tegen dat wegwerpen van ons nationaal eergevoel, verdient de heer Borgesius een woord van waardeering.
De waardigheid van Nederland is daardoor bevorderd, - een betere toekomst voor onze Nederlandsche geleerden heropend. Het grievende uit het verledene was niet ongedaan te maken. Maar dat de Minister, tegen de naijverigheden in professorale kringen in, het gevoel van eigenwaarde van ons land op wetenschappelijk gebied weder in eere heeft hersteld tegenover den vreemde, zal algemeen een aangenamen indruk maken.
En hoe noodig 't was, dat Nederland weder bewijs gaf van zulk gevoel van eigenwaarde, blijkt uit hetgeen men ons juist een paar dagen geleden schreef uit een der voornaamste Duitsche academiesteden.
‘Een Hollandsche Medicus - zoo schreef men ons nl. - was hier dezer dagen in gezelschap met de professoren... (hier volgden de namen van een paar der eerste mannen op dat gebied daar te lande). Toen de vervulling van de vacature te Groningen ter sprake kwam, liet een der hoogleeraren zich er zeer geringschattend over uit, dat men ten onzent telkens Duitschers [...] noemde. De goeden, zei hij, gaan spoedig weer weg; [ma]ar 't zal net zoolang duren tot ze er tegen een [aan]loopen, dien we hier te lande niet gebruiken kunnen, [...] daarmee blijven ze dan zitten. En - voegde hij er [...] - als hij wordt benoemd, die nu gezegd wordt de [uitv]erkorene van de Groninger faculteit te zijn, dan [hou]den ze hem.’