Neerlandia. Jaargang 2
(1898)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAlgemeen Nederlandsch Verbond.Als uitvloeisel van het jongste Taal- en Letterkundig CongresGa naar voetnoot(1), in 1897 te Dordrecht gehouden, werd besloten tot de oprichting van een Algem. Nederlandsch Verbond, waarvan de strekking is, om overal waar prijsgesteld wordt op Nederlanderschap en Nederlandsche taal, die voorliefde aan te wakkeren en zoo mogelijk te steunen. Wij hebben in samenkomst en briefwisseling gelegenheid gehad kennis te nemen van de beginselen, het doel en de inrichting van dit Verbond. In 't kort kunnen wij daaromtrent mededeelen, dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||
het bestaat uit drie groepen, nl. Nederland c.a., België en Zuid-Afrika. Die drie groepen zijn volkomen zelfstandig in de keuze der middelen, om plaatselijk naar den geest van het verbond, te werken; zij hebben dan ook eigen bestuur, maken eigen reglement, vormen eigen afdeelingen, kortom zijn volmaakt onafhankelijk van elkander. De onmisbare eenheid echter in streven en geldmiddelen wordt verkregen door een Hoofdbestuur, saamgesteld uit vier leden voor iedere groep. Het Hoofdbestuur dus, heeft de algemeene leiding en beoordeelt als zoodanig de middelen en credieten door de groepen voorgesteld. Voor Nederland zijn drie van de vier leden verkozen, ul. Professor H. Kern. te Leiden, als voorzitter, Mr. W. de Ridder, alg. penningmeester en Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, alg. secretaris, de beide laatsten te Dordrecht; voor België Prof. Paul Frédéricq, Prof. Jules Obrie en H. Meert, te Gent en Dr. Max Rooses, te Antwerpen. De leden voor Zuid-Afrika kunnen nog niet worden Opgegeven. Wel is uit de bladen bekend, dat het groepsbestuur aldaar bestaat uit de Heeren: Fr. W. Reitz, Dr. F.V. Engelenburg, F.W.H. Dubuy, R. Gregorowski, Smuts, J. van Alphen, G.A.A. Middelberg, J. Zulch de Villiers, F.J. Domela Nieuwenhuis, Valter en Dr. H. Reinink in de ZuidAfrikaansche Republiek; Jan Hofmeijr, Dr. W.J. Viljoen, Dr. Hoffman, Prof. P.J.G. de Vos. Ds. Lion Cachet, Ds. A. Moorrees, en B.H. de Waal in de Kaap-Kolonie; Dr. Brill en Meiring in den Oranje-Vrijstaat, te samen 20 leden, waarvan 10 Hollanders en 10 Afrikaners. In de Concept Statuten is het doel van het Verbond aldus omschreven:
En de middelen waardoor het zijn doel tracht te bereiken, zijn:
Men zal hieruit ontwaren dat het programma van het Verbond in zeer veel opzichten volkomen overeenstemt met hetgeen onze Vereeniging zich speciaal voor Zuid-Afrika ten taak heeft gesteld en, voor een deel niet zonder goed gevolg heeft ten uitvoer gebracht. De optreding van het Verbond zou dus de vraag kunnen deen rijzen of in het kleine Nederland plaats is voor twee Vereenigingen van dien aard; men moet echter niet vergeten dat onze Vereeniging slechts eenzijdig en wel uitsluitend voor Zuid-Afrika werkt, terwijl het Verbond een meer algemeene strekking heeft, waarbij ook de belangen van Nederlandsch Indië, de Vlaamsche landon en van alle oorden in den vreemde waar Nederlanders gevestigd zijn, in 't oog zijn gehouden. In andere opzichten is de werkkring van het Verbond meer beperkt dan de onze. Wij zijn dan ook van meening, dat nu het Bestuur van het Verbond ons zijn steun aanbiedt, wij dien dankbaar moeten aanvaarden, overtuigd dat onderlinge samenwerking dikwijls mogelijk en wenschelijk zal zijn. Het vertrouwen in onze Vereeniging, dat uit de briefwisseling met het Bestuur spreekt, geeft uitzicht op een goede verstandhouding. Wellicht zal het op den duur noodig blijken, dat op het gebied van Zuid-Afrika ieders taak nauwkeurig omschreven worde; wellicht zal ook in sommige gevallen, door vereende krachten, meer tot stand kunnen worden gebracht, dan door ieder afzonderlijk. De ervaring zal leeren, op welke wijze de samenwerking zal moeten worden geregeld. Wij meenen echter nu reeds met ingenomenheid de optreding te mogen begroeten van een Verbond dat aan de zaak, die ook wij voorstaan, ten goede zal komen en dat reeds dadelijk heeft te kennen gegeven zich te willen aansluiten bij ons streven. De samenstelling van het Afrikaansche groepsbestuur, waarin Afrikaners en Nederlanders gelijkelijk vertegenwoordigd zijn, levert het bewijs dat aldaar in den strijd tegen het Engelsch als overheerschende taal, één lijn wordt getrokken. De namen der bestuursleden, den lezers van onze Verslagen voor 't meerendeel bekend, waarborgen een ernstige opvatting van de taak die zij op zich namen, en geven de zekerheid dat aan de oprichting van het Verbond, in Zuid-Afrika groote waarde wordt gehecht. Wij honden ons overtuigd dat de pogingen, om ook buiten Zuid-Afrika de aansluiting van Nederlanders in den vreemde te bevorderen, bij hen op allerlei wijze de herinnering aan moederland of land van afstamming levendig te houden of te versterken en daardoor de belangen van den Nederlandschen stam te dienen, weerklank zullen vinden bij velen onzer leden en dat menigeen zich gedrongen zal voelen, door toetreding tot het lidmaatschap van het Algemean Nederlandsch Verbond, hieraan zijn steun te geven.’
Wij verhengen ons zeer in de boven uitgedrukte gevoelens van het Bestuur v.d.N.Z.A.V. en kunnen verzekeren, dat, wanneer die Vereeniging een beroep zal doen op onze medewerking, we deze niet onthouden zullen. |
|