Heeft Nederland de Kaap verkocht?
Nederland heeft ondubbelzinnige blijken gegeven van sympathie voor de Zuidafrikaansche stamgenooten. Na den Jameson-inval nog, werd op het initiatief van de Nedl. Zuidafrikaansche Vereeniging een kapitaal van 120,000 fr. verzameld, waaruit de taalstrijd, dit is de strijd tot handhaving van hun zelfstandigheid, gevoerd door onze Zuidafrikaansche staamgenooten, zou gestemd worden. Dat was vanwege een klein volk een groote daad. En toch ontbreken ze niet diegenen die de sympathie van thans iets of wat hespottelijk of verdacht vinden, daar Nederland in 1814 de Kaap toch heeft losgelaten, ja, erger: verkocht. Dat zou werkelijk een zeer erge beschuldiging zijn in dien de naam verkoop toepasselijk was op de overeenkomst in gemeld jaar gesloten tusschen Nederland en Engeland. Dat vraagstuk uit de Nederlandsche koloniale geschiedenis heeft de heer Heeres, Hoogleeraar aan de Indische Instelling te Delft, willen oplossen. De lezing daarover door hem in April 1897 in de maandvergadering van de maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden gehouden, werd uitgegeven door De Bussy, Amsterdam-Pretoria.
Van verkoop zou er alleen spraak zijn, indien Nederland de macht had gehad of de gelegenheid om de Kaap voor zich te behouden.
De prins van Oranje was uit zijn landen verdreven geworden, had de wijk naar Engeland genomen en had aan dit land de bescherming van de Nederlandsche koloniën opgedragen. Toen na den val van Napoleon de wereldkaart herzien werd, werd België bij Holland gevoegd, waarover Willem I als koning zou heerschen. Engeland behield, behalve andere Nederlandsche koloniën, de Kaap.
Heeft Nederland de macht gehad om dat te beletten? Daar kan niet eens spraak van zijn.
Heeft het de gelegenheid gehad om de Kaap weer te krijgen?
Uitgaande van de stelling, dat het evenwicht van Europa en Nederland, krachtig genoeg om zich zelf staande te houden, besloten de mogendheden in 1814 aan Holland toe te voegen, de landen begrepen tusschen de zee, de Fransche grens van thans en de Maas, terwijl de grenzen op den rechteroever zouden getrokken worden naar de krijgsvereischten van Holland en zijn naburen. Maar er moest voorzien worden in de verdediging van den nieuwen Staat; daarom werd een overeenkomst gesloten tusschen den vorst van Oranje en den koning van Engeland, waarbij deze laatste zich verplichtte tot het betalen van 2,000,000 pond sterl. voor de verdediging van den nieuwen Nederlandschen Staat; en een maximum van 3,000,000 pond sterling ter voorziening in de verdere kosten, die in overleg met de Mogendheden door de partijen zullen worden geregeld om de vereeniging van België met Holland te versterken onder de heerschappij van het Huis van Oranje. Ter wille van deze verbintenissen stemt Willem I er in toe aan den koning van Engeland af te staan: de Kaap de Goede Hoop, Demerary, Essequebo, Berbice. Willem I had niet de vrije beschikking over de sommen door Engeland te betalen; de wijze waarop de gelden zouden besteed worden, werd uitdrukkelijk omschreven. Nu is het alleen de quaestie, na te gaan of aan Nederland de gelegenheid geboden geworden is om de Kaap terug te krijgen. Die teruggave hing uitsluitend af van de edelmoedigheid van Engeland. Professor Heeres stelt vast door uittreksels van brieven, in 1813 en 1814 gewisseld tusschen Willem I, Gysbert Karel Van Hogendorp. Fagel, ambassadenr van Nederland te Londen, Van Nagell, minister van buitenlandsche zaken, lord Castlereagh, minister van buitenlandsche zaken van Engeland en nog andere Staatslieden, dat Gysbert Karel van Engeland verwachtte de teruggave zonder voorbehoud van alle Nederlandsche koloniën in de drie werelddeelen; dat Van Nagell die later eischte en zijn ontslag nam, toen de onderhandelingen van den gezant Fagel
leidden tot den afstand van de Kaap en andere Nederlandsche koloniën; dat Willem I aanvankelijk wel gehoopt heeft, dat Engeland alle Nederlandsche koloniën zou terug geven; dat Engeland evenwel, van toen de onderhandelingen voor de overeenkomst van 1814 bepaald geopend werden, duidelijk heeft laten blijken dat het van geen teruggave van de Kaap wou hooren; dat Willem I, Falck, Fagel hebben berust in den afstand omdat ze meenden te moeten wijken voor een dwang die onoutkoombaar was en meenden dat te moeten doen in 't belang van 't vaderland. Het was een gedwongen afstand; Engeland was volkomen meester van den toestand en heeft Nederland de keus niet gelaten om de Kaap te behouden. Dat blijkt helder uit de door Professor Heeres aangehaalde bescheiden, die dan ook zijn oordeel wettigen: Nederland heeft de Kaap niet verkocht.