plaats van inheemsche woorden niet door vreemde te laten innemen. Daarbuiten zijn we niet alleen machteloos, maar moeten elk vreemd woord als taalverrijking beschouwen.
Dit is het geval met abonnement en redacteur, want inschrijving beteekent souscription of soumission, opsteller is iemand die brieven, enz. opstelt. De Hollander zegt en schrijft paraplu, horloge; de Vlaming zegt paraplu, horloge. maar schrijft, wat hij nooit zou durven zeggen - regenscherm en zakuurwerk. Wie is de redelijkste?
De spotternijen der Chronique kunnen slechts vat hebben op personen die van taalontwikkeling en taalgeschiedenis al niet meer weten dan de Chroniquemannen zelf.
Wij hebben overigens beter werk te verrichten dan de Hollanders om eenige vreemde woorden te beschimpen nl, zelf onze taal te leeren.
In plaats van hij zeide schrijven we hij zegde, een vorm die nooit of nergens in onze taal bestaan heeft; in plaats van in de bres staan zeggen we op de bres staan naar het Fransch; wij putten aan een bron, in plaats van uit een bron, weer naar het Fransch. Wie in goed Nederlandsch wil zeggen: sous le rapport de la langue cette revue laisse beaucoup à désirer, zal dit wellicht zoe doen:
Deze revue laat in opzicht van taal veel te wenschen over. Wij zouden zeggen: Dit tijdschrift laat onder opzicht van taal veel te wenschen, wat misschien beteekenen kan, voor zooveel het iets beteekent: sous la surveillance de la langue cette rovue permet beaucoup de désirer.
Waar is nu het Niam-Niamsch? En wat baat het dat onze volzin uitsluitend uit Nederlandsche woorden bestaat? Of wat schaadt het dat in den correcten Neder landschen volzin het Engelsche woord revue voorkomt, welk woord, ofschoon op zijn Fransch vervormd, in het Fransch al zoo vreemd is als in het Nederlandsch?
Een taal maakt men niet, vormt men niet op een kunstmatige wijze. Een vakwoordenboek evenmin. Het wordt en groeit uit de toestanden en de omstandigheden. Dit niet zien en zich aan 't fabriceeren zetten, is zijn tijd verliezen.
Ik zou het zeer betreuren, indien het nieuws waar was dat de Vlaamsche Academie ons een vakwoordenboek van de krijgstaal moet koken of brouwen. Maar ik hoop dat de Academie ontzag genoeg zal hebben voor de wetenschappelijke reputatie van België om zich aan zulk een werk niet te wagen.
Er blijft ons niets anders over dan het bestaande Nederlandsche vakwoordenboek te gebruiken zooals het is.
Aan onze vijanden, die ons tegenwerpen, dat het dan der moeite niet waard was om te veranderen, kunnen we antwoorden: ‘dat is onze zaak, en wij weten waarom wij er vrede mogen mede hebben; indien, volgens uw eigen bekentenis, de verandering slechts op een onbelangrijk verschil neerkomt, waarom maakt ze U dan woedend?’
Met beleefden groet,
J. Vercoullie.
***
Die brief wijst ons duidelijk aan wat we te doen hebben in zake de vaktaal voor de Schutterij: doodeenvoudig die van onze Noorderbroeders over te nemen. Uit de doorloopend gebezigde taal bij het drillen, onderrichten enz. kunnen wel veel nuttelooze basterdwoorden geweerd worden; maar de eigenlijke vakwoorden - die trouwens internationaal zijn - moeten blijven. Laten we dus niet aan 't vertalen en aan 't knoeien gaan, aan 't aaneenflansen van woorden, die wel bewijzen kunnen dat onze taal zich daartoe leent, maar die nooit iemand gebruiken zal evenmin als regenscherm en zakuurwerk. Daarom geen krijgershuizen, heermannen enz. zooals men reeds aan 't samenstellen is, die wel uit Nederlandsche elementen bestaan, maar die niemand, buiten den schepper en enkele ingewijden begrijpt of ooit gebruiken zal. Dan zal het er op aan komen zich op de hoogte te stellen van de Noordnederlandsche krijgstaal. Hiervoor staan ten dienste:
De Recrutenschool; f 0,39; bevat de grondslag van het onderricht, tirailleeren, gymnastiek, enz.
De Compagnie- en Bataljonschool; ieder f 0,36; voor den troep in grooter verband.
Als handleidingen bij het onderwijs kunnen dienen:
Leiddraad tot het theoretisch onderwijs van den soldaat bij de Infanterie; f 0,16;
Leiddraad voor het onderricht van den Infanterist in den Velddienst; f 0,16;
Betrekkelijk den wapenhandel:
Het Voorschrift (1896); f 0,40; heeft betrekking op de schietoefeningen bij de Infanterie.
Grondslag van het onderricht bij het wapen der Infanterie, f 0,20.
Het Voorschrift betreffende den Revolver en de daarmede te houden schietoefeningen; f 0,18;
Betrekkelijk de lichaamsoefeningen:
Handleiding bij de Gymnastische oefeningen, f 0,24.
Voorschrift voor de schermoefeningen bij de Infanterie, f 0,40.
Voorschrift op den pionierarbeid der Infanterie, f 0,40.
Al deze werkjes zijn te verkrijgen bij de Gebroeders Van Cleef, Den Haag.
Deze enkele inlichtingen werden ons verstrekt door den Heer W. Kool, Kapitein Ingenieur, Breda, ons geacht medelid. We danken hem van harte.