Nederland en België.
(Ingezonden).
Nu Nederlands en Belgiës grootere naburen door beschermende rechten voor vele fabrikanten en kooplieden de concurrentie zeer moeielijk, ja dikwijls onmogelijk maken, is het handelsterrein in beide landen zeer beperkt. De weinige uitgestrektheid bemoeielijkt de uitbreiding der zaken. Hoe dit te verbeteren?
Wanneer men de geschiedenis kent van Nederland, dan weet men dat ons land slechts een deel uitmaakt van de Nederlanden, reeds door Keizer Karel V tot één rijk vereenigd. Vanwaar komt dus onze tegenwoordige toestand? Omdat men het lichaam der Zeventien Nederlanden in drieën gedeeld heeft: in Nederland, België en Luxemburg. Het gevolg is dat, terwijl de Zeventien Nederlanden alles in zich vereenigden, waardoor zij gelijkstonden met Engeland, Frankrijk, enz., thans, na die deeling, elk land, in één woord gezegd, te klein is.
De drie kleine landen (Noord-Nederland, België en Luxemburg) verkeeren in den toestand van een verminkt lichaam. Hoe is die toestand te verbeteren? Zeer veel door een Tol-Verbond tusschen Noord- en Zuid-Nederland (Nederland en België). Wel zegt men dikwijls dat de belangen van België geheel anders zijn dan die van Holland; het heet: België als industrieel land heeft behoefte aan beschermende rechten, Holland als handelsstaat, aan vrijen handel; België is katholiek, Holland voor twee derden protestant. Wij willen eerst eene vergelijking maken.
De vereenigde koninkrijken, Engeland, Schotland en Ierland, onder eene kroon, bestaan feitelijk uit drie volken, welke meer van elkander verschillen in taal, zeden en godsdienst als Noord- en Zuid-Nederlanders (of Hollanders en Belgen). Alzoo zou men ook moeten zeggen: de belangen van het katholieke Ierland en van het industriëele Schotland kunnen niet samengaan met de belangen van het handel- en scheepvaartrijke Engeland. Maar integendeel, het driemanschap van Groot-Britannië en Ierland heeft het gemaakt tot hetgeen het nu is, de grootste zeevarende natie en eene der machtigste op industriëel gebied.
België is een industriëel, thans meerendeels liberaalkatholiek, land en bezie daarbij de steeds vooruitgaande koopstad Antwerpen; de handel en scheepvaart van die stad is meer dan die van Amsterdam of Rotterdam. Alzoo heeft België dus ook zijne handelsbelangen.
België was vroeger meer voor vrijen handel dan Holland, getuige bij ons het vroegere differentiëele stelsel.
België een Tol-verbond met Nederland sluitende, bekomt een terrein alwaar het de Engelsche- en Duitsche industrie kan weerstaan; de uitgebreidheid van het Tolgebied is dan natuurlijk, terwijl de scheiding Noord- en Zuid-Nederland tot twee halve Staten heeft teruggebracht, die elk datgene in zich hebben wat de andere helft mist.
Waarom zou het Tol-Verbond Holland en België niet dezelfde welvaart kunnen doen genieten? En waarom zou het belang van het Zuiden voor de industrie anders zijn dan in Schotland on Ierland.
Het belang van Holland en België is tegenover elkander geheel anders dan tegenover andere rijken. Te zamen vormden zij de Nederlandsche natie. Onder het voortbestaan der twee koningen en der beide regeeringen vormen zij, bij opheffing der tolgrens, het voor één geboren land der Zeventien Nederlanden. Hunne roeping is dezelfde, zij moeten zooveel als kan samengaan, dan zal de Noordelijke scheepvaart en handel gevoed worden door de Belgische industrie. Die industrie wordt gebaat door de koloniën, handel en scheepvaart van Noord-Nederland. Vergelijken wij nog eens Groot-Britannië en Ierland met Holland en België als in een Tol-Verbond; beiden hebben industriëen, kolen en ijzermijnen, handel en scheepvaart met koloniën. Ergo, zij verkeeren in hetzelfde geval. Maar ligt niet juist daar de grootste oorzaak der scheiding?
Het was niet alleen omdat België katholiek was, neen, ook Ierland en een groot deel van Schotland is katholiek, en waarom heeft Enropa dat ook niet van Engeland gescheiden?
