De scherpschutters van Zuid-Afrika
Een verhaal uit den Vrijheidsoorlog der Transvaalsche Boeren tegen het Engelsch Gezag 1880/81Ga naar voetnoot(1).
De Transvaal was een groot, uitgestrekt, gezond en vruchtbaar land; en in het Oosten van dat land, in het Lijdenburgsche was goud gevonden, en van dat goud had de toenmalige president Burgers geld laten slaan, met zijne beeltenis er op, en de Engelschen hadden dat goud gezien, en het voor echt hevonden - zóó en zooveel karaat: Toen had de Engelsche wolf honger gekregen en met een wijsgeerig hapje slokte hij het in. 't Woog wel wat zwaar maar hij had een sterke maag en kon het goed verdragen.
En zóó was het geschied. Engeland wou de Transvaal hebben en stoutweg, zonder verder omwegen proklameerde het de annexatie van de Transvaal bij het Vereenigd Koninkrijk. Maar de Boeren waren niet van plan het daarbij te laten. Daarin vergisten zich de Engelschen. Vele groote volksvergaderingen waren gehouden om tegen de annexatie te protesteeren. In de vergadering te Kleinfontein in 1879 gehouden, werd eene memorie opgesteld waarin het volk zijne vrijheid terug verzocht; die memorie werd rechtstreeks aan de Engelsche Koningin gericht. Op dit smeekschrift kwam een antwoord, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overliet; de Engelsche regeering versterkte hare garnizoenen in de Transvaal.
Toen deed het volk eene laatste poging, het zond zijne voormannen: Paul Kruger en Piet Joubert naar Kaapstad; maar ook deze zending bleef zonder resultaat. De Engelsche generaal Wolseley zeide: ‘De Transvaal blijft Engelsch, zoolang de zon boven Afrika schijnt.’
Nu wisten het de Boeren.
Nemen wij een kijkje op het erf ‘Vredenoord’ aan de uiterste grens van de Transvaal. Hier woont de grijze Dirk Kloppers, de zoon van den dapperen voortrekker Gert Kloppers. Ziet, daar zit hij op een der banken onder den lindeboom; naast hem bemerkt ge zijn vrouw Anna. Aan zijne andere zijde zit Teunis de leeuwenjager, zijn trouwe vriend. Druk worden de laatste voorvallen besproken.
Dirk heeft een zoon: Jan. Deze is het trouwe beeld zijns vaders. Daareven is hij tehuis gekomen in gezelschap van Herman Hoogerhuis, Kees Botter en de twee kinderen van Mieke, Dirk, Kloppers' oudste dochter: Arie en Lena.
Herman Hoogerhuis is een Hollander. De reislust en de zucht naar avonturen hebben hem de wijde wereld ingedreven totdat hij eindelijk bij de Tranvaalsche Boeren aangeland, een tweede thuis gevonden heeft bij Dirk Kloppers. Kees Botter behoorde eveneens tot het huisgezin van Kloppers; hij is een geboren Afrikaander uit Natal. Sedert verleden jaar is hij bij Dirk opgenomen en nu wordt hij als een zoon des huizes behandeld.
Arie is ruim dertien jaar, Lena ruim twaalf. Hij is groot voor zijn leeftijd, zij is tenger. Bij hem is alles vroolijkheid en leven, zij heeft een ernstig maar schrander en aanvallig gezicht. Sedert vier jaren is zij reeds blind; vandaar die droeve trek op haar gelaat, vandaar dit stille in zich zelf gekeerde wezen.
Jan brengt nieuws mede uit PotchefstroomGa naar voetnoot(1). Een klein oproer is daar uitgebroken ter gelegenheid van het betalen der belastingen. Een Boer wilde niet betalen; zijn ossenwagen werd vóór het gouvernementskantoor gebracht om publiek verkocht te worden; maar de Boeren haalden hem ongestraft uit de handen der Engelschen en brachten hem terug aan den eigenaar.
Wij zijn in de laatste dagen van November. Het is vandaag bijzonder druk geweest bij Dirk Kloppers; het stond den ganschen dag niet stil van bezoekers. De dagen waren onrustig; onbedriegelijke voorteekenen verkondigden den naderenden strijd. Fluisterend werd er in de groote voorkamer gesproken over den toestand der zaken. Kees Botter had zijn ooren goed open al werd er gefluisterd, en toen de avond van dezen drukken, woeligen dag aangebroken was en al de huisgenooten reeds ter ruste waren gegaan, toen sloop Kees Botter voorzichtig de achterdeur uit, naar de open plek in het nabijgelegen bosch en dáár, dáár bij den Engelschen Majoor, ging hij voor een weinig goud zijn volk, zijn land verraden. Stil sloop hij weder het huis van Dirk in, maar niet zóó stil was zijn stap of iemand had hem toch gehoord en die iemand was Lena de blinde, en toen, eenige dagen daarna, zij met Kees Botter alleen in de voorkamer was en eene pen over het papier hoorde glijden toen had ze gevraagd wat hij daar deed maar hij had geantwoord: ‘Niets; ik snij eenige houten snippertjes,’ en toen was hij weg gegaan. Zij echter had geene snippertjes hout op den grond gevonden, maar wat ze wel gevonden had, dat was de pen die op de tafel was