Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNeerlandia is een jaar oud.Het Algemeen Nederlandsch Verbond. - Ontstaan. Ontwikkeling.Den 11 Juli 1896 verscheen het eerste Nr van Neerlandia. We zijn een jaar oud en achten het niet ongepast hier een woord te zeggen over het ontstaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond en zijn ontwikkeling. Den 3 Februari 1893 (het jaar van de Tentoonstelling), bevatte de Nederlander van Chicago een artikeltje: Heeft de Nederlandsche Taal een Toekomst? van de hand van den Heer J. Hoddenbach van Scheltema, waarin de schrijver er op wees, dat ons taalgebied niet zoo heel klein is: Holland, Vlaanderen, Nederl. volkplantingen in de Vereenigde Staten, Curaçao, Suriname, Nederlandsch Oost-Indië, Zuid-Afrika, dat gebied was uitgebreid genoeg als onze taal zich daar maar overal handhaaft. ‘Als de Vlamingen,’ zei de schrijver, ‘maar kloekmoedig aan hun taal vasthouden en als onze stamverwanten in Zuid-Afrika 'tzelfde doen, heeft onze taal nog eene schoone toekomst.’ Naar aanleiding van dat schrijven zond de Heer H. Meert, destijds leeraar aan 't stedelijk College te Ieperen, een artikel aan den Nederlander, waarin hij uitvoerig het Nederlandsch Taalgebied beschreef en eenige inlichtingen meedeelde omtrent de verbreiding van onze stamgenooten, de Boeren, over Zuid-Afrika, die destijds niet van algemeene bekendheid waren. Niet alleen in de Kaap-Kolonie, in den Oranje-Vrijstaat, de Zuidafrikaansche Republiek en Natal waren onze taalgenooten gevestigd, maar er was geen oord in Zuidelijk Afrika aan te wijzen, waar ze niet doorgedrongen waren; men vond ze van de Kaap tot aan de Zambesi; in 't binnenland omtrent het Ngamimeer; in 't Westen in Duitsch Namaqualand en Damaraland. Langs de Westkust waren ze zelfs veel verderop naar 't Noorden getrokken en waren ze sedert jaren gevestigd benoorden de Kunene in Portugeesch Angola, in de Nederlandsche volkplanting Hoempàta, vier dagreizen van Mossàmedes; ook nog verder op te Bihee, Bailoendoe, Hanja, enz. Dat was zoo goed als in de buurt van den Congo-Vrijstaat, van de Kaap bijna tot aan den Evenaar. De schrijver wees er op, dat onze taal op verschillende plaatsen van haar gebied te worstelen had tegen een vreemde taal: in Vlaanderen tegen het Fransch, in Zuid-Afrika tegen het Engelsch; thans kan hij er bijvoegen, wat hij destijds niet wist, tegen het Spaansch en het Engelsch in de eilanden van de kolonie Curaçao. Hij wees er op met welk goed gevolg de Vlamingen den taalstrijd voerden. Maar ze waren er na zestig jaar toch nog niet bovenop. In Zuid-Afrika was de Boerenbevolking wel nog gehecht aan haar taal; maar daar stond ze voor 't gevaer, dat ze tengevolge van de Engelsche instrooming ten slotte zou overvleugeld worden. De Heer Hoddenbach wou het grootste gedeelte van de Vlaamsche en Hollandsche landverhuizers naar Zuid-Afrika zien gaan. Maar hoe zouden ze 't doen? Hoe zouden landbouwers b.v. het doen, waarvan velen naar Amerika uitwijken? Om in Z.-A. een hoeve te krijgen, waren er op zijn minst 20,000 franks noodig. Welko Vlaamsche boer, die zooveel bezit, zou zijn land verlaten? Die zouden gaan, zouden b.v. landarbeiders zijn die hun lot willen verbeteren; maar de prijs van den overtocht was zoo goed als een onoverkomelijke hinderpaal. Toch, daar lag het oneindig uitgebreide Nederlandsch taalgebied. Zeer zeker had onze taal nog een zeer schoone toekomst, maar op voorwaarde, dat de Nederlandsche stam blijk gaf zelfstandigheidsgevoel genoeg te bezitten om haar die toekomst voor te bereiden. Onze taal moest krachtig