[Benoorden Moederijk (vervolg)]
vreemde luchtstreek worden overgeplaatst; dat dáárom alleen reeds het bezit van koloniën een verkwikkenden invloed heeft op een volk.
***
Maar wie koloniën heeft, moet, tegenwoordig vooral, zijn best doen om ze niet te verliezen - men kan zich spiegelen aan het voorbeeld van Spanje. En zoo is het van hoog dat er eindelijk grondige verbetering komt op Atjeh, waar de opstand nu al het vierde van een eeuw aan ons gezag knaagt, èn aan ons prestige. Want ook onder de volkeren van den archipel dringen langzamerhand zekere begrippen door; het islamismus roert zich ter dege in den laatsten tijd, het verjagen van de Spanjaarden uit de naburige eilanden kan niet zonder invloed blijven, en onze macht in Indië berust grootendeels op ons zedelijk overwicht.
In dit verband moet het ten zeerste toegejuicht worden dat de regeering in Den Haag en de regeering te Batavia eindelijk geneigd schijnen, de gedragslijn die sedert eenigen tijd tegen de opstandelingen op Sumatra gevolgd wordt, te blijven volgen. Generaal van Heutsz, die reeds met zooveel succes op de oostkust en de noordkust van Atjeh was opgetreden, wordt nu in staat gesteld, onzen voornaamsten tegenstander, Toekoe Oemar, opnieuw aan te tasten. Dat kost geld en bloed, maar alleen door het verzet geen oogenblik met rust te laten, is er kans het voor goed te breken.
Wie weet hoe spoedig we dan de bevrediging van Atjeh kunnen vieren - ten laatste! - en dat zal een betere aanleiding tot feestvieren zijn dan de herdenking der inneming van den Kraton, waartegenover immers de opstandelingen met heel wat meer recht het 25-jarig jubileum van hun verzet tegen ons gouvernement zouden mogen vieren!
***
Van een jubileum sprekend, denk ik aan dat van mevrouw Theo Bouwmeester, die nu veertig jaar aan het tooneel verbonden is. Onlangs, zoo vertelt een ‘interviewer’ kreeg zij in haar woning aan de Leidsche kade te Amsterdam een oud handschrift toegezonden: een rol uit De Blinde, drama in vijf bedrijven. Op het geelgeworden schutblad deze aanteekening, onder de rolverdeeling voor een opvoering in den Rotterdamschen Schouwburg aan den Coolsingel: ‘Julia, oud 6 jaar - Doortje Bouwmeester.’ Dat was in '58. De tijden zijn aardig wat veranderd, en verbeterd, sedert die dagen toen de tooneelgezelschappen beurtelings een zeker gewest ‘afliepen,’ en het publiek het tooneel maar nemen moest zooals het was, maar omgekeerd de tooneelisten niet weinig te klagen hadden over gebrek aan waardeering en eerbied, van de zijde van het publiek.
Nu is het feest van mevrouw Bouwmeester door een hartelijk en dankbaar gestemd publiek meegevierd.
***
Gerard Keller is den 9en van deze maand vrij plotseling te Arnhem overleden. Men maakte zich juist gereed den 70en verjaardag van dezen beminden letterkundige te vieren - o.a. zou hem het eerelidmaatschap van den Nederlandschen Journalistenkring aangeboden worden - en voor de meesten kwam het doodsbericht onverwacht, daar Keller in den laatsten tijd wel zwak was, maar zijn eigenlijk ziekbed slechts zeer kort heeft geduurd
Hij was den 13en Februari 1829 geboren en maakte zich al vroeg naam als novellist. Met Mr. C. Vosmaer richtte hij het tijdschrift De Tijdstroom op, waarin hij een rubriek Pluksel begon, die tot heden toe in den Spectator wordt voortgezet. Ook van dat tijdschrift, nog heden ten dage een van de invloedrijkste, was Keller mede-oprichter. Hij schreef daarin van 1861-64 de vlugmaren. Van novellen en schetsen zijn wellicht het meest bekend: De Geschiedenis van een dubbeltje en Het Servetje. waarin hij in humoristischen trant zijn herinneringen aan het Gezelschap Oefening kweekt Kennis te boek stelde. Maar vooral als hoofdredacteur van de Arnhemsche Courant heeft Gerard Keller groote diensten bewezen aan de letterkunde: hij was een van de eerste - in een tijd toen rederijkerij en bombast maar al te vaak voor stijl doorging - die eenvoudig goed Nederlandsch durfde schrijven, en hij heeft dat in vaak voortreffelijke dagbladartikelen tientallen van jaren volgehouden.
Actenos.