Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Flaminganten en de Beschaving.De Vlaamsche beweging heeft in het jaar 1897 zulke gewichtige zegepralen behaald, dat onze vijanden ongerust beginnen te worden over haar vorderingen. Ook is het met eene ware woede, dat franskiljonsche bladen ze te keer gaan. Niet alleen zijn het de bladen, die daarvan een ware specialiteit hebben gemaakt, La Chronique, Le Soir, La Gazette, die dag aan dag op de flaminten los gaan, met de domste en ook de gemeenste argumenten; ook ernstiger bladen als de Etoile Belge, die in vroeger tijden de Vlamingen niet ongenegen was, uiten zich nu in volstrekt vijandigen geest. Voor eenigen tijd reeds had de Etoile met genoegen enkele overwegingen overgenomen uit den Journal de Bruxelles betrekkelijk het Nederlandsch in het onderwijs. Zoo had bewust blad geschreven: ‘Indien men het middelbaar en hooger onderwijs in Vlaanderen derwijze inricht dat de kennis van het Fransch voor vele jongelingen alleen maar een weeldeartikel wordt en ophoudt hun gewone en bijzonderste taal te zijn, kunnen er voor hen en voor het land de treurigste gevolgen uit voortspruiten; Fransch, Engelsch, Duitsch, maken de groote geestelijke verkeersmiddelen onder de volkeren uit. De kennis van een dier talen is voor den mensch voldoende om in een nauwe betrekking te blijven met de hoogste beschaving in de wereld; maar die kennis is onontbeerlijk voor de volken, waarvan de taal maar door een klein aantal menschen gesproken wordt. Dat is 't geval met de VlamingenGa naar voetnoot(1). Alle politiek die er naar zou streven het gebruik van het Vlaamsch te bevorderen ten nadeele van het Fransch zou ongunstig zijn voor het aankweeken van de keur van de bevolking, waarover we spreken.’ - De schrijver bedoelt de hoogst ontwikkelden onder ons - volk. Daar voegde de Etoile Belge nog eenige sombere beschouwingen aan toe. In een artikel van 30 September Flamands et Flamingants komt ze daarop terug, en hierin worden de flaminganten de ergste vijanden van het Vlaamsche volk genoemd. Het is van belang enkele beschouwingen uit dat artikel aan te halen. ‘Onder voorwendsel de gelijkheid te herstellen willen de flaminganten voorrechten.’ Het blad vergeet die voorrechten aan te wijzen. Heel het streven van de Vlaamschgezinden ligt opgesloten in de leus ‘In Vlaanderen Vlaamsch.’ Zoo willen ze in hun eigen taal onderwezen, bestuurd, gevonnist worden. Opdat ze in eigen taal bestuurd en gevonnist zouden kunnen worden eischen ze dat ambtenaren en magistraten de volkstaal kennen. Wat is daarin onbillijk? Verder willen ze 't maatschappelijk leven in 't eigen land vervlaamschen. Maar zonden ze dan 't recht niet hebben over eigen lot te beschikken en zich goedsmoeds moeten onderwerpen aan de dwingelandij van een vreemde taal? ‘Het is billijk, dat de Vlamingen bestuurd en gevonnist worden in hun taal.’ - In 'tzelfde artikel staat te lezen: ‘Tengevolge van de onlangs gemaakte wetten zijn de openbare ambten moeilijker toegankelijk voor de meeste Waalsche burgers. Dat is een euvel en een onbillijkheid.’ - Zonderling! Men erkent, dat de Vlamingen in eigen taal moeten bestuurd worden; maar de eisch, dat de Walen, die naar een openbaar ambt in Vlaanderen staan, het Nederlandsch zouden kennen, is onrechtvaardig! Dat is franskiljonsche logika! ‘Het is billijk dat de Vlaamsche taal in eere gehouden worde in Vlaanderen en dat alle Belgen ze leeren.’ - Maar hoo zal de Nederlandsche taal in Vlaanderen in eere gehouden worden, wanneer naar het inzicht van de schrijvers van de Etoile Belge, een vreemde, de Fransche, boven haar moet tronen? De volkstaal wordt thans door de hoogere standen, die aan de samenleving bewindsmannen, regeeringspersonen en ontwikkelden leveren, niet in eere gehouden en die misstand heeft geen ander oorzaak dan dat die standen een volkomen verfranschte opleiding genoten hebben en nooit eenig degelijk onderricbt in de eigen taal hebben gekregen. Zoolang het Fransch de omgangstaal bij die standen blijft, zullen die standen met minachting vervuld blijven voor de volkstaal. Die minachting bestaat en