Dood van Lodewijk Be Hondt.
Uit Brussel vernemen wij het overlijden van den heer L. De Hondt, raadsheer in het Verbrekingshof.
De heer De Hondt was een der allerbekwaamste en geleerdste leden der rechterlijke macht in België. Hij was den 23n April 1828 te Brugge geboren en vergat nooit, dat hij een Vlaming was.
Hij trad in de magistratuur als rechter, in den tijd dat de Vlamingen nog niet beschermd waren door de taalwet van 1873 en vòòr het gerecht in 't Fransch werden behandeld Al wat in zijne macht was, stelde De Hondt in 't werk om dien wraakroependen toestand te milderen.
In 1842 was de vertaler van ons Burgerlijk Wetboek, de dichter Ledeganck, gestorven. Wie zou zijn voortzetter zijn? In dien tijd waren schier al onze rechtsgeleerden Franschgezind of onverschillig voor de rechten der Vlamingen.
De jonge De Hondt nam die zware erfenis over en in 1859 bezorgde hij de 4e uitgave van Ledeganck's werk met bijvoegingen en beknopte uitlegging van de Belgische wetten, welke aan het Burgerlijk Wetboek wijzigingen hebben toegevoegd Reeds in 1868 en herhaaldelijk later werd dit zoo nuttig werk herdrukt.
In 1867 had De Hondt de vertaling geleverd van ons nieuw strafwetboek en in 1870 schonk hij ons de vertaling van ons Militair Wetboek.
Hij werkte sedert jaren aan eene geschiedenis der zoogezegde taalgrieven in den Hollandschen tijd, van Waterloo tot aan de Belgische omwenteling van 1830. Het is te hopen, dat zijne opzoekingen niet zullen verloren zijn en dat hij reeds het handschrift van zijn boek heeft kunnen voltooien. Kalm, scherpzinnig, onpartijdig en tevens warm Vlaamsch- en Nederlandschgezind als hij was, kon hij beter dan iemand het licbt der historische waarheid over dat zoo verkeerd beoordeeld tijdvak der regeering van Willem I laten schijnen.
In 1886 benoemde hem de heer Minister de Moreau onder de achttien eerste leden der Koninklijke Vlaamsche Academie; doch hij zond zonder aarzelen zijn ontslag aan den minister, geërgerd als hij was door de stelselmatige uitsluiting der liberalen.
Toen in 1897 de groote meerderheid der raadsheeren van het Brusselsch Verbrekingshof een vertoogschrift aan den Senaat zond tegen de taalwet De Vriendt-Coremans, weigerde de heer De Hondt zich bij die ongepaste en onbillijke betooging aan te sluiten.
De Hondt, die gedurende eenige jaren voorzitter was der Gentsche Afdeeling van het Willemsfonds, telde niets dan vrienden, want de geleerde Vlaamsche jurist was een der beminnelijkste menschen, die men denken kan. Zijne nagedachtenis zal lang in eere blijven.
(Volksbelang).