Eene der voornaamste redenen was daarin gelegen, dat onze oude mededinger niet kon zien, dat de Nederlanden na hem de eerste koloniale zeemogendheid der wereld waren. Hetzelfde Engeland, dat zoo dikwijls voor de Zeven Provinciën de vlag had moeten strijken, kon geen concurrentie dulden van de Zeventien Nederlanden en was wellicht bevreesd daartegen in de toekomst niet opgewassen te zullen zijn. Een handvol Zeeuwen, Hollanders en Friezen hadden reeds zoovele malen zijn vloten vernietigd. Zelfs had Noord-Neêrlands vlag eens bij Chattam en Londen op den Theems gewapperd en de vereenigde vloten van Engeland en Frankrijk tot driemaal toe hunne vlaggen doen strijken voor Michiel Adriaensz. de Ruiter, en wat zouden dan zeven millioen Nederlanders hebben kunnen doen, welke nu reeds tot negen millioen zijn aangegroeid.
Ziehier den vooruitgang der Engelsche handelsmarine van 1811-1830 en van 1830-1878:
|
Jaren. |
Stoomvaart. |
Tonnen. |
Gem. Tonnenl. |
1811 tot 1830 { |
1811 |
1 |
25 |
25 |
1811 tot 1830 { |
1820 |
56 |
8,300 |
148 |
1811 tot 1830 { |
1830 |
315 |
33,500 |
107 |
|
na 1830 { |
1840 |
824 |
95,800 |
116 |
na 1830 { |
1850 |
1350 |
187,600 |
138 |
na 1830 { |
1860 |
2357 |
500,200 |
214 |
na 1830 { |
1880 |
3796 |
1,202,100 |
317 |
na 1830 { |
1878 |
4826 |
2,317,000 |
480 |
De Britsche handelsvloot meer dan 20,000 groote vaartuigen tellende, houdt omstreeks 200,000 man bezig. De oorlogsmarine telt 250 kielen, waaronder vele ijzeren schroefstoombooten, waarvoor zij 50,000 man tot bemanning noodig heeft.
De Nederlandsch-Indische oorlogsvloot bestaat heden uit 139 zoowel groote als kleine schepen, buiten de op stapel staande, en waaronder schepen 1e klasse als de Atjeh, Koningin Emma, Tromp, Michiel Adriaensz. de Ruiter, enz.
Wanneer nu Noord-Nederland alleen, met bijna vier millioen inwoners eene dergelijke macht heeft, welke macht konden dan negen millioen Hollanders en Belgen hebben?
De vooruitgang der Engelsche handelsmarine dateert hoofdzakelijk na 1830, na den val van het Nederlandsche rijk.
Daarbij kwam dat de Zuid-Nederlandsche industrie voor Engeland gevaarlijk werd, het kostte dus wat het wilde, bij de eerste gelegenheid moesten de Nederlanden gescheiden worden.
De oorzaken der ontevredenheid in België, zooals b.v. over de taal, waren minder belangrijk, want hadden Engeland en Frankrijk, na de veldslagen bij Hasselt en Leuven, ons niet tegengehouden, dan ware de opstand gedempt en zou twintig jaren later tot de onmogelijkheden behoord hebben. Ook zou zonder Engeland en Frankrijk nimmer een opstand zijn uitgebarsten. De Staat, die altijd zoo eerlijk handelt (denkt aan de Transvaal) en welke ons nog kort geleden heeft doen zien, hoe hij bezegelde traktaten eerbiedigt, lag dus op de loer, gedachtig aan den luipaard.
Helaas, de door Engeland en Frankrijk aangestookte onlusten, in 1830, gaven de gelegenheid aan Frankrijk om de in het Noorden tegen Fransche overheersching gelegden dam op te ruimen en zich daardoor later des te beter op Duitschland te kunnen werpen.
Te laat zagen velen wat de eigenlijke reden was, maar het feit was voldongen.
Het Tolverbond tusschen Holland en België zal echter aan Engelands berekeningen voor een groot deel den bodem inslaan. Onder twee vorsten en twee regeeringen zal in het Tol-Verbond het rijk der Zeventien Nederlanden herleven. De handelshuizen behomen terrein over negen millioen zielen, de landen zullen niet meer te klein zijn. Die twee landen voor één geboren, zullen elkander geheel kunnen voeden. Engeland, Duitschland en Frankrijk zullen zij kunnen missen.
Ook Erankrijk bloeit door de samenwerking van zijne industrie, handel en scheepvaart.
Men neme dus de tolgrens tusschen Holland en België geheel weg, en dit, gevoegd bij de sluiting van een of- en defensief verbond, zullen Holland en België even krachtig zijn in vrede en oorlog als Engeland en Frankrijk.
Beide laatsrgenoemde landen zijn grooter; daarvan dan ook dat de handelshuizen en fabrieken, grooter terrein hebbende om zich te ontwikkelen, algemeene welvaart genieten.
Hoe staan toch vele fabrieken en handelshuizen hier te lande en België er mede, en hoe is hun toestand? Zoo spoedig hun fabrikaat of hunne waren de grenzen