gesteund worden in den strijd, dien ze tegen andere te voeren had; daar waar ze doordringen kon, moest haar het pad geëffend worden. Hiervoor gaf de schrijver aan de hand het oprichten van een Verbond, dat alle ontwikkelde stamgenooten over de wereld zou omvatten, die gehecht zijn aan hun taal, aan hun zelfstandigheid, en die beiden willen handhaven. Indien alle ontwikkelde Nederlanders, behoorende tot de drie takken van onzen stam: Hollanders, Vlamingen, Zuidafrikaners, zich daarbij aansloten, zou men eene Vereeniging hebben, waarvan de invloed ongetwijfeld zeer verre zou reiken en die stellig veel zou kunnen doen tot handhaving en verbreiding van onze taal. Machtige volken hadden dergelijke Vereenigingen opgericht tot verbreiding van hun taal en met deze tot uitbreiding van hun invloed, tot bevordering van hun belangen. In Frankrijk bestond de Allianee française, die vertakkingen heeft over de gansche wereld; afdeelingen in vele landen: we willen onder deze alleen Noord-Nederland noemen, waar verschillende afdeelingen bestaan, die ijveren voor de verbreiding van de kennis van de Fransche taal. De Afdeeling Den Haag telt niet minder dan 400 leden. Ook in de Nederlandsche Koloniën bestaan Afdeelingen, o.a. een te Paramaribo. In België ook is de Alliance française werkzaam, maar hier meer in 't geheim. Hare Afdeelingen treden niet in 't openbaar op; maar zij bewerkt het, dat b.v. opstellers van bladen, die zich het felst onderscheiden door hunne heftige aanvallen tegen de Vlamingen, vereerd worden met de palmes d'officier d'académie voor ‘services rendus à la France’. Die services rendus à la France bestaan natuurlijk in 't ophemelen van alles wat uit Frankrijk komt, Fransche kunst, Fransche letterkunde; in het bevorderen van den Franschen invloed; het bestrijden van de billijkste eischen van de Vlamingen; want naarmate het Nederlandsch in België meer en meer gewaardeerd wordt, vreest men, dat de Fransche invloed en die van de Fransche taal zou afnemen. Die invloed in 't buitenland is niet meer wat hij geweest is. ‘In dezen tijd’, zei Jules Simon in 1888, op eene vergadering van de Alliance, ‘hebben we zooveel te meer redenen om onze taal te verbreiden, dat men hardnekkiger strijd tegen haar levert. Toen wij, in mijn jeugd, letterkundige of wetenschappelijke Congressen gingen bijwonen, was het Fransch dat men overal hoorde spreken. Vreemdelingen vroegen somwijlen de toelatingGa naar voetnoot(1) om in hun taal te spreken; de Franschen, die daar waren, stemden daar edelmoedigGa naar voetnoot(1) in toe. Zoohaast de vreemdeling den mond opendeed, zag men een taalman opstaan, om ieder zin te vertalen naarmate hij dien uitsprak; zoozeer werd het Fransch voor een wereldtaal gehouden. Maar nu stellen Duitschers en Italianen zich aanmatigendGa naar voetnoot(1) aan. Ik kan u met genoegen zeggen, dat die aanmatiging tot hiertoe nooit een goed onthaal vond en mijn vrienden, die het Noorden bezocht hebben, Zweden en Holland, hebben mij integendeel gezegd, dat er krachtdadig protest werd aangeteekend, niet door de Franschen, maar door de inlanders zelf. En let er op dat hij, die een Congres houdt, het recht zou hebben te zeggen: “Gij komt bij mij; spreek mijn taal!” Dat is eene herinnering, die in mijn hart gedrongen is en die ik daar bewaar met een dankbaar aandenken aan onze vrienden uit Zweden, Denemarken en Holland: we hebben vrienden in het Noorden!’ Om het afnemen van den Franschen invloed, zoo weemoedig door Jules Simon herinnerd, te stuiten, ontstond de Alliance française. ‘Onze taal doen spreken, is een middel om onze betrekkingen uit te breiden, den Franschen uitvoer te bevorderen en bijgevolg den nationalen arbeid te begunstigen’, schreef Le Petit Parisien. ‘De Alliance française wil onze taal doen kennen in de landen, die onder ons protectoraat staan, in onze Koloniën, in het buitenland; ze heeft de tak op zich genomen in de nog barbaarsche landen de oprichting en het instandhouden te begunistigen van scholen, waar het Fransch onderwezen wordt; overal treedt ze in betrekking met groepen van landgenooten buiten Frankrijk gevestigd om onder hen het gebruik van de nationale taal te bestendigen. Het verbreiden van het Fransch is een werk van vaderlandsliefde. Onze economische rijkdom is daarbij betrokken. Hij die Fransch kent, wordt de klant van Frankrijk; het Fransche boek geeft Fransche gewoonten en de Fransche gewoonten brengen het koopen van Fransche nijverheidsvoortbrengselen mee.’ Ziedaar hoe de Alliance française, met haar 30,000 over de wereld verspreide leden, haar tak opvat. Duitschland heeft zijn Allgemeinen Deutschen Verband, die voor doel heeft: ontwikkeling van het nationale bewustzijn in het vaderland en het bestrijden van alle tegengestelde richtingen; het ondersteunen van het Duitsch-nationale streven in alle landen waar Duitschers om 't behoud van hun zelfstandigheid te kampen hebben en vereeniging van alle Duitsche elementen over de wereld, met het oog op dat doel; bevordering van een krachtige Duitsche belangen-poliek in Europa en overzee. Buiten dezen Verband bestaan nog andere vereenigingen, b.v. een Allgemeiner Deutscher Schullverein, die Duitsche scholen, Duitsche boekerijen enz. in 't buitenland ondersteunt; een Zentralverein für Handelsgeographie und förderung deutscher Interessen; een Deutsche Kolonialgesellschaft enz. Geen wonder dat het Duitsche element zich krachtig verbreidt en dat de Duitsche handel de wereld verovert. | |
[pagina 5]
| |
Ziedaar, wat machtige volkeren hebben tot stand gebracht. Moeten wij, die zwakker zijn, niet des te sterker onze gelederen sluiten en moeten we niet in die aansluiting een van de elementen vinden, die er ons bovenop helpen in den strijd tot behoud van onze zelfstandigheid? Zouden we ook niet een dergelijk verbond scheppen, een Algemeen Nederlandsch Verbond? Deze gedachte vond bijval in Amerika. Het was het jaar van de tentoonstelling. Dadelijk kocht de Heer Hoddenbach van Scheltema een register aan, waarin zij naam en adres konden teekenen, die tot het Algemeen Nederlandsch Verbond wenschten toe te treden. De Heer Van Heusden bood bereidwillig een plaats voor dat register aan in Blocker's cacaomolen. Handteekeningen kwamen. Het jaar nadien lag het register te Antwerpen op de Tentoonstelling; dan achtereenvolgens te Amsterdam en te Berlijn. Ondertusschen kwam de Vereeniging vast tot stand op het 23ste Nederlandsch Congres te Antwerpen onder bestuur van de Heeren Schaepman, Prof. Jan Te Winkel, Dr Muller, (Red. Woordenboek), Marcellus Emants, Prof. Buitenrust-Hettema voor Noord-; Baron Aug. de Maere, Prof. J. Obrie, Jul. Sabbe, Pol de Mont, Johan Kesler voor Zuid-Nederland. Het scheen dat de wensch om een Nederl. Verbond te zien ontstaan, bij meer dan een Nederlander over de wereld opkwam. Zonder iets van het A.N.V. te weten, tot welks ontstaan de stoot te Chicago was gegeven, schreef de Heer Beauchez uit Soerabaia een opstel in de Vragen van den Dag (Amsterdam) onder den titel Onze Taal, waarin hij den wensch van Veth tot den zijnen maakt, dat er een Genootschap mocht tot stand komen, dat alle Nederlanders over de wereld in een