Neerlandia. Jaargang 2
(1898)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAntwerpen.In de laatste vergadering van het Algemeen Nederlandsch Verbond, afdeeling Antwerpen, is de wensch uitgedrukt en gestemd, dat in 't vervolg onze vertakking zich zal onthouden van inmenging in de werkdadige politiek. Deze beslissing is genomen tengevolge van de laatste gebeurtenissen te Antwerpen, toen onze afdeeling zich verplicht heeft gezien hare plakkaat tegen twee Anti-Vlaamsche candidaten in te trekken, en dit uit rechtvaardigheidsgevoel. Zij had namelijk in hare plakkaten tegen die Heeren een alinea geschreven, die al hare leden moest aanmanen om tegen die candidaten | |
[pagina 6]
| |
te stemmen, zoolang zij niet hadden teruggetrokken de voor de Vlamingen beleedigende woorden, in eene Waalsche meeting gezegd.
Het afleggen van zulke verklaring scheen zóó onmogelijk, dat geen enkel Vlaming geloofde, dat zij ooit zou gekomen zijn. Ze zou immers wijzen op gemis aan alle gevoel van eigenwaarde bij die Heeren, die zichzelf daardoor waarlijk prijs zouden geven aan bespotting, om niet sterker te spreken.
De verklaring kwam echter, hoe ongerijmd het bij het eerste zicht ook schijne; maar wanneer men weet, dat de Vlamingen zoo eensgezind en krachtdadig waren opgetreden, dat bedoelde kandidaten den provincieraadszetel, waarvan ze gedroomd hadden, stilaan verdwijnen zagen, is het, bij menschen die niet zeer nauw zien, eenigszins te verschoonen.
De meerderheid der leden van het A.N.V. vermeenden nu, plichts- en eerlijkheidshalve, stellend strengbegrepen politieke eerlijkheid even hoog als grondbeginselen, in 't openbaar akte te moeten geven van de verklaringen die Heeren, alhoewel iedereen vrij latend vóór of tegen te stemmen. De meest voortvarenden echter onder de leden achtten absolutie onmogelijk voor menschen, die ons zoozeer beleedigd hadden, tevens de meening uitend, en terecht, dat zulk een verklaring, met het mes op de keel afgedwongen, niet vooor klinkende munt mocht aanvaard worden. De meerderheid stemde voor de onthouding, en vandaar eenige wrijving, die men in 't vervolg wenscht te vermijden door niet meer op te treden in zulke spannende omstandigheden als een kiesstrijd.
Jammer is het, dat het optreden van ons, Vlamingen, voor het behoud onzer zelfstandigheid, een politieken schijn moet krijgen, want het is juist in kiezingstijd, dat ons optreden het meest gewicht hebben kan.
In ieder geval mogen wij, Vlamingen, victorie zingen, want het rugplooiend kruipen veor de Vlamingen van beide Heeren, leden van de associatie, is geen kleine zegepraal voor de Vlaamschgezinden. Verheugend mag het tevens heeten, dat de Liberalc Vlaamsche Bond van Antwerpen, waar vroeger de besluiten in Vlaamschen geest met de ijzers moesten gehaald worden, om zoo te zeggen eenparig is opgetreden om verzet aan te teekenen tegen de kandidaturen van de beide ongelukscandidaten, en dat daar zeker het besluit zou genomen geworden zijn, dat heel de Bond zich outhouden zou op de namen dier beide Heeren, alhoewel op ééne lijst staande met de candidaten van de vereenigde Liberalen, zoo die Heeren hunne belofte niet hadden afgelegd. Er ontbrak nog een boetekleed en een stroohalm om de vernedering van beide candidaten het noodig decorum bij te zetten. Om den juisten warmtegraad te hebben van de opgewondenheid onzer Vlaamsche strijders, zij het voldoende een paar brokken aan te halen uit de meesterlijke en waardige redevoering, door Pol de Mont in de algemeene vergadering van den Liberalen Vlaamschen Bond uitgespreken, en die meermaals door stormachtig applaus afgebroken werd. Hij begon met zijne verwondering uit te drukken over de bekeering der Heeren Ciselet en Meunier, die binnen den tijd van juist twee maanden zóódanig waren ‘omgeoostakkerdGa naar voetnoot(1)’ of ‘omgescherpenheuveldGa naar voetnoot(1)’, dat zij zoo opeens, uit kiesbelang, aan de pomperijen van het franskiljonism verzaakt hadden, en de belangen hunner candidatuur zoodanig stelden boven de vroeger zoo opgevijzelde belangen van de Ligue wallonisante. - ‘Hun latere daden, ging spreker voort, zullen wij weten te toetsen aan hun verklaringen, en dat zij weten, dat wij