Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIIIe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, gehouden te Antwerpen. - 1896.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De talrijke gediplomeerden die ieder jaar de Hoogeschool verlaten en zich over alle deelen van het land verspreiden, staan door hunne kennis en hunne algemeene ontwikkeling boven de middelmaat van de bevolking. Het is niet alleen door het bouwen van bruggen, door het verzorgen van zieken, door raadgevingen in gerechtelijke zaken dat zij aan de bevolking diensten bewijzen. Ook door hun dagelijkschen omgang met minder bevoorrechten oefenen zij een heilzamen, beschavenden invloed uit, en dragen zij bij tot de verspreiding van de kennis en van den wetenschappelijken geest dien zij uit de Hoogeschool hebben medegebracht. De rijke verzamelingen der Hoogescholen, waarvan vele den naam Museum verdienen, zijn bijna zonder uitzondering toegankelijk voor het publiek; zij brengen tallooze begrippen en gedachten in een aanschouwelijken vorm in eenieders bereik, en wekken belangstelling op voor de wetenschap. In de laatste jaren hebben de Hoogescholen een nieuw en krachtig middel gevonden om haren invloed uit te breiden: wij bedoelen de University-Extension of Hooger Onderwijs voor het volk, d.-w.-z. het geven van hoogere wetenschappelijke leergangen voor het publiek, door het personneel of door de leerlingen der Hoogescholen. Deze echte moderne instelling is in het Noorden van Engeland, in 1867, met een reeks leergangen van Prof. Stuart begonnen, en heeft sindsdien in geheel Engeland en in bijna alle beschaafde landen wortel geschoten. De uitbreiding, die het Hooger Onderwijs voor het volk thans genomen heeft, is wezenlijk verbazend: enkele feiten mogen hier tot voorbeeld dienen. In verscheidene Amerikaansche Hoogescholen worden, gedurende de vacantie, bijna al de leergangen die gedurende het schooljaar voor de studenten gegeven worden, in meer of minder verkorten vorm voor het publiek herhaaldGa naar voetnoot(1). Op die wijze kunnen belanghebbenden en belangstellenden, die niet in de gelegenheid zijn om regelmatige studiën te doen, hooger wetenschappelijk onderwijs ontvangen; door duizenden wordt van die gelegenheid gebruikt gemaakt. - Te Leipzig hebben de Hoogere openbare leergangen, in den winter 1896-1897, meer dan 10,000 toehoorders gevonden. - In 1890 heeft de University-ExtensionGa naar voetnoot(2), uitgaaande van de Hoogescholen van Londen, Cambridge en Oxford, ongeveer 400 leergangen gegeven, welke te zamen door 45,000 personen gevolgd werden. Sindsdien is die werkzaamheid in Engeland nog aanzienlijk toegenomen. Na het bovenstaande te hebben gelezen behoeft men niet lang na te denken om zich rekenschap te geven van den ontzaglijken invloed dien de moderne Hoogescholen op den algemeenen vooruitgang uitoefenen De wereld door is de wetenschap uit hare afzondering getreden; de tegenwoordige Hoogeschool stelt zich niet meer te vreden met ieder jaar een zeker aantal advocaten, geneesheeren en andere gediplomeerden te vormen; zij is tot een levenswerktuig geworden dat met al de deelen van het maatschappelijk organisme in verband staat. De afschaffing van het Latijn en het gebruik van de moedertaal van ieder volk heeft dit mogelijk gemaakt. Vlaamsch-België is het eenige land van Europa (Russisch-Polen en Roemeensch-Hongarije daargelaten) waar het Hooger onderwijs een vreemde taal spreekt, en waar het aldus in de onmogelijkheid verkeert om den heilzamen invloed uit te oefenen waartoe het geroepen is. Hier worden de wetenschappelijke boeken en verhandelingen in vreemde talen geschreven, en zelfs gedeeltelijk in andere landen uitgegeven. Hier worden de studenten in een vreemde taal opgevoed en van de Vlaamsche massa afgezonderd. Hier wordt Hooger Onderwijs voor het volk in de taal van het volk slechts gegeven door een klein aantal Vlaamschgezinden; de gretigheid, waarmede belangstellenden uit alle klassen van de maatschappij dit onderwijs volgen, doet den bitteren spijt ontstaan dat verreweg de meeste Universitaire krachten door haar Fransche omheining als door een Chineeschen muur ingesloten worden, en dus onbekwaam zijn om tot de University-Extension in de moedertaal mede te werken. Het gebruik van een vreemde taal heeft trouwens den geest van afzondering zoozeer aangekweekt, dat zelfs op een gebied, waar de taal geen rol speelt, de gevolgen daarvan ondervonden worden: de verzamelingen onzer Hoogescholen zijn immers nooit, of schier nooit voor het publiek toegankelijk, en de pogingen die soms gedaan worden om de deuren ervan te doen opengaan worden op onverschilligheid onthaald. Tusschen de wetenschap in haren hoogsten vorm, die aan de Hoogeschool gemaakt en onderwezen wordt, en de zeer beperkte kennis van de onwetendsten landarbeider die het onkruid uit den akker wiedt of van den laatsten fabriekswerker, bestaat een lange reeks van fijne overgangen. Het is onmogelijk in die reeks ergens een onderbreking te vinden, die de plaats aanwijst waar het Hooger Onderwijs ophoudt en waar lagere kennis begint. In alle beschaafde landen wordt er thans naar gestreefd, om tusschen de verschillende leden van die reeks eenheid en gemeenschap tot stand te brengen. In de Vlaamsche provinciën van België is de eenheid op kunstmatige wijze verbroken, omdat de beide uiteinden van de reeks een verschillende taal spreken. Die toestand heeft niet alleen ten gevolge, dat ons volk verstoken blijft van aanzienlijke voordeelen, welke door alle naburige volkeren kunnen genoten worden; het Hooger Onderwijs zelf wordt daardoor ter neder gedrukt. De stem van onze geleerden wordt immers slechts door enkele ingewijden vernomen; de diensten die zij bewijzen blijven onbekend buiten den engen kring van specialisten waarin zij leven. Hetgeen zij bijdragen tot den vooruitgang der wetenschap wordt door vreemde geleerden naar waarde geschat, en in andere landen door het boek, door het Hooger Onderwijs voor het volk op de boven beschreven wijze in 't bereik van duizenden belangstellenden gebracht; de Vlaming alleen is tegenover de geleerden van zijn land blijven staan zooals het volk in vroegere eeuwen tegenover de Latijnsche Hoogescholen stond. Dit brengt bij vele beoefenaren der wetenschap ontmoediging teweeg; velen, die in hunne jongelingsjaren de hoop hadden doen ontstaan, dat zij later op het gebied der wetenschap zouden uitmunten, werden door de geestesdoodende afzondering op rijperen leeftijd tot werkeloosheid gebracht. Aan 't hoofd van de reeks ontmoedigend isolement, aan 't ander uiteinde 156 lotelingen op 1000, die noch lezen, noch schrijven kunnen: dit zijn de vruchten van het verbreken van de eenheid van het geestesleven van het Vlaamsche volkGa naar voetnoot(1). Ook aan de studenten onzer Hoogescholen berokkent het gebruik van het Fransch veel schade. De jonge lieden, die onze Hoogescholen met het diploma van geneesheer, apotheker, advocaat, notaris of ingenieur verlaten, en hun intrede doen in het practisch leven, worden dadelijk in een hoogst onaangenamen toestand gebracht. Aan de Hoogeschool was alles Fransch; daarna is schier alles Vlaamsch: het is alsof zij naar een nieuw land verhuisd waren. De jonge advocaat moet Vlaamsch spreken en in 't Vlaamsch correspondeeren met de negen tienden van zijne cliënten; hij is genoodzaakt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een aantal zaken in 't Nederlandsch te bepleiten. Wil hij eene betrekking bekleeden als magistraat, als ambtenaar in het bestuur van Staat. Provincie of Gemeente; wil hij een politieke rol spelen, overal en altijd gevoelt hij de behoefte aan een voldoende kennis van het Nederlandsch. De apotheker, de dokter, de notaris, de ingenieur staan tegenover dezelfde eischen. Aldus doen de jonge gediplomeerden de bittere ervaring op, dat er een afgrond bestaat tusschen de Fransche fictie, waarin zij gedurende hunne studiejaren hebben geleefd, en de Vlaamsche werkelijkheid, waarin zij daarna tot over de ooren gedompeld worden. Zij gevoelen zich gestadig in de droevige noodzakelijkheid eene drukking uit te oefenen op de Vlaamschsprekenden, waarmede zij in aanraking komen, en hun het Fransch tegen wil en dank op te dringen; die gestadige, onhebbelijke spanning doet aan de eene zijde minachting, aan de andere zijde verkropten afkeer ontstaan.
