Nederland en België.
Ingezonden aan het Nederl. Dagblad, Amsterdam.
Tengevolge van uw artikel in Het Nederl. Dagblad van 26 Juli, zend ik u de brochure ‘Of- en Defensief Tolverbond tusschen Nederland en België’, die in 1879 door mij geschreven, in 1882 door vele dagbladen in Holland en België o.a. door het Algem. Handelsblad met erkenning is opgenomen en besproken. Later is deze zaak meermalen in de Belgische Kamers ter sprake geweest. Wat in 1879 door mij in de brochure is besproken, is nog waar, vooral dat betreffende in- en uitgaande rechten.
Wat zou de Nederlandsche regeering beletten om de afschaffing der tolgrens niet alleen voor te stellen aan België, maar aan geheel Europa en Amerika. Wij weten nu reeds dat, buiten België, allen zullen weigeren, maar ook dan hebben wij dubbel het recht tegenover die rijken, die geweigerd hebben, hetzelfde in- en uitgaand tarief te eischen, hetwelk zij thans van ons nemen; dit is geen bescherming, maar gelijkstelling; alleen voor den invoer in Nederlandsch Indië zou het billijk zijn dat van Nederlandsche fabrikaten geen invoer werd geheven, omdat de Indiën tot het Rijk der Nederlanden behooren. Gaarne zal ik, na plaatsing door u van bovenstaande regelen gevolgd door de brochure, nog eenige letteren als vervolg er aan toevoegen, want wat in 1879 te wenschen was, is nu noodzaak geworden, indien wij niet den verkeerden weg opgedrongen zullen worden.
U vooraf dankzeggende
Hoogachtend
UEd. dienstw. Dienaar
D.H. Schmüll.
De brochure, in 1879 geschreven, dus voordat de onlusten in Ierland en de vrijheidskrijg in Transvaal uitbraken, vermeldt het volgende:
In de laatste jaren zijn veel werken over een ‘Of en Defensief Verbond’ uitgekomen, o.a. van den Belgischen majoor Lemiel, van J. Scherpenseel, enz Het lot van dergelijke werken, hoe goed ze ook zijn en hoe ook getuigende van studie, is veelal dat men ze eenmaal leest en daarna ter zijde legt, of dat men een verslag in een dagblad ziet, wat nog dikwijls zeer partijdig is en waarin veelal door gedeeltelijke mededeeling de ware beteekenis van het werk blijft verborgen. Daarbij heeft onze natie weinig op met militaire zaken, zoodat zelfs de levensvraag niet overdacht wordt. En toch is het een levensvraag voor Holland en België. Wanneer wij een ‘Of- en Defensief Verbond’ met België hebben, dan zullen wij, sterker dan bij Waterloo zijnde, ingeval van aanval van een' vijand, dien aan onze of aan België's grenzen kunnen tegenhouden. En moeten wij terugtrekken, dan zijn wij, achter de Utrechtsche-Antwerpsche linie, met Gods hulp, onoverwinnelijk. Maar eerst na de sluiting van het Verbond kan men de aaneensluiting der Utrechtsche-Antwerpsche linie voltooien. Men kan in tijd van vrede een deel Belgische matrozen op onze vloot oefenen. Het Belgische leger, dat nu, iugeval van oorlog, in Antwerpen wordt opgehoopt, kan ons op andere punten achter de linie helpen, wij daarentegen zorgen dat ter zee de toegangen van de Schelde gedekt blijven, waardoor onze aanvoer van levensmiddelen aan die zijde openblijft.
Zullen wij nog langer hopen dat Engeland in tijd van nood ons helpen zal?
Wie heeft Denemarken geholpen toen Pruisen en Oostenrijk door overmacht het dappere Deensche leger terugdrongen? Zal België, steunende op de tractaten, op Engelands hulp staat maken, en mag het wel rekenen op Brittanië, dat nog zoo kort geleden toonde met de Transvaal, dat, als zijn eigen belang het medebrengt, een traktaat door hem wordt verscheurd en met voeten getreden?
Ook de onafhankelijkheid van Rumenië was gewaarborgd door de Mogendheden en wie heeft iets gedaan, toen Rusland de grenzen van dat land overschreed? In het vredestractaat van Praag verbond Pruisen zich om bij stemming door de bevolking te laten uitmaken of Noord-Sleeswijk aan Denemarken zou worden terug gegeven. Is dit artikel ooit uitgevoerd? Hebben dus tractaten voor kleinere machten nog beteekenis? Neen, ze zijn alleen goed voor de grooten, die er mede handelen naar welgevallen. Het ‘help U zelve en God zal U helpen’ geldt in dezen tijd meer dan ooit. Is er niet een tijd geweest dat zelfs Engeland met Frankrijk, onder Lodewijk XIV, en de Bisschoppen van Munster en Keulen een verbond had gesloten om Holland en België te verdeelen? En waarom zou het land, dat in 1879 zulk een avontuurlijke politiek volgde, als het zijn belang gold, een dergelijken bond niet weder sluiten? In 1672 zouden de Zuidelijke Nederlanden (België) voor Frankrijk zijn, de overige deelen van Noord-Nederland voor Engeland, Munster en Keulen, maar (en hier is juist de ware oorzaak der hebzucht) de Koloniën van Holland voor John Bull. Het fiere Holland kwam uit die monster-coalitie roemrijk te voorschijn. Maar als de toenmaals Spaansche Nederlanden (België) dadelijk met ons hadden samengewerkt onder een leger, dan was Turenne nooit tot Muiden doorgedrongen. En toen Noord-Nederland met België ging samenwerken, trokken de Franschen terug om hun eigen land te verdedigen.
Welnu, door verdeeling der macht, zouden wij ook nu weder bij een aanval de lijdende partij zijn, al was het dat de vijand moest aftrekken. Het door hem gedurende het beleg der Utrechtsche linie en voor België gedurende de belegering der Antwerpsche linie bezette land wordt gebrandschat en uitgemergeld.
Wel is nu Duitschland een en dat was het in 1672 niet, maar dat land zou met recht kunnen zeggen: ‘In vrede hebben Holland en België niet gezorgd en waren onverschillig; laten ze zich nu zelven helpen!’ En zouden wij een dergelijk verwijt niet verdiend hebben, wanneer wij voortgaan met onze legerinrichting op eene wijze te verwaarloozen als nu? Van welk gehalte is de schutterij hier en in België? En wat kon dat zijn, indien ze was ingericht zooals de landweer in Duitschland? De schutterij toch vormt het krachtigste deel der natie en, daar de meeste schutters gehuwd zijn, verdedigen zij in den volsten zin des woords huis en haard. Thans nu Noord-Nederland zijne legerhervorming nog moet beginnen, is de tijd van het Verbond juist daar.