stambroederbond zou vereenigen, dat zou ijveren voor de verbreiding van de Nederlandsche taal overal, waar zulks doelmatig kan geschieden en dat er voor zorgen zou, dat geen Nederl. gezin, dat 't moederland verlaten zou om zich elders neer te zetten, aan onzen stam zou ontvallen. Het was een aangename verrassing voor den schrijver, te vernemen, dat zijn wensch, buiten zijn weten, reeds een goed eid op weg was om verwezenlijkt te worden. Dat hij zich dadelijk aansloot en een ijverig medewerker werd om de Vereeniging in ruimer kring bekend te maken, hoeft niet gezegd. Dat zijn wensch in vervulling gaat, kan hij nu maand aan maand in Neerlandia waarnemen. Sedert den aanvang van dit jaar kondigen we de namen van de leden af naarmate ze toetreden. Uit die lijsten blijkt, dat in dit eerste halfjaar ruim 300 personen zijn toegetreden. Voegt men daarbij de lijst verschijnende in dit nr en de toetredingen vóór 11 Juli, dan zijn sedert den aanvang van dit jaar 400 personen toegetreden. We ondervinden, dat naarmate de Vereeniging meer bekend geraakt, de toetreding ook ruimer wordt; zoodat, naar alles laat voorzien, het niet lang zal aanloopen of de Vereeniging zal een voldoenden omvang genomen hebben om krachtig op te treden tot handhaving van onze gemeenschappelijke moedertaal waar het noodig is. Nu reeds zijn betrekkingen aangeknoopt met alle deelen van de wereld, waar stamgenooten gevestigd zijn. Secretariaten bestaan behalve in Noord- en Zuid, te Berlijn, te Meshed, Perzië, te New-York, te San-Francisco, op Curaçao, te Johannesburg; te Pretoria; te Shanghai, China. De Vereeniging telt leden, behalve in Noord- en Zuid, in Frankrijk, Engeland, Denemarken, Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland, Perzië, China, Vereenigde-Staten, Curaçao, Suriname, Java, Sumatra, Kaap-Kolonie, Oranje Vrijstaat, Zuidaf. Republiek, Portug. Angòla. Ze heeft georganiseerde Takken te Antwerpen, Brussel, Gent, Eschedé, Berlijn, Mittweida (Saksen). Buiten Europa is de talrijkste ledengroep die van Johannesburg, op dit oogenblik 110 ll. Zoo breidt de Vereeniging zich gestadig uit. Natuurlijk werd die uitslag niet bereikt zonder inspanning, maar is hij toe te schrijven aan de krachtige medewerking van enkelen: J. De Vries, onze vroegere secretaris te Amsterdam, nu te Johannesburg; J.J.B. Van der Ghijs jr. die in den dienst van 't Verbond een buitengewone werkkracht aan den dag gelegd heeft; Brinkgreve te Utrecht; Guldemont te Berlijn; Van der Klaauw te Meshhed; Van der Duys en De Jong te New-York en Paterson; Beauchez te Soerabaia; Temmerman, Oudschans-Deutz, Leyds te Johannesburg; Hamelberg te Curaçao; Dr Ekker te Hilversum; Toussaint te Brussel; Pittomvils te Tienen; last not least in P. De Wilde, een nederig onderwijzer te Loth, een klein Brabantsch dorp, maar die menig lid heeft bijgebracht; een bewijs, dat wie wil veel kan. Aan die allen een woord van warmen dank! Machtigen steun hebben wij ook gevonden bij hooggeplaatsten als de Weledele Heeren Superintendent Mansvelt te Pretoria, en Consul Willekes Mac Donald te Warschau aan wie we een dankbare hulde brengen. De medewerking van enkelen heeft dus geleid tot een zeer aanzienlijken uitslag op zeer korten tijd. Wat zou het zijn indien allen zich tot medewerking genoopt gevoelden? En die medewerking kan zóó gemakkelijk verleend worden! Laten b.v. al onze leden van thans, na 't ontvangen van dit nr, het aan één vriend ter inzage geven, hem tot toetreding overhalen, dan tellen we binnen twee maanden 3000 leden. Om dien uitslag te bereiken hoeft niemand zich druk te