In den Brusselschen Gemeenteraad.
In de Gemeenteraadszitting van den 12 April heeft eindelijk de ondervraging van den Heer De Mot door het lid Rochette plaats gehad over het verbod van de Vlaamsche betooging te Brussel. We deelen 't verslag over die ondervraging mee.
De Heer Rochette zegt, dat de Vlamingen in hun rochten gekrenkt geworden zijn en vraagt aan 't college de reden, waarom de openbare betooging van de Vlamingen verboden geworden is. De Vlamingen maken de overgroote meerderheid van de Belgen uit en mogen in 't gemeenschappelijk vaderland niet als stiefkinderen behandeld worden. Hij leest een artikel van Le Peuple, waarin de handelwijze van den Heer De Mot ongrondwettelijk en een hatelijke rechtsmiskenning genoemd wordt. Hij leest ook het artikel van het Laatste Nieuws, onderteekend door Julius Hoste, waarin deze verslag geeft van zijn bezoek bij den Heer De Mot.
De betooging werd op Schaarbeek toegelaten, was grootsch, vaderlandsch, indrukwekkend. Spreker leest nog verscheiden artikelen van dagbladen om de verontwaardiging van de Vlamingen te doen kennen.
De Heer De Mot. - Staak uw lezingen, zij zijn bespottelijk en de vergadering onwaardig.
De Heer Rochette. - Door die indrukwekkende betooging te verbieden heeft de Heer De Mot zijn politiek testament geteekend. In 1887 kwam de Heer De Mot in de Brasserie du Sac de stemmen van de Vlamingen afbedelen. Nu beleedigt hij de bevolking, en hij geeft een kaakslag aan zijn doctrinairen collega, den Heer Goffin.
De Heer De Mot (bitsig). - De leden van den Raad hebben gehoord, dat ik door den Heer Rochette aangevallen wordt door middel van leugens. Wat de beschuldiging betreft, dat ik de rechten van de Vlamingen heb miskend, ik ken noch Vlamingen noch Walen; wij hebben alleen de rechten van de Belgen te waarborgen.
Wanneer men schreef, dat er 50,000 leeuwen naar de hoofdstad kwamen, dan geloof ik, dat er maatregelen dienden genomen te worden. Ha! indien men gezegd en verzekerd had, dat alles zich zou bepaald hebben bij een huldebetooging aan de Heeren Kennis, Coremans en De Beucker, dat de zoogezegde 50,000 leeuwen maar 2500 lammekens zouden geweest zijn, dan zou ik voorzeker de betooging niet verboden hebben.
De Heer Goffin. - Alhoewel Vlaming van hart en ziel kan ik de wijze, waarop de Heer Rochette zijn ondervraging gedaan heeft, niet goedkeuren. Ik heb met genoegen de Vlaamsche Meeting bijgewoond en er eenige gelukkige oogenblikken doorgebracht. Doch, de Vlaamsche strijd is niet hetgeen er de Heer Rochette en zijn vrienden willen van maken. De Vlaamsche zaak is verhevener en heeft niet, zooals de socialisten het beweren, de hoogere standen te bestrijden, maar wel het het Vlaamsche volk op te beuren en de vaderlandsliefde aan te vuren.
De liberale partij is in Vlaanderen ten onder gegaan tengevolge van de verfransching van de Vlaamsche burgerij. Doch de voorstanders van de Vlaamsche Beweging zal men niet brengen in de Socialistische syndicaten.
Spreker brengt hulde aan den Heer De Mot wegens de diensten door hem reeds aan de Vlamingen bewezen (!!!!). Zijn besluit drong zich op; hij heeft daardoor de Vlaamsche zaak niet benadeeld en handelde geenszins uit haat tegen do Vlamingen.
De Heer Buls, burgemeester. - Ik geloof, mijne heeren, dat de ondervraging mag gesloten worden. In In mijn afwezigheid had de waarnemende burgemeester het recht te bandelen zooals hij 't gedaan heeft. Wanneer men een betooging toelaat, draagt men er de verantwoordelijkheid van. Gedurende mijn bestuur heb ik slechts vijfmaal een betooging verboden en ik heb het ongelijk gehad het geen zesde maal te doen; dan zou het oproer van 7 September, dat men mij nog altijd verwijt, geen plaats gehad hebben.
Men roept mijne Vlaamschgezindheid in om te zeggen: ware de burgemeester hier geweest, de betooging ware niet verboden geworden. Mijne Heeren, ik ben overtuigd, dat gij mijn genegenheid voor de Vlaamsche zaak niet betwijfelt, doch ik kan de handelwijze van den Heer De Mot niet afkeuren, omdat het een voorzichtigheidsmaatregel is, dien men slechts met tegenzin toepast, doch die nochtans in sommige gevallen moet toegepast worden.
***
Dat de Heer Burgemeester zijn schepene niet afkeurt, kunnen we aannemen. Maar de houding van den Heer Goffin, voorzitter van de Brusselsche Afdeeling van het Willems-Fonds, die dien schepene komt verdedigen en bovendien nog beweert dat hij recht heeft op de erkentelijkheid van de Vlamingen is ons een zeer pijnlijke verrassing: we vinden ze beroerd lam om er niets anders van te zeggen.