Al wie het beginsel van de volkomen gelijkheid der beide landstalen in België aanneemt, moet ook aannemen dat de Vlamingen het recht hebben Hooger Onderwijs in hunne moedertaal te ontvangen. Uit de bovenstaande bladzijden blijkt dat ons recht en ons nut hier gelijken tred houden, en dat de vervlaamsching van het Hooger Onderwijs een dringende behoefte geworden is. Wij willen thans onderzoeken op welke wijze die groote hervorming kan tot stand gebracht worden. Vooreerst dient gekozen te worden tusschen de stichting van een nieuwe Vlaamsche Hoogeschool en de vervlaamsching van een der bestaande Universiteiten. Het stichten van een nieuwe Vlaamsche Universiteit zou ontzaglijke geldelijke opofferingen eischen; niet alleen zou een talrijk nieuwe personeel daartoe vereischt worden, maar aan laboratoriums en verzamelingen zou een kapitaal van verscheidene miljoenen moeten besteed worden. Daarenboven zijn er in België reeds vier volledige Hoogescholen, en verscheidene afzonderlijke vrije faculteiten (Brussel, Namen). Dit is veel, volgens sommigen reeds te veel. Om die redenen zou de stichting van een vijfde Hoogeschool op schier onoverwinnelijke moeilijkheden stuiten; er dient daarentegen gestreefd te worden naar de vervlaamsching van een der bestaande Hoogescholen. De eenige Hoogeschool die daartoe kan in aanmerking komen is die te Gent. Luik is schier uitsluitend Waalsch; Brussel en Leuven worden door honderden Waalsche studenten bezocht, en dit zijn daarenboven vrije Hoogescholen, die in deze zaak naar haar goedvinden zullen handelen. Te Gent alleen zijn de voorwaarden voor de vervlaamsching gunstig. De Hoogeschool te Gent bestaat uit vier faculteiten (Wetenschappen, - Geneeskunde, - Wijsbegeerte en Letteren, - Rechten) en verscheidene technische scholen die bij de faculteit der wetenschappen gerekend worden. In 't jaar 1895-1896 waren die verschillende afdeelingen bevolkt als volgt:
Wat hunne geboorteplaats betreft worden die 676 studenten verdeeld als volgt:
Er zijn dus 449 VlamingenGa naar voetnoot(1), waarbij, uit het oogpunt van de taal. 14 Noord-Nederlanders dienen gevoegd te worden, - 94 Walen en 117 vreemdelingen. Hier dient echter opgemerkt te worden dat schier al de vreemdelingen en de meerderheid der Walen de leergangen der technische scholen volgen, terwijl verreweg de meeste Vlamingen aan de faculteiten studeeren. Wij mogen aannemen dat er in de vier faculteiten ten minste 85 Vlamingen op 100 studenten zijn, terwijl deze verhouding in de technische scholen nagenoeg omgekeerd is. De vier faculteiten zouden dienen volkomen vervlaamscht te worden. Het inrichten van leergangen in 't Fransch en andere in 't Nederlandsch voor ieder vak, zooals door sommigen voorgesteld werd, beteekent evenveel als het stichten van een nieuwe Vlaamsche Hoogeschool naast de thans bestaande Fransche, en zou onvermijdelijk op de geldvraag komen stuiten, en dientengevolge onuitgevoerd blijven of slechts voor een klein gedeelte uitgevoerd worden. Door den volgenden maatregel zou de vervlaamsching der vier faculteiten trapsgewijze kunnen tot stand komen en in een zeker aantal jaren voltrokken zijn: ‘1. De thans aangestelde professoren en docenten zouden van regeeringswege verzocht (maar niet verplicht) worden voortaan hun onderwijs in 't Nederlandsch te geven; 2. Alle nieuwe professoren en docenten zouden bij hunne benoeming verplicht worden van den beginne af in 't Nederlandsch te doceeren; 3. Alleen voor de leergangen over levende Romaansche taal- en letterkunde zouden uitzonderingen op den regel kunnen gemaakt worden.’ Door de uitvoering van dit ontwerp zouden alle bestaande rechten geëerbiedigd worden, en zou niet de geringste extra-uitgave vereischt worden. Onmiddellijk zouden enkele professoren en docenten hun onderwijs in 't Nederlandsch geven, en de vervlaamsching zou verder trapsgewijze voortschrijden naarmate leerstoelen openvallen. Waarschijnlijk zou deze hervorming na een tiental jaren reeds zeer ver gevorderd, na een twintigtal jaren volledig zijn. Vroeger is het reeds meermalen gebeurd dat leeraars aan de Gentsche Hoogeschool hunne verplaatsing naar Luik hebben gevraagd; in 't vervolg zal dit vermoedelijk nog geschieden, en daardoor zal de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool bespoedigd worden. Tegen dit voorstel zou kunnen in 't midden gebracht worden dat het overgangstijdperk voor de studenten moeilijkheden zou opleveren, daar zij aldus zouden verplicht worden sommige vakken in 't Fransch en te gelijker tijd andere in 't Nederlandsch te bestudeeren. Hierop kan geantwoord worden dat een dergelijk stelsel reeds gedeeltelijk bestaat: thans zijn er te Gent een aantal studenten die Fransche en tevens Nederlandsche leergangen volgen. Op de Koninklijke Athenaea en op de Normaalscholen voor onderwijzers en zelfs in sommige lagere scholen is het onderwijs eveneens tweetalig. Dit is dus ook aan de Hoogeschool als overgangsmaatregel mogelijk. Wat nu de Technische Scholen betreft, hier zou een volledige vervlaamsching, althans voorloopig, zeer moeilijk zijn, daar de studenten hier, zooals hooger werd gezeid, grootendeels Walen en vreemdelingen zijn. In deze scholen kan en moet nochtans, van nu af, iets gedaan worden. Het is immers dringend noodig dat onze ingenieurs, vooral die welke geroepen zijn om in de Vlaamsche provinciën werkzaam te zijn (b.v. in het Bestuur der Spoorwegen en in het Bestuur van Bruggen en Wegen) een voldoende kennis