Dr. Julius Frederichs, leeraar te Oostende, een knap historicus. Ze werden reeds door hem medegedeeld verleden jaar op het Antwerpsch Congres naar aanleiding van 't zelfde praatje in denzelfden Carillon:
1o De beste bron voor dit tijdperk zijn de Annales Gandenses van den Gentschen Minoriet, die zijn kroniek opstelde naar inlichtingen, die hij inwon bij ooggetuigen. Welnu, in al de woelingen, die plaats grepen na het bezoek van Philips den Schoone, te Brugge, in 1301, tot aan de Brugsche Metten, laat hij als hoofdman der democratie optreden quidam textor, nomine Petrus, cognomine Rex (een wever, met name Pieter, bijgenaamd de Koning). Na zijne mislukte poging op Gent, vlucht hij uit Brugge en uit Vlaanderen. Hij keert terug naar Brugge drie of vier dagen na de Brugsche Metten, vergezeld van Willem van Gulik. Vóór den slag van Kortrijk wordt hij ridder geslagen. De Minoriet spreekt van Breidel in 1308 en 1309; hij noemt hem Johannus dictus Breidel of pictus Irenus. Hij verhaalt ons, dat hij Willem van Saeftingen verlost, die gevlucht was in 't klooster van Lieseweghe; dat hij Gillis De Clerck doodslaat en zich verzet tegen 't verdrag van Athies met Pieter de Coninc.
2o Lodewijk van Velthem spreekt ook in zijn Spiegel Historiael alleen van eenen wever, Pieter die Coninc: ‘Hij was,’ zegt hij, ‘van leden cort ende ongebortich ende sonder goet’.
3o Guillaume Guiart, een Fransch soldaat, die den slag op den Paulenberg bijwoonde, noemt ook in zijn Branches des royaux lignages ‘Pierre li Rois’.
4o Geoffroi de Paris kent weinig van onze toestanden en beeldt zich in, dat de Bruggelingen een koning hebben benoemd. Li commun firent 1 roy... Lor roy qu'il firent et nom Pierre... Et et seurnom de Tisserant’.
5o De Chroaique artésienne spreekt ook alleen van Pierre of Pierre le Roy, doch doet hem optreden gedurende de Brugsche Metten.
6o Gillis li Muisit, de abt van Sint-Martinus, te Doornik, kent alleen ‘Johannes, dictus Breidel, carnifex (Jan Breidel vleeschhouwer).
7o Villani, een Florentijnsch koopman, die waarschijnlijk Vlaanderen bezocht te dien tijde, noemt beide helden. De eene heet bij hem: ‘Pierre le roy et in fiamingo Coninckeroy. cioe Piero lo Re’. Het was, zegt hij, een arme wever, klein van gestalte, eenoogig en meer dan 68 jaar oud, kende alleen Vlaamsch, maar was zeer welsprekend. Breidel wordt ‘Giambrida, beccaro’.
8o De Bourgeois de Valencicnnes noemt Pierre le Roy, maître dcs thellicrs et Jehan Brede, maître des bouchiers’. De Coninc wordt gouvernenr genoemd.
9o In de Istore et Chroniques de Flandre heet het ook Brede of Bredellc en Pierre Comins of Piettre le Roy. Hier ook luidt het: ‘Et fu couronnes et en firent roy’.
10o Eindelijk de voortzetting der Genealogia Comitum Flandrioe, die echter opgesteld werd tusschen 1329 en 1347, noemt ook beide helden, doch de vele bijzonderheden, die ze in hun geschiedenis voert, verdienen niet veel vertrouwen.
Buitendien zijn de archiefstukken daar om hun bestaan te bewijzen. Beider naam komt dikwijls voor in de rekeningen. Die rekeningen werden uitgegeven door door Bossaert, Gilliodts Van Severen en Duclos. Zoo vinden we daarin posten over aankoop van een paard door Breidel voor Willem van Gulik (1308); over een reis van Breidel naar Zeeland en naar 't Parlement te Kortrijk (in 1308) alsook in 1328; zoo zien we, dat de Coninc kosteloos het huis van een Leliaert in de Hoogstraat bewoonde; dat, ter gelegenheid van zijn tweede huwelijk, de stad hem een stuk wijn aanbood (1309-10), dat hij stierf in 1332-1333, enz. Zijn zegel is ons bekend: † S. Petri Regis militis.