Duitsche Kolonisten in Suriname.
Van een twintigtal Duitsche kolonisten, per Prins Willem I indertijd te Paramaribo aangekomen, heeft een deel de Klaaskreek als vestigingsplaats gekozen, niettegenstaande hun dit van verschillende zijden zoude zijn afgeraden. De redacteur van de West-Indiër heeft een van hen geïnterviewd. In de West-Indiër van 3 Maart leest men daaromtrent het volgende:
‘De man beklaagde zich over het geschrijf in de courant ten aanzien hunner immigratie. Hij zeide ons dat niemand hem had aangezocht naar hier te komen en zij dus niet waren aangeworven. Uit volle vrije beweging hadden zij het voornemen opgevat zich in Suriname te vestigen en er een tweede vaderland te zoeken. Teleurstelling, waar hun niets is toegezegd, kan dus hun wedervaren niet worden...
Een paar onzer, die zich het hoofd warm hebben doen maken door Surinamers, dat het klimaat zoo slecht is, dat een verblijf op Weltevreden met den dood moet eindigen, gaan naar Venezuela. Dergelijk terugtrekken vindt men altijd onder immigranten, die zich laten bepraten.
De Surinamers moesten echter, - zoo ging hij voort, - zich minder over ons lot bekommeren dan wij, als er offers moeten vallen, zullen wij sterven en zelui niet. Zij weten niet wat een goed klimaat zij hebben; anders zouden zij niet zoo spreken. Als zij weten willen hoe het op andere plaatsen gesteld is, dan moeten zij zelf maar een reisje maken. Een onzer komt uit Brazilië, waar het klimaat gansch anders is dan hier en schier overal malaria en nu en dan gele koorts heerscht. Toch wonen er twee millioen (!) Duitschers. Wat wij van de menschen verzoeken is om, zoodra wij vruchten van onzen arbeid zullen oogsten, dat zij ons helpen met ze te koopen. Wij gaan met frisschen moed naar onze woonplaats en hebben van alles, wat hier geplant kan worden, zaden gekocht voor zooverre die verkrijgbaar zijn. Wij hebben een paar wijnstokken, en als ge nu ons wat zaad wilt bezorgen van mangoes, oranjes, citroenen, sappatilles en zoo meer, dan zult ge ons waarlijk een grooten dienst bewijzen. Wij laten ons door niets afschrikken en gaan moedig aan het werk. Er zijn duizenden en duizenden in Duitschland, die op ons wachten om over te komen, als zij hooren dat wij geslaagd zijn. Wij zijn geen ”misleide lieden”; wij weten wat wij willen; heb nu maar een weinig geduld en bespreek de zaak niet verder, totdat ge van ons zult hebben gehoord.
De W.-I. verneemt nog dat een ander deel dezer kolonisten zich zal nederzetten op een grondje, dat zij hebben aangekocht nabij de plantage La Poule in Saramacca’.