van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Nederlandsch bezitten, onder anderen opdat zij de voorschriften van de wet van 1878, omtrent het gebruik van het Nederlandsch in bestuurlijke zaken, zouden kunnen naleven. In hunne betrekkingen met de Vlaamsche burgers, de Vlaamsche aannemers van openbare werken, de Vlaamsche gemeentebesturen, enz. bedienen zij zich in vele gevallen niet van het Nederlandsch, en vele lastkohieren worden nog, tot groot nadeel van de belanghebbenden, in het Fransch opgesteld, ofschoon de werken in het Vlaamsch gedeelte van het land aanbesteed en uitgevoerd worden. Daarenboven worden de mondelinge en schriftelijke bevelen van den ingenieur dikwijls onvolkomen begrepen door zijne onderhoorigen (werklieden, ambachtslieden, enz.) die het Fransch onmachtig zijn, en de Fransche woorden, vooral de technische termen, verminkt gebruiken. De onvolkomen kennis van het Nederlandsch bij de meeste ingenieurs is niet alleen nadeelig wat den dienst zelf betreft, maar dit geeft ook aanleiding tot het ontstaan van een soort poespas, een mengelmoes van Vlaamsch dialect en verminkte Fransche termen: duizende en nogmaals duizende werklieden van den spoorwegdienst, van den dienst der bruggen en wegen, van vele werkgestichten en fabrieken leeren van lieverlede die taal gebruiken. Het ontstaan van die nieuwe vormlooze taal is een hinderpaal te meer op den weg der volksbeschaving; in alle andere landen tracht men de volkstaal te zuiveren en te veredelen; men mag ze, in Vlaamsch-België, niet laten ontaarden en verbasteren. De volgende middelen kunnen aangewend worden om de (Belgische) ingenieurs die aan de Technische afdeeling der Gentsche Hoogeschool gevormd worden, met een betere kennis van het Nederlandsch uit te rusten: 1o De meeste leerlingen van de technische scholen worden thans verplicht een leergang van Fransche opsteloefeningen te volgen. Nevens dien Franschen leergang zou een leergang van Nederlandsche opsteloefeningen dienen ingericht te worden. 2o De studenten zouden dienen geoefend te worden in het geven van mondelinge en geschreven verslagen in het Nederlandsch over wetenschappelijke en technische vraagstukken die in betrekking staan tot hunne studiën, en vooral in het opstellen van lastkohieren en bestekken. Dergelijke verslagen en opstellen worden thans in de technische scholen uitsluitend in 't Fransch gemaakt. 3o Voor iederen leergang (of voor iedere groep leergangen) zou een speciale lijst worden opgemaakt van de vakwoorden die erin voorkomen. Deze lijsten zouden gedrukt of geautografeerd en ter beschikking van de studenten gesteld worden. (Het vertalingsbureel van het Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen heeft woordenlijsten opgemaakt, waardoor het werk, dat hier beoogd wordt, reeds is voorbereid.) 4o De studenten zouden dienen bekend te worden gemaakt met de voornaamste Nederlandsche werken over de verschillende vakken die aan de technische scholen onderwezen worden. Deze werken zouden in de bibliotheek dienen voorhanden te zijn, en aldus door de studenten, bij het opmaken van de hooger (sub 2o) bedoelde verslagen kunnen geraadpleegd worden. De verschillende, hier voorgestelde maatregelen zouden tot geen practische moeilijkheden aanleiding geven, en door de uitvoering ervan zou aan onze toekomstige ingenieurs een grooten dienst bewezen worden.
Sedert verscheidene jaren is de vervlaamsching van het Hooger Onderwijs herhaaldelijk ter sprake gekomen. Tegen die hervorming werden verscheidene bedenkingen geopperd, waarop wij hier verlangen te antwoorden.
1o Het ware onmogelijk, of althans uiterst moeilijk, een voldoende aantal geschikte personen te vinden bekwaamom in het Nederlandsch te doceeren. Wij geven gaarne toe dat het thans zeer moeilijk zou wezen in België een voldoende aantal bekwame geleerden te vinden om dadelijk een gansche Nederlandsche Hoogeschool van een bekwaam personneel te voorzien. Het is echter onbetwistbaar dat reeds een gedeelte van het noodige personneel in België zou kunnen gevonden worden. Daarenboven zijn er in ons land vele jonge geleerden die reeds genoeg Nederlandsch kennen om door een verblijf van enkele maanden aan een der Nederlandsche Hoogescholen, een volkomen kennis van de Nederlandsche wetenschappelijke taal te kunnen aanwerven. Er is trouwens geen sprake van een volledige nieuwe Hoogeschool, maar wel van de trapsgewijze vervlaamsching van de Gentsche Universiteit, en een bekwaam personneel zal eveneens trapsgewijze ontstaan. Ieder jaar zijn er thans een aantal jonge lieden die, na het doctorsdiploma in België te hebben ontvangen, naar het buitenland trekken om er hunne wetenschappelijke opleiding te voltooien. De meesten onder hen begeven zich naar Duitschland; anderen gaan naar Weenen, naar Parijs of naar Londen. Zoodra de kennis van het Nederlandsch zal vereischt worden om aan de Hoogeschool te Gent benoemd te worden zullen velen ongetwijfeld gedurende een of twee semesters naar Noord-Nederland gaan studeeren, ten einde zich in het Nederlandsch te bekwamen. Zij zullen daarbij ondervinden dat schier alle wetenschappen bij onze Noorderbroeders evengoed onderwezen worden als aan de beste Duitsche Hoogescholen, en dat meer dan een Hollandsche Hoogleeraar Duitsche en andere vreemde doctoren onder zijne toehoorders heeft.
2o Ouders en leerlingen willen van geen Nederlandsch onderwijs weten en het vervlaamschen der Hoogeschool zou een aanzienlijke vermindering van het aantal studenten na zich slepen.
