Mooi AnnieGa naar voetnoot(*)
Een Historisch Kaapsch Verhaal uit de 18e eeuw
Dat Mimi Sevenblad een mooi stuivertje bezat, dat wist haar neef Egbertus Berg, de Magazijnmeester van de Oost-Indische Compagnie, zeer wel en dat de weduwe Sevenblad kinderloos was en hij de zoon van haar eenigen broeder Oloff Bergh, dat wist hij nog beter. Geen wonder dus, dat hij het op hare centjes gemunt had. Maar de weduwe Sevenblad was, zooals men dat noemt, van middelmatigen leeftijd; er was nog geen rimpeltje op haar gelaat en nog geen grijs haartje ep haar hoofd; hare blauwe oogen tintelden nog van levensvreugde, alhoewel Mimi reeds haar deel van treurigheid en verdriet had gehad; immers, voor twee jaren had zij haren man en haar eenig jongske zien wegdragen naar het graf. Dit had haar wel geschokt; maar nu zag ze er weder frisch, zelfs bekoorlijk uit, en dat, dat had die snaaksche neef wederom gezien en toen hij dat gezien had, toen had hij zijne waakzaamheid, om zoo te zeggen, verdubbeld, want hij vreesde, dat de eene of de andere wel eens komen mocht om het hartje van de bekoorlijke weduwe te rooven en mede te nemen. Weldra bleek het dat zijne waakzaamheid niet overbodig was, want alras had bij in de oogen van den melkboer, Wolraad Woltemade zoo een tintelingetje gezien, telkens wanneer deze de melk aan Mimi overhandigde, en nu, dat het tintelingetje ook in Mimi's oog begon te flikkeren, telkens wanneer zij Wolraad in 't vizier kreeg, nu had hij zoo reeds in stilte half en half vaarwel gezegd aan tante's stuivertjes. Wel had bij getracht die liefde in Mimi's hart te versmooren; maar niets had geholpen en vandaag nog zou zij haar jawoord geven aan Woltemade, die op gindsche hoeve woonde en dagelijks met zijne melk naar de Kaapstad kwam.
Maar die dag zou alweer voor haar een dag van rouw worden. Toen Wolraad daar straks op zijn nieuw paard naar de stad reed, had hij in de baai een schip meenen te zien, dat blijkbaar aan het strand vast zat, en een oogenblik later, zag hij eene zwarte onregelmatige menschenmassa voor zich. Weldra had hij den oever bereikt en inderdaad het schip, dat hij gezien had, was gestrand. De zee was hol en geen der duizenden toeschouwers durfde het wagen de arme schipbreukelingen redding te brengen. Nauwelijks had Wolraad den toestand opgenomen, of hij had den afstand berekend, die het schip van den oever scheidde en hij was de zee ingeplonst met zijn paard. Driemaal reeds had hij den afstand tusschen het schip en den oever afgelegd en telkens had hij twee geredden, waaronder ook een kind, medegebracht, de laatste maal moest hij zijnen heldenmoed met den dood bekoopen. Hij kwam om in de golven met zijn paard... Nimmer zou hij het jawoord van Mimi Sevenblad vernemen.
Maar zij, zij zal het pasgeboren kind dat Wolraad redde en aan haar stuurde, opvoeden; zij zal het, te zijner herinnering grootbrengen en verzorgen.
Vele pogingen werden door Mimi's neef bij den Politieken Raad aangewend, opdat deze beslissen zou het kind aan eene andere vrouw ter verzorging te geven; doch Mimi behield de kleine Annie. Een onderzoek werd ingesteld om den vader van het kind te vinden; alles wat men te weten kwam, was de naam van het kind, die in het medaillon geschreven stond, dat het om den hals droeg.
Annie bleef dan ook bij de weduwe Sevenblad, die het kind eene goede opvoeding gaf.
***
Eenige jaren later; wij bevinden ons in Graaff-Reinet, een district aan de Oostelijke grens. Hier woont Frans Joubert met zijne familie. Zijn oudste zoon Piet is een kloeke jongen, die zijnen vader heldhaftig ter zijde staat in den strijd tegen de Boschjesmans, die onverzadelijke vijanden. Daareven heeft hij nog jacht op hen gemaakt. Duchtig heeft hij hen gekastijd om den diefstal dien zij voor eenige dagen in het district gepleegd hebben.
Binnen eenige dagen moet hij naar de Kaapstad. Een verre tocht!
Het was de gewoonte van Frans Joubert geweest, evenals het trouwens die der meeste grensboeren was, om eenmaal in het jaar een wagen met allerhande produkten naar de Kaap te zenden en voor de opbrengst koffie, suiker en andere benoodigdheden te koopen. Het vorige jaar had Frans het niet kunnen doen en nu moest Piet den tocht leiden. Veel ervaring en wijsheid was er vandoen om de produkten wel aan den man te brengen en de inkoopen goed te doen. Maar Piet kweet zich opperbest van zijne taak en reeds was hij vanzins na eenige dagen de terugreis naar Graaff-Reinet aan te vangen toen hij een bezoekje ging brengen aan eenen neef die te Kaapstad woonde. Daar ontmoette hij Annie, de mooie dochter van Mimi Sevenblad. Hoe het nu kwam, dat wist Piet zelf niet, maar hij vond, dat de blauwe oogen van ‘Mooi Annie’ zoo een gansch eigenaardigen glans hadden, en dat ze wel zoo diep schenen als de blauwe wateren van de Tafelbaai, die hij daar zooeven verlaten had, en wonderlijk, Annie, die nu zoo een,