Iets over het ‘Wien Neerlandsch Bloed.’
Aan de Redactie.
In Uwe Uitgave van het Maandblad Neerlandia van Il. September, onder het hoofd Benoorden Moerdijk en in verband met Hare Majesteit Koningin Wilhelmina's troonbestijging, las ik, tot mijne verwondering, hoe het zoo saaie (?) Volkslied Wien Nederlandsch Bloed verdrongen werd door het meer aandoenlijke Wilhelmus van Nassauwen.
Maar zoude het mij nu vergund zijn, Heer Redakteur, U, of Uwen Correspondent te vragen, als volgt:
1o Met welk recht werd bij die gelegenheid en misschien wel bij vroegere gelegenheden dat oude, heerlijke Volkslied van den grooten Tollens, dat alreeds zóó lang door echte Vaderlanders gezongen werd door U of anderen veroordeeld, verdrongen en in Uw maandschrift aan de algemeene minachting prijs gegeven en wie toch gaf U en mijne Landgenooten het recht zulks te doen?
2o Was het ooit gehoord, dat een beschaafd volk één enkel van zijne eigene nationale liederen had aangevallen en verworpen?
3o Wanneer andere Natiën, zooals Duitschers, Franschen, Engelschen, enz., er roem op dragen meer dan één Volkslied te bezitten en verbeffen, waarom zouden de Hollanders niet even goed eene eere-plaats mogen toekennen aan het Wien Neerlandsch Bloed nevens het Wilhelmuslied?
4o Is het Wilhelmuslied van eenige traditioneel-historische waarde voor iederen Hollander, hoe zoude men dan een ander zoo plechtig Vaderlandsch lied van even groote muzikale waarde als het Wilhelmus als saaiGa naar voetnoot(1) durven te brandmerken, wanneer het vooral in het laatste couplet van datzelfde Wien Neerlandsch Bloed verstaan wordt van den Allerhoogste zijne rijkste gaven en zegeningen voor Holland's Souverein, Land en Volk plechtig af te smeeken?
Wel zoude men in onze tijden van Modezucht naar Veranderingen in plaats van Verbeteringen, te recht mogen uitroepen: ‘Toen gij, o onvergetelijke Tollens meendet aan het land, dat ge liefhadt, eenen dienst te bewijzen met aan deszelfs Volk een fraai en opwekkend lied te schenken, kondet ge nimmer droomen, dat Uw geschenk na Uwen dood door Uwe Landgenooten als saai zou bespot en onder de voeten vertreden worden!’
Ik heb de eer te zijn, enz.
Hoogachtend,
Ook een Vaderlander.
Johannesburg (Z.A. Republiek)
26 Nov. '98.