Hoffmann von Fallersleben.
Naar aanleiding van het voorgaand artikel door Jul. Sabbe aan de nagedachtenis van Hoffmann von Fallersleben gewijd, brengen wij, om der waarheid wil, volgend gedicht dat van breeder belangstelling onder de Vlamingen getuigt dan onze lezers naar het slot van bedoeld artikel zouden kunnen aannemen. Het verscheen in het destijds nog bestaand tijdschrift: Dicht- en Kunsthalle.
Groet uit Vlaanderen.
‘Naar 't Oosten willen wij varen’
Uit Vlaand'renland, ten verren strand
En roemend onze stemmen paren
Bij die der dichte broederscharen
Ten feest gestroomd op Helgoland.
Aanhoor ze meê met welgevallen,
Want bij dit heuglijk hooggetij
Daar 't nageslacht bij duizendtallen
Vereenigd laat uw naam weerschallen
Behoort het dankbaar Vlaand'ren bij.
o, Minlijk Dichter, nooit volprezen,
Gij zijt van d'ed'len één geweest
Die 't volk zijn toekomst hebt gewezen
En bij wier lied, de taal, verrezen,
Weer uitstraalt eigen aard en geest.
Het wapen aan uw' hand ontgleden
Wij voeren 't kloeker nog dan ooit;
Weldra ook is de strijd gestreden,
Herleeft ons glorierijk verleden
En bloeit het zaad door u gestrooid.
o, Dan, dan kan het Volk weer zingen
Wien moed tot zingen lang ontzonk.
Zijn zangen zullen streelend dringen
Tot hem wien zij tot eere klingen
Die Vlaand'ren ‘hand en herte’ schonk.
Sept. 1892.
Dr Haller.