Neerlandia. Jaargang 3
(1899)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
ditmaal tot viering van een jubeljaar 1874-1899. En ook een jubelfeest is het geweest. Het keurig op getint papier gedrukt programma was niet minder keurig van inhoud en Vlaamsch. Tweo mannen, allerzijds om hun degelijken smaak en knapheid bekend, hadden zich hiermede belast: Heer V.d. Heuvel van ons Nederl. Tooneel met het letterkundig, Heer Os. Roels met het muziekgedeelte. De eene helft bevatte oude liederen en wijzen uit de 13e, 15e, 16e en 17e eeuw, door een symphonisch orkest uitgevoerd of begeleid naar de kundige schikking van El. van Duyse. Geen van de talrijke nummers, aan beproefde kunstenaars als Maria Audoor en Bertha De Mey, Em. Mechiels, G. Parmentier, Lod. Ysenbrant en A.L.v.d. Heuvel toevertrouwd, lieten te wenschen over; enkel vonden wij dat Mijn Moederspraak niet in de stem lag van den zanger, wien, voor zijn heldenstem, helden- of oratorische stukken passen. Met één woord, dit feest was een buitenkansje voor fijnproevers; maar dat ook de grootere hoop der aanwezigen toegankelijk was voor zoo zuiver kunstgenot, bleek uit zijn levendige toejuichingen. Voor velen moesten het fijne stukje van Hertog Jan I: Eens meienmorghens vroeghe, dan het Ons ghenaket die Morgenster, 15e eeuw, en het lustige Jan mijne man, 16e eeuw, zoo eigenaardig door den H.v.d. Heuvel opgevat en met gevoel voorgedragen, een openbaring wezen, niet minder treffend dan de trits sonnetten van L. Ontrop en Fred. van Eeden, zoodat de kunstenaar beide malen werd weergeroepen. Uit het geheel sprak wijding; eerbied voor het verleden en den aard van ons volk, dat zooveel kunstzin legt in al zijn gemoedsuitingen; verder het edel en weldoend streven om mede te werken tot heropbeuring van dit al te lang miskende volk, met het zijn eigen wezen onder zijn zuiverste vormen voor te houden en het aldus te helpen herworden wat het was: Vlaamsch in spreken, voelen en denken. Een wenk houde men ons ten goede. Men late voortaan streng de deuren gesloten gedurende elke uitvoering, en vermijde glazengerinkel naast over en weer loopen dat van een andere bezorgdheid dan voor kunst...genot sprak. Voor dien heerlijken avond verdienen alle genoemde en ongenoemde inrichters en medewerkers instemming en dank. Dr. H. | |
Brussel.Zondag 22 Januari, om 3 uren, gaf De Distel, in de ruime zaal De Eendracht, een letterkundig en muzikaal feest. Een talrijk en uitgelezen publiek was opgekomen, hetgeen getuigt dat de faam van dit kunstgenootschap bij het Brusselsch volk hoog staat. Bij iedereen immers is de indruk van de puike feesten verleden jaar aan de werken van P. Benoit en Mestdagh gewijd, nog frisch in het geheugen. Ook Zondag 22n Januari werd ons een avond van rein en levendig kunstgenot verschaft. Het muzikaal gedeelte was bijzonder goed verzorgd. Mej. Julia De Guevara zong Langs Bloemenwegen (De Lattin) en In 't Bosch (Brandts-Buys). Zij oogstte warmen bijval. De Heer V. T' Sjoen, baszanger, ontstak de aanwezigen in geestdrift met Het Lied van den Tienden Penning en met Klokke Roeland. Onverholen bewondering verdient ook de Heer Van Stevoort, lid van De Distel, leeraar aan 't Brusselsch Conservatorium, die met zijne kapel van jonge kunstenaars verscheidene gewrochten van groote meesters ten gehoore bracht. Als redenaar trad op de Heer Od. Périer, advokaat, die sprak over het oud strafrecht in Vlaanderen. Hij wist zijn onderwerp met medesleependen humor te kleuren en te bezielen en spande gedurende ruim drie kwartieren de aandacht van het publiek Iets verrassends op dit feest was het opvoeren van een tooneelstukje Het eerste Bal, door Mejuffrouwen Bertha De Veen en Bossier van Brugge. Het stukje is uit de pen van Mej. De Veen zelf gevloeid! vlug geschreven en een heel aardige zedenschets, die iedereen aangenaam beviel. Ten slotte een woord van lof aan den Heer K. Sobry, die aan 't klavier zat. De Distel heeft weer eens, getrouw aan haar verleden, voor de Vlaamsche zaak veel degelijks gesticht. Ze treedt niet strijdend op; zij toont enkel wat we zijn en wat we kunnen. Zij leert het Brusselsch volk Vlaamsche kunst en Vlaamsche kunstenaars waardeeren. Dat is doeltreffend werk en De Distel zal het tot een goed einde brengen; want een Kring, die zulke feesten inricht, is vol gezondhefd en levenskracht. G. |
|