op onze hoede zijn, want als een vlammend zwaard zal hun verklaring boven hun hoofd hangen, gereed om te vallen, zoo zij ontrouw zijn aan 't eens gegeven woord. Men verwijt ons, gaat dichter de Mont voort, dat wij, Vlamingen, slechte Liberalen zijn, daar wij liever voor een Vlaamschgezinden socialist zouden stemmen dan voor een Anti-Vlaamschen Liberaal; maar, roept hij uit, eenvoudig uit kiesbelang, hebben verleden zondag te Verviers 6000 liberalen voor de katholieken gestemd. En hoe moet men dan de Walen van Luik beoordeelen, die toebehooren tot de Ligue Wallonne van die stad, die luidop verklaren nooit te zullen stemmen dan alleen voor hen, ze mogen dan Liberaal heeten of Katholiek of Socialist, die de gekke vragenlijst onderschrijven, door voormelde Ligue uitgezonden, en waarin de schandelijkste beleedigingen voor de Vlamingen voorkomen. Wie is er schuld, vraagt spreker verder, dat er tweedracht heerscht te Antwerpen, ofwèl de Hoogepriesters, die ons kandidaten als Ciselet en Meunier opdringen, zonder eenige noodzakelijkheid, daar de Walen vast minder belachelijke candidaten konden kiezen, ofwel wij, die de verontwaardiging roepen over menschen, die ons op bloedige wijze gehoond hebben? Dat men het ééns en vóóral voor gezegd houde, roept de redenaar te midden van geestdriftige toejuichingen uit, dat wij het vast besluit hebben genomen nooit ofte nimmer meer onze stem te zullen geven aan menschen, die blijk hebben gegeven van vijandelijke gezindheid tegenover de Vlamingen. Vandaag roept men onze eerlijkheid in, en we kunnen niet anders handelen dan onze vijandelijkheden staken tegenover menschen, wien wij, om zoo te zeggen, ons woord verpand hebben, en zijn woord breekt een Vlaming nooit...’ De uitslag der kiezingen is geweest, dat de Walen met drie henderd stemmen minderheid achter aan de lijst kwamen. Men oordeele wat het zou geweest zijn, zoo ze niet door hunne verklaring de verbittering gestild hadden. Het geval heeft echter zijn vruchten gedragen te Antwerpen. De staatkundige partijen zullen begrijpen, dat zij eerst en vooral met de Vlamingen af te rekenen hebben. Voor de provinciekiezing waren het dan nog alleen burgers boven de dertig jaar, die hun stem mochten uitbrengen. De gemeentekiezingen staan echter vóór de deur, aan welke verrichtingen het jonger geslacht ook deelneemt, en, men weze ervan overtuigd, het zal sterk staan op zijn rechten en krachtdadig hen bestrijden, die op welke wijze ook de Vlaamsche zaak zouden kunnen schaden. Johan.
*** | |
Vlaamsche wacht
| |
Koninklijk Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen.Onze voorgaande aflevering deelde de moeilijkheden mede, die opgerezen waren en die de uiteindelijke zegepraal van het Vlaamsch kunstbeginsel in de Muziekschool van Antwerpen nog in den weg stonden. Maanden lang heeft een gespannen toestand geheerscht en met angst vroegen de Vlamingen zich af of ze dan toch Benoit zouden behouden aan 't hoofd van de school, die zijn schepping was en die hij had weten op te voeren tot een Hoogeschool voor de Muziek. 't Was dan ook met verruimde borst, dat we den 26 Juni, juist op den dag van het Gelijkheidsfeest te Brussel, in het Staatsblad het koninklijk besluit lazen, dat de Muziekschool van Antwerpen verheft tot Koninklijk Vlaamsch Conscrvatorium; den 29n volgde daarop de benoeming van Benoit tot bestuurder. Het Staatsblad heeft ook het reglement van de Muziekschool afgekondigd en dat reglement schenkt Benoit alleszins bevrediging. Op kunstgebied is hij in zijn school onverdeeld heer en meester; de bevoegdheid van den Bestuurraad van de School strekt zich alleen uit over het geldelijk beheer en stoffelijke aangelegenheden. Geen leeraars kunnen voorloopig benoemd worden als ze niet door een examen bewezen hebben, dat ze de Nederlandsche taal volkomen machtig zijn. Ook de Secretaris, dien men Benoit, naar het schijnt, wou opdringen, zal hem geen aanstoot geven: een ander persoon is benoemd. Einde goed, alles goed. Laat ons nu maar juichen, dat we ditmaal de zege volkomen hebben thuis gehaald; aan de School een verhoogden bloei toewenschen onder 't bestuur van Benoit, die nog lang voor onze kunst moge werkzaam zijn. |
|