De Germaansche Beschaving.
Op de prijsuitdeeling van onze Vlaamsche Athenaea moet de gebruikelijke redevoering beurt om beurt in 't Fransch en in 't Nederlandsch uitgesproken worden. Dit jaar zou het op 't Athenaeum te Gent een Nederlandsche rede zijn. De redenaar, de Heer Van Hauwaert, sprak over de ontwikkeling van de Germaansche beschaving en den invloed van de studie van die beschaving op de opvoeding van de jeugd. Een zeer belangrijke rede, waarvan wij, om hun gewicht, betrekkelijk den geest waarvan ons Vlaamsch onderwijs zou moeten doortrokken zijn, hier de hoofdgedachten willen meedeelen.
In de Belgische opvoedingsgestichten wordt de studie van de beschaving en het leven der GErmanen volkomen verwaarloosd; men beperkt zich bij het oppervlakkig onderwijs van het alledaagsche gebruik der moderne talen.
Nochtans verdient de studie der ontwikkeling der Germaansche volkeren, waartoe wij toch behooren en die eene zoo voorname plaats innemen, volle waardeering.
Het is een dwaling te beweren dat de Romeinen in deze landen den grondslag tot de beschaving gelegd hebben: die bestond er. Enkele volksstammen, de Goten o.a. hadden zich zelfs in de eerste eeuw onzer tijdrekening zóo zeer ontwikkeld, dat hunne taal kon wedijveren met het Sanskrit en zij te dien tijde mochten bogen op een aantal wijsgeeren en geleerden, die door Latijnsche en Grieksche geschiedschrijvers van dien tijd, door de vijanden van hunnen stam dus, met den grootsten lof vermeld werden. De Germanen bezaten overigens eenen grooten aanleg tot het schoone. De volksstammen hadden met hun dichterlijk gemoed eene heerlijke mythologie geschapen, waarvan de gestalten de idealen uitdrukken van schoonheid, reinheid, deugd en dapperheid. Grootsche feiten en heldendaden gaven aanleiding tot liederen, welke uit het hart des volks ontsproten, door het volk ontwikkeld, gebracht werden tot de bewonderenswaardige ontluiking der Germaansche poëzie bij de Skandinaven in de Edda, de Angelsaksers in Beowulf, de kustbewoners der Noordzee in Goedroen, bij de Franken en Burgonden in het Nevelingenlied.
Deze heldendichten, in de middeleeuwen eerst opgeteekend, vertoonen, wel is waar, talrijke sporen van den invloed van het christendom en het ridderdom, doch de hoofdkenmerken van den stam hebben ze behouden met de eigenaardigheden der Germaansche zeden en gevoelens, verpersoonlijkt door helden als Hildebrand en Hagen, Gunther en Siegfried of tot ideaal verheven in figuren als Goedroen, Kriemhilde of Brunebilde.
Het christendom, door de Romeinen hier ingevoerd, ontwikkelde de geestesgaven van het volk en dien weldadigen invloed kan men nagaan bij het beschouwen van het werk door de talrijke geleerden uit Groot-Britannië verricht, door den Germaanschen vorst Karel den Groote gewrocht, en verder door de verschillende volksstammen tot stand gebracht. Eenige dier stammen verdwenen, andere ontwikkelden zich tot het huidige bezit van eene wereldmacht.
Indien intusschen Italië en Griekenland voortdurend daalden, bleven in Oost-Europa het Grieksch en in het Westen het Latijn overwegend. Doch met de volkeren ontwikkelden zich de tongvallen, en allengs moesten de klassieke talen wijken voor de vooruitgaande beschaving en de nieuwere begrippen, die ze niet meer konden uitdrukken en voortaan werden ze doode talen.
De ‘Renaissance’ vermocht ze niet in een nieuw leven te doen herbloeien. Het volk nam een steeds grooter aandeel aan het geestesleven, en uitte zich op eene eigenaardige wijze, meer strookende met natuur en waarheid, eenvoudiger en treffender tevens. In Groot-Britannië, waar het volk zich van zijne macht zoo zeer bewust was en zich het vrijst kon ontwikkelen, ontstond uit den aandrang naar eigen leven een Shakespeare, die eene nieuwe, moderne richting in 't leven riep, welke bij alle ontwikkelde natiën beroemde navolgers deed optreden.
In Duitschland naar zijn voorbeeld, weerde Lessing den uitheemschen invloed van den vaderlandschen bodem en toonden Herder, Goethe, Schiller hoe de oude kunst met de moderne gedachten meesterlijk kon verbonden worden. De wetenschap, in het algemeen, nam eene krachtige vlucht, nu de geest, ontdaan van de enge kluisters, waarin het Latijn hem weerhield, vrij zich kon uiten en doordringen in al de standen van de samenleving. De talen ontwikkelden zich zoo dat van de drie internationale letterkunden, de Germaansche volken er twee bezitten, de Engelsche en de Duitsche, en de Germaansche denkers en vernuften op velerlei gebied als baanbrekers of voorlichters optreden. Ontvangen zij soms zekere aandrangen van andere natiën, dan weten ze die tot eigenaardige uitingen te vervormen met al de kenmerken van hun eigenaardig genie, om dan op hunne beurt den grootsten invloed uit te oefenen. De geschiedenis der Vlaamsche schilderkunst, de plaats door de Duitsche wetenschap veroverd, de nieuwe richting aan de muziek door Wagner gegeven, de jonge dramatische school, door Ibsen het treffendst verpersoonlijkt, staven ten volle dit beweren.
Met welk voordeel voor de algemeene opvoeding zou van dit alles kunnen partij getrokken worden bij het onderwijs.
De beschouwing der ontwikkeling der Germaansche beschaving geeft reeds stof te over om de jeugd edele gevoelens en zedelijke begrippen in te prenten. De studie der letteren daarenboven verschaft aan de leeraars de gelegenheid om de Germaansche deugden te doen uitkomen; de trouw, gastvrijheid, den eerbied voor gezin en vaderland en de zucht dier volken naar vrijheid en onafhankelijkheid tot voorbeeld te stellen.
Daarbij zouden zij het oordeel der jongelingen beter kunnen scherpen en door eene grondige studie der talen medewerken tot algemeene verbroedering der volkeren en algemeenen vooruitgang.
Aan die studio dient in onze onderwijsgestichten dus eene ruimere plaats toegekend te worden om de opvoeding der jeugd, nu bijna uitsluitend naar de zuidelijke school geleid, te voltooien met de lessen gegeven door het Noorden, dat uitmunt door het hooge gewicht der wetenschap, de uitgebreidheid van het taalgehied, de verheven en zedelijke strekking van een eigenaardig, krachtig Germaansch leven.
Onze Fransche dagbladen hebben zich enkel vergenoegd den naam van den redenaar te vermelden. Het was beneden hunne waardigheid beschaafd Nederlandsch te begrijpen. De langdurige toejuichingen echter, die de flinke taal des sprekers uitlokte, is een treffend bewijs dat het talrijk publiek geestdriftig instemde met de zienswijze van den verdienstelijken leeraar en de nieuwe richting te geven aan het onderwijs in de Germaansche talen.
W.
(Volksbelang).