dampte geweldig uit zijn pijp, terwijl hij voor zich uitkeek. Eindelijk verbrak hij de stilte, zeggende: ‘Jong mensch, dat betreur ik voor u. Maar als ge nu als rechtsgeleerde de Republiek trouw en eerlijk dient, dan behoeft dat geen onoverkomelijk bezwaar te zijn.’ Daarop reikten de twee elkaar de hand en de President had nooit meer over het onderwerp gesproken.
Dat zulk een openbaring, als ze waarheid behelsde, 't gemoed van een zoo diep godvruchtig volk als de Boeren moest schokken, is licht te begrijpen en nog gemakkelijker, dat de vijanden van den Staatssecretaris met gretigheid van dat wapen tegen hem zouden gebruik maken. Wat dan ook gebeurde.
Den 5 Januari verscheen Land en Volk, het Hollanderhatend blad, met een artikel: Ik geloof in geen God, waarvan de bedoeling natuurlijk was den Staatssecretaris hatelijk te maken.
Welnu, de mededeeling van de Hollandsche Revue is eenvoudig onwaar en 't is niet zonder belang, dat praatje uit de wereld te helpen. Destijds werd het na de verschijning van de H.R. door een broeder van Dr. Leyds in de Hollandsche bladen beslist tegengesproken. De Volksstem heeft Dr. Leyds zelf er over ondervraagd, die niet minder beslist heeft ontkend. De Volksstem-man heeft zich ook tot den President gewend, die verklaarde dat Dr. Leyds, op een vraag naar zijn godsdienstige gezindheid, geantwoord had, dat hij behoorde tot de Hervormde Kerk, maar niet orthodox was. Dat was de waarheid, waaraan we, omdat het niet zonder gewicht is, een plaats geven.