verdwijnen (ook al begrijpt men, zooals Minister Pierson nog pas zeide, dat de regeering de schutterij, zoolang deze bestaat’, met den meest mogelijken eerbied behandelen’ wil, - maar het ligt niet in den Hollandschen aard, zulke verbeteringen en hervormingen snel en beslist af te doen, en velen betreuren het nog ernstig, dat de Tweede Kamer onlangs de vestingbegrooting zoo duchtig heeft beknibbeld.
In de Eerste Kamer, waar men zich met het vraagstuk der landverdediging ook deze maand nog druk bezighield, is naar aanleiding van de houding van twee ministers bij de behandeling van die vestingsbegrooting zelfs de eendracht in het ministerie betwijfeld. Men behoefde zich niet ongerust te maken, verzekerde Minister Pierson: het Kabinet was solidair - hij gaf echter geen nadere verklaring en men mag betwijfelen of de twijfelaars overtuigd zijn geworden.
***
Buiten de eigenlijke politiek, maar toch in nauw verband er mede, staat een hoogst belangrijk bericht, deze maand uit Indië ontvangen: dat van den dood van Toekoe Oemar. Dat nieuwtje kwam zou onverwacht. Onze troepen hadden al zoolang te vergeefs jacht gemaakt op den man, onzen gevaarlijksten tegenstander in Atjeh, dat men langzamerhand gewoon geraakt was aan het denkbeeld, nog een heele poos het binnenland te moeten doorkruisen, voordat hij tot onderwerping gedwongen of gedood zou zijn. Bij een schermutseling aan de Westkust, waarheen de onophoudelijke tochten door Generaal Van Heutsz georganiseerd, hem weggedrongen hadden, schijnt Oemar gewond te zijn, en volgens verschillende berichten is hij kort daarop aan de gevolgen van zijn verwonding overleden. Laat ons hopen, dat dit onver wachte voordeel voor onze zaak, na het succes dat de jongste krijgsverrichtingen in Atjeh gehad hebben, het verzet voor goed zullen breken. Dan zal na een kwart-eeuw worstelen de bevrediging van Soematra eindelijk verkregen zijn.
***
De dood is onpartijdig: vriend en vijand maait hij weg. Onder de dooden, die men in het vaderland betreurt, verdient een man van Europeesche faam, prof. Fruin, in de eerste plaats genoemd te worden. De hoogbejaarde geleerde is geruimen tijd ernstig ziek geweest. Zijn verlies wordt gevoeld niet alleen om den schat van geleerdheid, die met hem ten grave daalt, maar ook om den grooten invloed dien zijn onderwijs op het tegenwoordig geslacht gehad heeft, een invloed die vergeleken is bij de kracht, welke van Bakhuizen van den Brink en andere groote mannen van een vorig geslacht uitging. Juist dezer dagen zou een nieuwe, vermeerderde uitgaaf verschijnen van Fruin's beroemde Tien jaren uit den tachtig, arigen oorlog, door den schrijver zelf geheel bewerkt, zoodat ook nog de drukproeven allen door hem nagezien zijn.
***
De regeering heeft een besluit genomen dat voor het aanzien der Nederlandsche wetenschap in den vreemde van geen gering belang is. Zij heeft de jaarlijksche toelage van de wis- en natuurkundige afdeeling der Koninklijke Akademie van Wetenschappen met f 2500 verhoogd, om deze afdeeling in staat te stellen, den wetenschappelijken inhoud harer verslagen zoo spoedig mogelijk in een vreemde taal (het Engelsch) uit te geven. De groote massa der buitenlandsche geleerden, die geen Nederlandsch kennen en onze taal zeker niet zouden leeren, zijn nu in de gelegenheid om spoedig en uit de beste bron kennis te nemen van de vaak zees belangrijke uitkomsten, door Nederlandsche onderzoekerr verkregen.
Actenos.