[Nederland's plaats in Europa (vervolg)]
Dan ook zijn de kleine landen in den regel blijvende bewakers van de vrijheid van gedachte, spreken en handelen.
Hoe ook beschouwd, 't is noodig dat zij als nationale eenheden bestaan blijven, als vrienden van vrijheid en wereldbeschaving, en vijanden van eentoonigheid in leven en denken.
Van deze landen is, naast Zwitserland, geen ons meer verwant dan Holland, met zijn groot verleden en zijn goed geordende en verfijnde beschaving. Werd op Holland gewelddadig een vreemde hand gelegd, dan zou dit zoowel hier te lande als in Amerika diepe verontwaardiging wekken. Wij hebben in de 17e eeuw onzen strijd tegen Holland (die niet zeer wijs of rechtvaardig was van onzen kant, gelijk de heer Gardiner heeft aangetoond) maar sinds dien hebben wij in toenemende wederkeerige vriendschap en achting geleefd. En ook de steeds vermeerderende handelsbetrekkingen vereenigen de beiden landen. Onze Amerikaansche vrienden, die de Pilgrim Fathers beschouwen als de voornaamste, zoo niet de eenige stichters der groote Republiek, koesteren voor Nederland een bijzondere vereering. Werd op Nederland een aanval gewaagd, dan mogen wij veilig voorspellen dat Engeland en Amerika rekenschap zouden vragen.
Nederland heeft daarom een belangrijke plaats in Europa en zal deze, naar wij vertrouwen, menschenleeftijden lang behouden. Het is een geheel op zichzelf met een eigen leven; met grooten rijkdom, door geduldigen ijver vergaard, welke alsnog niet geleid heeft tot gemeenheid of oneerlijkheid. Het had sterker kunnen ijzn, indien de eenheid met België was bewaard, doch daar daar dat niet kon zijn, is het misschien des te vrijer geweest in het ontwikkelen van zijn eigen beschaving. Het volk heeft een hoog begrip van burgerplicht en vreedzaam handeldrijven. Pretmakers mogen het in Holland vervelend vinden, en zelfs de welwillend-gezinde opmerker zou wenschen dat sommige dingen er anders toegingen; maar de beschaafde Nederlander, met zijn boeken en muziek, zijn schilderijen en zelfs zijn uitstekenden wijnkelder, is zoo ver van stilstand als de bewoner van eenig land.
Eerbied voor de eenheid en onafhankelijkheid van Nederland - zoo besluit de schrijver zijn opstel - behoort een voorwaarde te wezen van elk algemeen verdrag of iedere overeenkomst door de Europeesche mogendheden gemaakt.
Want het is duidelik, dat een volk met zulk een verleden en zulk een toewijding voor het streven naar de hoogste beschaving, een goede toekomst te gemoet gaat, en ook aan de wereld in 't algemeen veel belooft.’