Zooals de Heer Prayon van Zuylen zeer terecht doet opmerken. heeft men diezelfde voorspelling gedaan toen er sprake was van de vervlaamsching van het Middelbaar onderwijs. Uit de officieele cijfers blijkt echter, dat de acht Athenaea van het Vlaamsche land, gedurende de jaren 1890-96, niet minder dan 273 leerlingen gewonnen hebben, terwijl in diezelfde zes jaren de tien Athenaea in de Waalsche provinciën 120 leerlingen verloren hebben. Deze feiten bewijzen zonder mogelijke tegenspraak dat de vervlaamsching van onze Athenaea niet de noodlottige gevolgen heeft gehad, waarvoor vroeger werd gevreesd. Meer en meer wordt de kennis van het Nederlandsch in de Vlaamsche provinciën van België een dringende noodzakelijkheid, en wij mogen vertrouwen dat ouders en leerlingen dit van jaar tot jaar beter zullen begrijpen. Wanneer men nagaat hoezeer de moedertaal in Vlaamsch-België gestadig in aanzien wint, mag men voorspellen dat na weinige jaren de vervlaamsching der Hoogeschool veeleer een aangroeiing dan een vermindering van het aantal studenten zal ten gevolge hebben.
3o Er bestaat geen wetenschappelijk Nederlandsch, bepaaldelijk geen Nederlandsche rechtstaal; onze technische woorden zijn alle of bijna alle aan het Fransch ontleend.
Met betrekking tot de natuurlijke en geneeskundige wetenschappen bestaat er een zeer eenvoudig middel om zich van de ongegrondheid van de bovenstaande bewering te overtuigen: daartoe behoeft men slechts enkele hoofdstukken te lezen uit de talrijke Nederlandsche wetenschappelijke werken die ieder jaar verschijnen. Zoodoende zal men weldra de ervaring opdoen dat het wetenschappelijk Nederlandsch ten minste even zuiver is als het wetenschappelijk Duitsch, - en niemand zal durven beweren dat het Duitsch voor het wetenschappelijk onderwijs ongeschikt is! Het feit dat sommige Noord-Neder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landsche schrijvers een overdadig gebruik maken van uitheemsche (niet alleen Fransche!) woorden en uitdrukkingen bewijst eenvoudig dat er in Nederland slordige schrijvers zijn, en bewijst niets tegen de taal zelf, want daartegenover staan vele andere schrijvers, die het wetenschappelijk Nederlandsch zuiver en op onberispelijke wijze hanteeren. Hier dient opgemerkt te worden dat de taal der wetenschap in 't Nederlandsch, als het ware op een anderen leest geschoeid is dan in 't Fransch. Het Fransch is in dit opzicht meer verouderd dan het Nederlandsch. Vroeger werd, in de verschillende vakken der natuurlijke wetenschappen, zeer veel belang gehecht aan de bepaling van de technische termen. Voor tallooze denkbeelden werden bijzondere woorden gesmeed, en een aanzienlijk gedeelte van den tijd, die aan het wetenschappelijk onderwijs werd besteed, werd door het aanleeren van die woorden opgeslorpt. Iedere wetenschap nam aldus in meerdere of mindere mate de gedaante aan van een schier eindelooze reeks bepalingen, die ieder met een bijzonder woord overeenstemden. Vele beoefenaren der wetenschap namen de gewoonte aan in ieder waargenomen feit of verschijnsel iets te zoeken, waardoor het onder een van de geijkte bepalingen kon gebracht worden; zoodra dit gevonden was werd het woord dat met de bepaling overeenstemde op het feit of het verschijnsel toegepast. Het spreekt van zelf dat vele belangrijke zaken, die niet onder een van de aangenomen bepalingen konden gebracht worden, voor weinig belangrijk werden gehouden of onopgemerkt bleven. De natuuronderzoeker zag de Natuur door den bril van diegene, die de terminologie hadden gemaakt en de bepalingen hadden vastgesteld. Op die wijze ontstond in de wetenschap iets conventioneels, iets stijfs, dat haren vooruitgang in hooge mate in den weg stond. Daarenboven was de schoolvossige taal van menig geleerde voor niet ingewijden een schrikbeeld. Het zij ons vergund hier een enkel voorbeeld aan te halen: in de Nouveaux éléments de botanique, par RichardGa naar voetnoot(1) (Brussel, H. Dumont, 1833) vinden wij, op blz. 45, de volgende technische termen betreffende de haren, die op de stengels der planten voorkomen:
La tige peut être......: 1o pubescente, 2o poilue, 3o velue, 4o laineuse, 5o cotonneuse, 6o soyeuse, 7o tomenteuse, 8o ciliée, 9o hispide, 10o glabre. Deze tien woorden worden zorgvuldig bepaald: aldus is de stengel velu, quand les poils sont mous, longs, très-rapprochés; la tige est poilue, quand elle est couverte de poils longs, mous et peu nombreux; - enz.
Honderde plantenkundigen bleven angstvallig aan dergelijke beperkte begrippen hangen. Iedere stengel moest onder een van de tien rubrieken gebracht worden; wanneer de stengelharen eigenschappen vertoonden, die in de bovenstaande lijst niet voorzien waren, bleven zij meestal onvermeld, terwijl in sommige gevallen een zelfde woord op twee gansch verschillende zaken werd toegepast. Een aanzienlijk gedeelte van de vroegere terminologie werd van lieverlede vergeten; over 't algemeen, werden alleen de onontbeerlijke woorden behouden. Van het gareel, dat vroeger de vrije beweging van den geest belemmerde, zijn nochtans vele overblijfselen in de moderne wetenschap achtergebleven; indien wij uit dit oogpunt het wetenschappelijk Nederlandsch met het wetenschappelijk Fransch vergelijken, constateeren wij dat de vroegere geest, met zijne bepalingen en zijne tallooze technische termen, in 't Fransch veel meer behouden is dan in het Nederlandsch. De Nederlandsche natuuronderzoeker verstaat over 't algemeen veel beter dan de Franschman de kunst om zonder vooropgevatte meeningen de Natuur te ondervragen, en om hare antwoorden neer te schrijven in een eenvoudigen, verstaanbaren vorm. Zelfs wanneer hij uitheemsche termen gebruikt is hij vrijer, minder verouderd dan de Franschman. Het gebruik van het Fransch als voertuig van het onderwijs in de natuurlijke wetenschappen is voor de Vlamingen een stronkelsteen, die den vooruitgang van dit onderwijs in de Vlaamsche provinciën grootendeels belemmert De meeste studenten onzer Hoogescholen spreken een hoogst arme taal zoodra zij over wetenschap moeten handelen; zij gebruiken een aantal kleine geijkte Fransche zinsneden en vakwoorden die zij van buiten hebben geleerd. Zij loopen in het gareel, en zoodra zij tegenover iets nieuws staan zijn ze met onmondigheid en in vele gevallen met blindheid geslagen. Het vervangen van het Fransch door het Nederlandsch bestaat niet alleen in het vertalen van technische termen: het komt er ook op aan, de belemmerende banden te verbreken, waaraan de geest van onze studenten vastligt. al moesten daarbij enkele bastaardwoorden gebruikt worden. Wat nu de rechtswetenschap betreft, hier antwoorden wij met den heer Prayon van ZuylenGa naar voetnoot(1): ‘..... geen onpartijdig beoordeelaar..... kan uit het oog verliezen wat er, vooral in de laatste jaren, op dat gebied werd gedaan om de taal te louteren en vast te stellen. Het volstaat de werken van onze Hollandsche en Vlaamsche rechtsgeleerden te raadplegen, om overtuigd te zijn van de verregaande kinderachtigheid van het ons toegesnauwde verwijt (nl. dat er geen Nederlandsche rechtstaal bestaat).Ga naar voetnoot(2).