maken: hij bezige daartoe de hier ingesloten toetredingskaart, late die door een kennis invullen en werpe ze in een postbus. Als we maar onze lamme lakschheid weten af te schudden, zal het wel blijken, dat onze kleine stam nog zoo heel hopeloos niet is en zullen we onze taal een zeer schoone toekomst voorbereiden. Een van de verrassende uitslagen, waartoe onzo propaganda geleid heeft, is, dat we op dit oogenblik acht leden tellen in Perzië. Met betrekking tot het buitenland kunnen wij ook zeer krachtig geholpen worden. Hoeveel leden zijn er niet, die kennissen hebben onder onze in 't buitenland wonende stamgenooten. Laat ieder, dié een Hollandschen, Vlaamschen, Afrikaanschen vriend in 't buitenland heeft, hem schrijven en hem aanzetten om toe te treden. Zoo breiden onze betrekkingen zich geleidelijk tot alle landen uit; van deze betrekkingen is uitstekend partij te trekken ter bevordering van de stoffelijke belangen van stamgenooten. Immers, onze leden in 't buitenland kunnen door onze bemiddeling de aandacht vestigen op de kans voor knappe taalgenooten om betrekkingen daar te verkrijgen; ze kunnen ze zeer dikwijls daarin helpen. Zoo ontstaan zeer uitgebreide betrekkingen, waarmee handel en nijverheid hun voordeel kunnen doen. Steken nu alle leden een hand toe, dan verhaasten ze het oogenblik, waarop het A.N.V. met kracht zijn taak, zooals die in de Statuten omschreven wordt, zal kunnen aanvatten. Tot hiertoe is het hoofdzakelijk de Gentsche Tak geweest, die groote bedrijvigheid aan den dag heeft gelegd. In Januari 1896 belegden we een welgeslaagde protestmeeting tegen den Jamesoninval en gaven aan 't Vlaamsche Volk gelegenheid om zijn sympathie te betuigen voor de wakkere Transvaalsche stambroeders. We namen dit jaar het initiatief van de viering van den 11 Juli-dag door de vereenigde Vlaamsche kringen van Gent. Naar aanleiding van die viering ontstond een bestendig comité, die er voor zorgen zal, dat het feest ieder jaar te Gent gevierd worde en dat nu gezorgd heeft voor de inrichting van een puik concert van Vlaamsche muziek. Verder richtten we de propaganda in voor de deelneming aan 't Nederlandsch Congres te Antwerpen, wat dan ook voor gevolg had, dat we te Antwerpen met 112 waren. In 1897 hebben we de prachtig geslaagde meeting in Valentino ingericht ter zake het wetsvoorstel De Vriendt; nadien hebben we een reeks propaganda-meetings gehouden te Wetteren, Maldegem, Ledeberg, Gentbrugge, St Amandsberg, Zelzaete, Melle, Evergem, Waarschoot om overal verzoekschriften geteekend te krijgen naar de Kamer ten gunste van het Wetsvoorstel en gaan op 't oogenblik met die meetings nog voort. Tevens belasten we ons met de propaganda voor deelneming aan 't Congres te Dordt. We hebben verder op ons programma de inrichting van een Tentoonstelling van nieuwsbladen, waarvan 't Zal wel gaan het initiatief nam. Er is geen twijfel aan of ons voorbeeld zal wel aanstekelijk werken op de andere takken. Ziedaar een korte schets van het ontstaan en de ontwikkeling van het A.N.V. Onze werkzaamhenen en bemoeiingen zullen omvangrijker worden naarmate de Vereeniging in ledental toeneemt. Het is dan ook te hopen, dat álle ontwikkelde Nederlanders over den aardbodem, door hun lidmaatschap van 't A.N.V. een bewijs van stamtrots zullen willen geven. Zoo helpen ze mee tot de stichting in wensch en gedacht van Grooter Nederland, dat, al bestaat het dan ook niet in de werkelijkheid, toch door zijn bestaan in onze harten, in onze hopen en streven, voor den wasdom en de welvaart van onzen stam een schoone toekomst voorbereidt! |
|