zal alleen verdwijnen met de opheffing van de verfransching van een gedeelte, een kleine minderheid, van onze bevolking. Daarom streven de Vlaamschgezinden naar de vervlaamsching van ons maatschappelijk leven. Het krachtigste hulpmiddel daartoe is een vervlaamscht onderwijs. Maar die vervlaamsching van ons maatschappelijk leven zien de franskiljons met leede oogen en vandaar hun heftigen strijd tegen het vernederlandschte onderwijs. In dien strijd zijn alle wapens goed; onzin 't liefst. Luister naar deze bewering: ‘Van het Vlaamsch de voertaal en de grondtaal van het onderwijs maken is de studiën tot een gewissen achteruitgang doemen.’ De menschen, die dat schrijven, moeten toch een scherp doorzicht hebben en een kloek redeneervermogen bezitten. De studiën in Vlaanderen zullen niet deugen als het Fransch niet het voertuig is. Een dergelijke bewering kan alleen berusten op het vaste geloof, dat aan het Fransch een geschiktheid tot het aanbrengen van kennis eigen is, die het Nederlandsch niet bezit; bijgevolg op de meening, dat het Nederlandsch niet een voldoenden trap van beschaving en ontwikkeling bereikt heeft om te kunnen dienen tot voertuig bij het onderwijs. Immers buiten dit dilemma kan men niet: ofwel het Nederlandsch is te weinig ontwikkeld en in dat geval zijn we 't met den schrijver eens, dat het als voertaal moet gewraakt worden; ofwel het is geschikt om de leerlingen, de studenten kennis, veelzijdige kennis, àlle kennis aan te brengen, en wat kan er dan, als grondtaal, tegen aangevoerd worden? Nu bij een mensch, aan de antipoden, die geen Nederlandsch kent, zouden we twijfel omtrent de geschiktheid van het Nederlandsch als onderwijstaal kunnen verstaan. Maar Brussel ligt buiten Europa niet! Pas een paar uur van de Hollandsche grens; en een Belg, al is het nog een nederlandschonkundige Waal, zal toch kunnen aannemen, dat benoorden den Moerdijk een beschaafde en misschien wel eenigszins een naar den eisch van de moderne beschaving ontwikkelde taal gesproken wordt. A priori, wanneer hem de Nieuwe Rotterdamsche Courant of het Nieuws van den dag in handen vallen, met hun soms zes dubbele bladen, waarin de Etoile Belge schuilevinkje kan spelen, zou hij zich verzekerd kunnen houden, dat een land, waar dergelijke bladen verschijnen en kunnen verschijnen, zich toch moet verheugen in een niet geringe beschaving. En als hij dan redeneervermogen bezit, zou hij allicht op de gedachte komen zijn bewering: alleen het Fransch kan mijns inziens een degelijke onderwijstaal zijn in België, te toetsen aan 't onderwijsboleid in Noord-Nederland. Wat is daar toch de onderwijstaal? Wel, precies dat Nederlandsch, dat voor België gewraakt wordt en zulks van den laagsten tot den hoogsten trap! Vreemde talen worden er zoo degelijk mogelijk onderwezen, maar als vreemde talen. En zijn de studiën in Noord-Nederland nu minder degelijk omdat de eigen taal, die ook de onze is, er het voertuig is in gansch het onderwijs? Waren er de studiën minder degelijk, dan zou het land onvermijdelijk ver bij ons in beschaving achterstaan. Maar wie nu op de hoogte zijn van de beschavingstoestanden, weten zéér goed dat het allesbehalve zoo is; die weten zeer wel, dat moest men de vergelijking tusschen onze beschavingstoestanden on de Noordnederlandsche maken, deze wel eens beschamend voor ons zou kunnen uitvallen! Het moct dus wel zijn dat het Nederlandsch, ook onze taal, een volkomen geschikt voertuig is tot het aanbrengen van kennis. Anders zou vooral het Hooger Onderwijs in Noord-Nederland de degelijkheid niet bezitten waarom het beroemd is: Nederlandsche geleerden zouden dan niet door vreemde Hoogescholen tot het geven van leergangen uitgenoodigd worden (Prof. Tiele te Edinburgh) of aan vreemde Hoogescholen als professoren aangesteld worden. Die eer valt aan de onze niet zoo dikwijls te beurt, hoeveel de Etoile zich op onze culture française moge laten voorstaan, want zegt ze: ‘Enlevez au Flamand la culture française, et vous l'isolez au milieu de l'Europe. Cet isolement serait pour lui la ruine et la mort. Il serait le lépreux de la cité d'HosteGa naar voetnoot(1).’ - De | |