4o De eenige, officiëele tekst van onze wetten is Fransch. Dus is het noodig die wetten in het Fransch te bestudeeren en uit te leggen.
Deze tegenwerping betreft alleen de studie der rechtsgeleerdheid, dus een enkele van de vier faculteiten, waaruit onze Hoogeschool bestaat, en daarenboven worden in die faculteit verscheidene vakken onderwezen, die met onze tegenwoordige wetgeving niet in rechtstreeksch verband staan, zooals b.v. het natuurrecht, het Romeinsch recht, de staathuishoudkunde. Het bovenstaande bezwaar werd trouwens reeds herhaardelijk weerlegd. De Heer Prayon van Zuylen (in het reeds geciteerd opstel) wijst o.a. op het feit dat er dagelijks voor onze hoven en rechtbanken in het Nederlandsch gepleit wordt, en dat bij die pleidooien allerlei rechtspunten behandeld worden. En nochtans zijn de besproken teksten Fransch! - Het Romeinsch recht wordt in 't Fransch onderwezen, en nochtans zijn de teksten Latijn; waarom zou het moderne recht, waarvan de teksten Fransch zijn, niet eveneens in een andere taal, nl. in het Nederlandsch, kunnen onderwezen en uitgelegd worden? ‘Er is meer. Indien wij ons eens de moeite willen getroosten - aldus schrijft Prayon van Zuylen verder - na te gaan wat er elders dan te Parijs gebeurt, zullen wij o.a. vernemen dat in de Duitsche gewesten op den linkeroever van den Rijn de Code Napoléon nog heden van kracht is. Hetgeen niet belet dat in de Universiteiten aldaar, het Duitsch en niet het Fransch, de voertaal is van het onderwijs. Of zou men willen beweren dat de Hoogescholen te Bonn en te Straatsburg, met het oog op de wetenschappelijke waarde van het onderwijs, of op de practische vruchten ervan, voor de onze moeten onderdoen? Risum teneatis!’ Sedert lange jaren worden te Gent en elders de gemeentelijke en provinciale verordeningen in de beide talen afgekon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
digd; het bestaan van twee teksten heeft nooit tot practische moeilijkheden aanleiding gegeven. Wij mogen hopen dat hetzelfde stelsel eerlang voor al onze wetten zal aangenomen worden; alsdan zal de Nederlandsche officieele tekst in de leergangen kunnen uitgelegd worden.
5o Wetenschappelijke boeken, ten gebruike bij het hooger onderwijs, bestaan in het Nederlandsch niet, terwijl in het Fransch een uitersl rijke wetenschappelijke literatuur ter beschikking van de studenten staat. Diegene die deze bewering uitspreken, overschatten de waarde van het Fransch en leveren tevens het bewijs dat zij onbekend zijn met de vele uitstekende moderne werken die in 't Nederlandsch over de verschillende wetenschappen bestaan. Laten wij onderzoeken welke hulpmiddelen de studenten aan de Hoogescholen, inzonderheid te Gent, thans werkelijk gebruiken. Deze hulpmiddelen zijn drieërlei: 1o De leergangen die door den professor gegeven worden: dit is de grondslag van hetgeen de studenten aanleeren: gedurende de les teekenen zij aan wat door den leeraar gezeid wordt, en maken aldus een cahier, dat hun de noodige stof levert tot het afleggen van hun examen. 2o Voor iederen leergang een handboek, dat door den professor aangewezen wordt. 3o Een onbepaald aantal boeken en verhandelingen, waarin wetenschappelijke onderwerpen grondiger en uitvoeriger behandeld worden dan in een leergang of een handboek kan gedaan worden. De vraag is nu, of het gebruik van het Nederlandsch, aan de Hoogeschool te Gent. de drie genoemde wetenschappelijke hulpbronnen minder rijk zou maken dan ze thans wezenlijk zijn. Wat vooreerst de leergangen en de cahiers betreft, het spreekt van zelf dat de waarde daarvan onveranderd zal blijven. Vele studenten nu beperken zich uitsluitend of schier uitsluitend tot het bestudeeren van leergang en cahier, en maken een zeer beperkt gebruik van de hulpbronnen, die hooger onder 2o en 3o vermeld werden. Het is hoogst betreurenswaardig dat een dergelijk wangebruik op onze Hoogescholen heerschtGa naar voetnoot(1), maar in den tegenwoordigen toestand bestaat het wezenlijk. Hieruit volgt dat voor een groot aantal studenten de vervanging van het Fransch door het Nederlandsch, op zichzelf genomen, op de waarde der wetenschappelijke hulpmiddelen geen invloed zal hebben, Wanneer wij onderzoeken, welke handboeken door de leeraars aanbevolen en door de vlijtige studenten gebruikt worden, bevinden wij dat een aantal daarvan door de leeraars der Gentsche Hoogeschool zelf zijn gemaakt. Deze werken zijn ofwel gedrukt, ofwel op een klein aantal exemplaren ten behoeve van de studenten geautographeerd. Voor vele vakken worden in 't Fransch vertaalde werken gebruikt. Vertalingen van Duitsche handboeken nemen meer en meer de plaats in van de oorspronkelijk Fransche werken. Dit is ook sedert enkele jaren zelfs in Frankrijk het geval, omdat velen beginnen in te zien, dat Frankrijk niet langer in staat is om het Hooger Onderwijs van een voldoenden voorraad goede leerboeken te voorzien. Dit onomstootbaar feit is een klinkende logenstraffing voor diegenen die in ons land gestadig herhalen dat Frankrijk aan 't hoofd staat van de wetenschap, en dat het Fransch rijk genoeg is om in alle geestesbehoeften van ons volk te voldoen. - In de laatste jaren hebben enkele Nederlandsche en Duitsche werken den weg naar de Gentsche Hoogeschool gevonden. Eindelijk zijn er een aantal vakken, voor dewelke de studenten volstrekt geen handboek gebruiken, omdat er in 't Fransch over die vakken niets dan verouderde werken bestaan, en omdat er tot nog toe geen goede vreemde werken in 't Fransch werden vertaald. Door het gebruik van het Nederlandsch als voertuig van het Hooger Onderwijs zal de thans heerschende toestand niet nadeeliger worden dan hij is. Men zal, in de eerste plaats, voor een aantal vakken, uitstekende moderne Noord Nederlandsche handboeken kunnen gebruiken. Vele dier werken zijn beter dan die welke wij thans uit Frankrijk ontbieden, en kunnen, uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt, met de goede Duitsche werken op eene lijn worden gesteld Voor andere vakken zullen de leeraars zelf handboeken schrijven in 't Nederlandsch, op dezelfde wijze als ze tot nog toe Fransche handboeken hebben uitgegeven. Sedert jaren wordt het uitgeven van handboeken ten gebruike bij het Hooger Onderwijs aangemoedigd door de Regeering, die te dien einde, te Gent en te Luik, reeds meermalen geldelijke toelagen heeft verleend. Zoodra de Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool zal beslist zijn, zullen dezelfde gelden, wat Gent betreft, kunnen gebruikt worden om het uitgeven van Nederlandsche handboeken te bevorderen. Onlangs hebben de Wetgevende kamers, zonder tegenspraak, een krediet van vijf-en-twintig duizend frank aangenomen, om aan onze Hoogescholen toe te laten op een waardige wijze aan de internationale tentoonstelling te Brussel deel te nemen. Naar aanleiding daarvan mogen wij hopen en vertrouwen dat de Regeering het krediet, dat gebruikt wordt om het uitgeven van handboeken te begunstigen, desnoods met een paar duizend frank in 't jaar zal willen vermeerderen. - Eindelijk kan het stelsel der geantographeerde leergangen, dat thans voor sommige vakkenGa naar voetnoot(1) met goeden uitslag gevolgd wordt, op een grooter aantal wetenschappen toegepast worden. Men kan daareuboven handboeken uit vreemde talen, ten behoeve van onze studenten, evengoed in 't Nederlandsch vertalen als men ze thans in 't Fransch vertaalt. Wij meenen door het bovenstaande te hebben aangetoond dat het mogelijk is, voor de vervlaamschte Hoogeschool, evenveel handboeken te vinden in 't Nederlandsch als in 't Fransch. Dit zal van zelf geschieden, naarmate Fransche leergangen door Nederlandsche zullen vervangen worden. Tot staving laten wij hier een overzicht volgen van de verschillende vakken, die in de faculteiten van wetenschappen en van geneeskunde onderwezen worden, met de aanwijzing van de handboeken die thans te Gent wezenlijk gebruikt worden, en van moderne Nederlandsche werken, die van nu af voorhanden zijn. 1. Natuurkunde. Men gebruikt thans het Traité de physique, door den hoogleeraar (Prof. Schoentjes) zelf geschreven - Nederlandsche werken: 1o Dr Brongersma, Leerboek der Natuurkunde (nieuwe uitgave van Steyn Parvé's leerboek). Campagne en Zoon, Tiel. - 2o J. Bosscha, Leerboek der natuurkunde en van hare voornaamste toepassingen (3 deelen groot formaat). A.W. Sijthoff, Leiden. - Wij vermelden hier nog de Nederlandsche vertaling van het alombekende werk van Ganot. 2. Scheikunde. Men gebruikt thans het Traité de chimie, door den hoogleeraar (Prof. Swarts) zelf geschreven. - Nederlandsche werken: 1o Holleman, Leerboek der organische chemie. J.-B. Wolters, Groningen. - 2o Aronstein, Leerboek der anorganische scheikunde. - 3o De Ch.M. van Deventer, Algemeene Scheikunde voor beginnenden. Van Looy en Gerlings, Amsterdam (dit is een beknopt werk, zeer geschikt voor de eerste studie in de geneeskunde en in de pharmacie). - Wij vermelden nog: Doijer van Cleeff, Leerboek der scheikunde, 3 deelen. Dit werk is in Noord-Nederland op burgerscholen en gymnasia in gebruik. 3. Delfstof- en Aardkunde. Men gebruikt een geautographeerden leerlang, door den hoogleeraar (Prof. Renard) zelf geschreven. - Verder gevorderde studenten lezen het werk van Lapparent. 4. Dierkunde. De studenten gebruiken de Fransche vertaling van het Duitsche werk van Claus. - Nederlandsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk: Dr J.Th. Cattie, De Mensch en de Dieren, met vele afbeeldingen. J. Voltelen, Arnhem
5. Plantenkunde. De meeste studenten gebruiken Nederlandsche werken, nl.: 1o Hugo de Vries, Leerboek der plantenphysiologie; 2o J. Mac Leod en G. Staes, Geillustreerde Flora voor België. - Vlaamsch-onkundige studenten gebruiken: 1e Baillon, Eléments de Botanique; 2o Crépin, Manuel de la Flore de Belgique.
6. Ontleedkunde van den Mensch. Men gebruikt thans de Fransche vertaling van het Duitsche werk van Gegenbaur. - Vele studenten bezitten eveneens den (Duitschen) atlas van Heitzmann. - Nederlandsch werk: H. Fles, Menschelijke Anatomie, in vereeniging met den Atlas der Anatomie des Menschen, door Henle (deze beide werken kosten te zamen niet meer dan het werk van Gegenbaur), ofwel in vereeniging met den bovengenoemden atlas van Heitzmann.
7. Vergelijkende Ontleedkunde. Voor deze wetenschap wordt geen handboek gebruikt.
8. Physiologie van den Mensch. Men gebruikt de Physiologie humaine, door den hoogleeraar (Prof. Lahousse) zelf geschreven.
9. Histologie en Embryologie. Voor de histologie wordt door enkele studenten Stoehr's algemeen werk over den mensch en de zoogdieren (in 't Duitsch) gebruikt - Voor de embryologie raadpleegt men het werk van Oscar Hertwig, uit het Duitsch in 't Fransch vertaald door Prof. Julin, hoogleeraar te Luik.
10. Topographische Anatomie. Men gebruikt: Poirier, Leçons d'anatomie topographique. - Zeer enkele studenten bezitten een Duitsch werk, nl. Bardeleben en Haeckel, Atlas der topographischen Anatomie.
11. Psychologie. Men gebruikt het handboek dat de hoogleeraar (Prof. Van Biervliet) zelf geschreven heeft.
12. Algemeene Pathologie. Geen handboek.
13. Pathologische Anatomie. Enkele studenten gebruiken de Franschevertaling van Ziegler's Pathologische Anatomie.
14 Algemeene en bijzondere Heelkundige pathologie: Landerer. Handbuch der allgemeinen Chirurgischen Pathologie und Therapie; - E. Leser, Die specielle chirurgie in 50 Vorlesungen. - Nederlandsch werk: Algemeene heelkunde, door J.A. Korteweg. (1o stuk in 1896 verschenen; volledig in 2 stukken).