[pagina 6]
| |
schrijver bedoelt ‘de la vallée d'Aoste (Aosta)’ maar maakt met echt Fransche snedigheid - waarvoor men onze bewondering vraagt! - een boosaardige zinspeling op onzen dapperen strijdgenoot, Julius Hoste van 't Laatste Nieuws. De Noordnederlanders zullen tengevolge van hun onderwijsstelsel zeker wel die melaatschen zijn!!! Dat dergelijke onzin in een Fransch-Belgisch blad - een ernstig dan nog - kan verschijnen, geeft al een zeer treurig denkbeeld van het peil, waarop die op vreemde leest geschoeide pers staat. Ware 't doorzicht van den schrijver even groot als zijn vijandigbeid tegen onze taal, dan zou hij, bij een weinig nadenken, aldra inzien, dat een abnormaal onderwijs, met een vreemde voertaal, van den Vlaming moet maken, wat hij vreest. Waarop komt het onderwijsstelsel neer, waar de Vlaming het slachtoffer van geweest is na 1830? Hierop: men liet den jongen Vlaming naar school komen om hem te leeren lezen - in zijn taal omdat het niet anders kon. Maar niet zoohaast had hij leeren lezen of men maakte van die kennis gebruik om hem te zetten tot de studie van een vreemde taal en niet in zijn eigen taal, waarin hij had leeren lezen, zouden hem voortaan kundigheden aangebracht worden, maar wel in de vreemde, die tot voertuig zou strekken voor alle vakken van 't onderwijs; ik wil het aan eenig verstandig man in de wereld vragen, die niet door vooroordeel - waar hij zijn voordeel moet bij zoeken - verblind is, of dat redematig is! Maar laat me uw voorstellen om dat stelsel toe te passen op den jongen Waal. Laten we hem naar de school lokken om hem te leeren lezen in zijn taal; maar dadelijk wanneer hij daarin zal hebben leeren lezen, zullen we hem Nederlandsch doen leeren en dat Nederlandsch zal het voertuig worden voor heel zijn volgend studieleven. Zeg, zult ge me niet een gek noemen? Voorzeker en 'k zou 't verdienen. Maar een onderwijsstelsel, dat voor de Walen niet past, is niet minder ongerijmd voor de Vlamingen. Wel zal men en kan men wijzen op het onontbeerlijke van de kennis van het Fransch in een land met een geographische ligging als het onze. We nemen die noodzakelijkheid aan en willen ook Fransch leeren. We kunnen het doen zonder daarom de gansche opleiding van ons volk op een verkeerde leest te schoeien. Het beschavingsargument, tegen ons gebruikt, vervalt dus volkomen, daar we bij onze Noorderburen het afdoend bewijs vinden, dat men, met een normale, gezonde, op de volkstaal steunende opleiding, een volkomen beschaafd, en vooral niet minder beschaafd volk kan zijn dan wij. Niet minder, maar zeer zeker meer, vooral in ruimer mate dan wij, zijn onze Noorderburen beschaafd. Bij hen treft men den misstand niet aan, zooals bij ons, dat een gedeelte van de maatschappij, een zeer kleine minderheid, maar juist de ontwikkelde, beschaafde minderheid, door een vreemde taal van het volk gescheiden is, zoodat er geen geestelijke gemeenschap bestaat tusschen die ontwikkelde minderheid en de lagere standen, wat dan ook voor de laatste een noodlottige achterlijkheid teweegbrengt; want in ieder beschaafd land zijn het de ontwikkelde standen, die door voorgang en invloed en geestelijke gemeenschap het geestesbrood bereiden voor de minderen en alzoo 't algemeen verstandelijk peil doen stijgen. Bij ons is dat beschavingswerk onmogelijk tengevolge van de verfransching, die wel genieten kan van de vruchten van de Fransche beschaving, maar op eigen bodem tal van uitingen van de beschaving onmogelijk maakt, omdat deze, den steun en de deelneming van die standen missende, niet tot stand kunnen komen en daarom altijd buiten 't bereik van den minderen man blijven. Zonder de verfransching van de hoogere standen zou er continuïteit bestaan in de algemeene beschaving van ons volk in een door zijn taal; en elementen, die we voor eigen hoogere ontwikkeling noodig hebben, zouden we onder dergelijke omstandigheden allerbest kunnen ontleenen aan de Fransche, Engelsche, Duitsche beschaving evenals onze Noorderburen het doen. Het Fransch brengt ons dus niet de beschaving: het staat die in den weg! |
|