15. Algemeene geneesmiddelleer. Geen handboek. - Nederlandsch werk: Voordrachten over geneesmiddelleer, door B.J. Stokvis. (enkele studenten gebruiken dit werk).
16. Inwendige pathologie, met inbegrip van de psychiatrie. - Worden thans gebruikt: de Fransche werken van Van Lair (professor te Luik) en van Dieulafoy, alsook de Fransche vertaling (door Dr Schramme) van het Duitsche werk van Strümpell. - Nederlandsch werk: Voorlezingen over psychiatrie, door J.W.H. Wijsman (1895).
17. Heelkunde. Men gebruikt de algemeene handleiding van Prof. Tilliaux. - Nederlandsch werk (zie ook Nr 14): Algemeene heelkunde, door J.A. Korteweg. (1e stuk in 1896 verschenen; volledig in 2 stukken).
18. Geneesmiddelleer. Men gebruikt: Grundriss der Arzneimittellehre, von Schmiedeberg; - de Klinische Pharmacologie, door Penzholdt, uit het Duitsch in 't Fransch vertaald door Prof. Heymans (hoogleeraar te Gent) en De Landtsheere. - Nederlandsch boek: het werk van Stokvis (zie hooger, Nr 15).
19. Pharmacognosie. Men gebruikt: Pharmacologie, par Blas. - Nederlandsch boek: Handleiding tot de Pharmacognosie van het planten- en dierenrijk, door Oudemans (dit boek wordt door enkele studenten gebruikt).
20. Verloskunde. Men gebruikt het Fransch werk van Auvard. - Nederlandsch werk: Leerboek der verloskunde, door van der Meij, bijgewerkt en voltooid door Hector Treub (1897). 21. Vrouwenziekten. Men gebruikt het Fransche werk van Auvard. - Nederlandsch werk: Leerboek der gynaecologie, door Hector Treub (2e herziene druk, 1895).
22. Huidziekten. Men gebruikt: les Maladies de la peau, par Berlioz. - Nederlandsch werk: Leerboek der Dermatologie, door Mendes da Costa en van Praag. (1e deel in 1897 verschenen; volledig in twee deelen).
23. Oogheelkunde. Men gebruikt: les maladies des yeux, par Meyer. - Nederlandsch werk: Oogheelkundige onderzoekingsmethoden, door Prof. Straub, hoogleeraar te Amsterdam. (Dit werk zal in Oct-Nov. 1897 verschijnen).
24. Gerechtelijke Geneeskunde. Geen handboek. - Nederlandsch werk: Prof. W. Koster, Gerechtelijke geneeskunde.
25. Gezondheidsleer. Geen handboek.
N.B. Voor 25 vakken worden dus gebruikt:
Thans komen wij tot de bespreking van de wetenschappelijke literatuur in 't algemeen en van het gebruik dat daarvan bij het Hooger Onderwijs wordt gemaakt. - Nadat de student. door het volgen van leergangen, door het lezen van handboeken en door practische oefeningen, een algemeene wetenschappelijke opleiding heeft ontvangen, moet hij door eigen studie zijne kennis verder uitbreiden, en zich op de hoogte houden van den vooruitgang der wetenschap. De doctor in de geneeskunde, in de rechten, in de natuurlijke wetenschappen; de notaris, de apotheker en de ingenieur, worden door het uitoefenen van hun ambt of van hun beroep, schier iederen dag tegenover vraagstukken geplaatst, die zij niet voldoende kennen; zij zijn alsdan verplicht op eigen hand de noodige kennis aan te werven. Er zijn daarenboven diplomas, die zonder persoonlijke studie onmogelijk kunnen verkregen worden: dit is onder anderen het geval met de verschillende doctoraten in de faculteit van wetenschappen en in die van wijsbegeerte en letteren. Door de wet van 1890 wordt van den student, die in een van de beide genoemde faculteiten den doctorstitel verlangt te ontvangen, een akademisch proefschrift (dissertatie) vereischt, en tot het opstellen van een dergelijk proefschrift wordt een uitgebreide kennis van de wetenschappelijke literatuur en zelfstandige studie gevergd. Verscheidene andere middelen nog worden gebruikt om de studenten tot persoonlijken wetenschappelijken arbeid aan te moedigen: ieder jaar worden, voor schier alle vakken van het Hooger Onderwijs, prijsvragen uitgeschreven, waarop studenten en jonge doctoren met een oorspronkelijke verhandeling kunnen antwoorden. Ieder jaar worden door de Regeering vijftigen reisbeurzen uitgeloofd, ten voordeele van jonge doctoren, die verlangen hunne studiën in het buitenland voort te zetten: deze beurzen worden verleend aan die, welke de beste oorspronkelijke verhandeling aan den keurraad hebben onderworpen, en in dezen wedstrijd is de keus van het onderwerp volkomen vrij. Op die wijze wordt de Universiteit meer en meer eene instelling, waar de jongelingen de noodige opleiding ontvangen om persoonlijken arbeid te volbrengen, en waar hun initiatief wordt opgewekt en hunne personaliteit tot ontwikkeling gebracht. Zoodra nu de student meer wil leeren, dan hetgeen in zijn cahier en in zijn handboek te vinden is, wordt hij verplicht boeken en verhandelingen in verscheidene talen te lezen. De studie van één enkel wetenschappelijk vraagstuk vereischt reeds, op zeldzame uitzonderingen na, de kennis van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornaamste talen van Europa, omdat er thans in alle landen belangrijke wetenschappelijke arbeid wordt volbracht. In dit opzicht zal de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool een aanzienlijke verbetering van den tegenwoordigen toestand ten gevolge hebben. Thans bestaat nog bij velen het oude vooroordeel, alsof de kennis der Fransche wetenschappelijke letterkunde voldoende ware; daarenboven wordt de terminologie in 't Fransch aangeleerd, en is het onderwijs grootendeels met den geest der eenzijdige Fransche wetenschap gedrenkt. Het gebruik van het Nederlandsch, als voertuig van het onderwijs, zal in de eerste plaats de Nederlandsche wetenschappelijke literatuur in ons land verspreiden, en dit is niet te versmaden, want voor sommige vakken is die literatuur rijk, en munt ze door de waarde van hare voortbrengselen uit. Voorbeeld: voor de geneeskunde bestaan in 't Nederlandsch o.a. de volgende tijdschriften: 1o Militair-geneeskundig tijdschrift (in 1896 opgericht); - 2o Geneeskundige bladen uit kliniek en laboratorium voor de praktijk (in 1894 opgericht); - 3e Nederlandsch tijdschrift voor Verloskunde en Gynaecologie (in 1889 opgericht); - 4o Medisch weekblad voor Noord- en Zuid-Nederland (in 1893 opgericht); - 5o Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en Hygiène (opgericht in 1897); - 6o Weekblad van het Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde; - 7o Verhandelingen van het Nederlandsch Genootschap voor Natuur-, Genees- en Heelkunde; - 8o Nederlandsche oogheelkundige bijdragen (opgericht in 1896). - 9o Geneeskundig tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. - 10o Geneeskundige courant voor het koningrijk der Nederlanden. - 11o Maandblad voor ziekenverpleging. - Enz. Uit deze lijst blijkt dat de wetenschappelijke beweging op het gebied der geneeskunde, in Noord-Nederland sedert enkele jaren aanzienlijk is toegenomen. De betreurenswaardige eenzijdigheid, die door het gebruik van het Fransch in ons land werd aangek weekt, is de eenige oorzaak waarom die rijke literatuur, waaruit wij zooveel nut zouden kunnen trekken, tot nog toe in Vlaamsch-België slechts zeer enkele lezers heeft gevonden. De vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool zal niet alleen bijdragen om onze wetenschappelijke hulpmiddelen met de gansche Nederlandsche literatuur te vermeerderen. Door het invoeren van de Nederlandsche terminologie, die thans aan de Nederlandsche Hoogescholen gebruikt wordt, zullen onze studenten veel gemakkelijker dan tot nog toe het geval is, tot het lezen van Duitsche werken kunnen overgaan, daar het Duitsch met het Nederlandsch veel nauwer verwant is dan met het Fransch. Het valt niet te betwisten, dat de Duitsche wetenschappelijke literatuur thans, in haar geheel, wat hoeveelheid en gehalte betreft, boven de Fransche staat. Op het gebied der natuurlijke en geneeskundige wetenschappen alsook op dat der philologie en der wijsbegeerte, staat het Duitsch zelfs verre boven het Fransch. De vrees van diegene, die meenen (of veinzen te meenen) dat het gebruik van het Nederlandsch ons wetenschappelijk onderwijs tot afzondering en provincialisme zou veroordeelen, is volkomen ongegrond. Die vrees getuigt zelfs van onbekendheid met de toestanden, die thans reeds aan de Hoogeschool te Gent feitelijk bestaan: de studenten, die meer willen leeren dan het vereischte minimum, lezen twee- of driemaal meer Duitsch dan Fransch. Het lezen van Engelsche werken zal ongetwijfeld, door het gebruik van het Nederlandsch, veeleer bevorderd dan benadeeld worden, daar het Nederlandsch met het Engelsch nauw verwant is. De goede Fransche wetenschappelijke werken zullen trouwens aanbevolen, gelezen en geraadpleegd worden, overal waar dit zal nuttig zijn, precies zooals thans met de goede Duitsche werken geschiedt. Geen enkel voorstander van de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool is ooit op het denkbeeld gekomen de Fransche wetenschappelijke literatuur te willen uitsluiten. 6o Door het stichten eener Vlaamsche Hoogeschool zou men de vervreemding van Vlamingen en Walen doen toenemen en 's lands eenheid in gevaar brengen.
Indien thans van wrijving tusschen Walen en Vlamingen kan sprake, zijn dient zulks uitsluitend toegeschreven te worden aan de miskenning van de rechten der Vlamingen in zake van taalgebruik. Na 1830 heeft men getracht de eenheid van België door de uitroeiing van het Vlaamsch te verkrijgen. Gedurende een vijftigtal jaren heeft men kunnen meenen dat men hierin zou slagen: de bevolking der Waalsche provinciën groeide immers veel spoediger aan dan die der Vlaamsche gewesten en de Vlamingen uit de hoogere standen legden de volkomenste minachting voor hunne taal aan den dag. De verfransching der Vlamingen kostte echter tallooze onrechtvaardigheden en plagerijen, en dit heeft aanleiding gegeven tot eene tegenwerking, die voortdurend krachtiger is geworden. Daarenboven is het getal der Vlamingen, sedert 1880, en vooral in de allerlaatste jaren, veel spoediger aangegroeid dan dat der Walen. - Thans, na 67 jaren, is het duidelijk gebleken dat het eendrachtig samenleven van Walen en Vlamingen niet door de verfransching kan verkregen worden; zij die rekening houden met de opgedane ervaring, en voortaan heil zoeken in de eerbiediging van de rechten der Vlamingen, trachten een begane fout te herstellen en bevorderen de moreele eenheid van het land. De vrees, dat vervlaamsching zou kunnen aanleiding geven tot onderdrukking der Walen, getuigt van volkomen onbekendheid met het gemoed van den Vlaming. De Vlaming wil wat zijn recht is, maar meer niet. Aan den vreemdeling, die ons land komt bezoeken, kunnen wij geen trofeeën van gescheurde vlaggen en veroverde kanonnen laten zien; wij hebben geen graftomben van krijgshelden, die andere landen hebben verwoest en uitgeplunderd. De standbeelden, die onze pleinen versieren, zijn die van kunstenaren, geleerden en dichters, of van martelaars der vrijheid. De Stadhuizen onzer vrije gemeenten, onze middeleeuwsche Kerken en de Museums van al de hoofdsteden van Europa, waarin onze bouwmeesters, schilders en beeldhouwers hunne ziel hebben nagelaten, zijn de gedenkteekens van onzen roem. Onze trofeeën hebben nooit een traan gekost. De tegenwoordige Vlaming stelt zijn ideaal in de wedergeboorte van de grootheid van voorheen; hij wil licht verspreiden, maar niet verbranden. De verfransching, die onzen landaard versmacht, is een hinderpaal op den weg die naar ons ideaal voert; wie dien hinderpaal wil wegnemen, mag handelen met het volle bewustzijn dat hij werkt voor de grootheid en den voorspoed van zijn land. De Voorzitter,
Dr Max Rooses, conservator v.h. Museum Plantin-Moretus, Antwerpen.
De Ondervoorzitter,
Mr Julius Obrie, hoogleeraar a d. Hoogeschool, Gent. De Secretarissen,
Pol de Mont, leeraar a.h. koninklijk Athenoeum, Antwerpen.
Léonce du Catillon. letterkundige, Brussel.
De Verslaggever,
Dr Julius Mac Leod, hoogleeraar a.d. Hoogeschool, Gent.
De Leden,
Dr Ed. Boucqué, hoogleeraar aan de Hoogeschool, Gent. Edmond Fabri, ingenieur, opziener van den arbeid, Gent. Mr Florent Heuvelmans, volksvertegenwoordiger, Antwerpen. Mr Julius van der Linden, volksvertegenwoordiger, Brussel. Julius Sabbe, leeraar aan het koninklijk Athenoeum Brugge. Mr Jan van Rijswijck, burgemeester, Antwerpen. Juliaan de Vriendt, volksvertegenwoordiger, Brussel. Mr Leonard Willems, advocaat, Gent.
30 Mei 1897. |
|