Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBrieven uit Amerika.1.Er is in den laatsten tijd een streven in Amerika, om Holland en de Hollanders meer te waardeeren. In Dec. ll. is een Hollandsche gouverneur in dit land gekozen; dat is, iemand in Amerika geboren, maar van uit Nederland gekomen ouders. Het is Frank Steunenberg, die gekozen is tot gouverneur van Idaho. Zijn | |
[pagina 2]
| |
vader heeft nog als zadelmaker te Holland, Mich, gewoond. Hij zelf werd geboren te Keokuk, Iowa, in 1861, en is dus nog betrekkelijk jong. In 1887 ging hij naar Idaho en werd met zijn broeder uitgever van een nieuwsblad, de Caldwell Tribune genaamd. Door Ada County werd hij gekozen tot lid der Conventie, die eene constitutie voor Idaho moest vaststellen. Tegenwoordig is hij uitgever van de Caldwell Record. Ik wijs op Jan van Oordt, den knappen jongen Hollandschen violist, 22 jaar oud, die thans een rondreis doet door de Vereenigde Staten. De vorige week gaf hij een concert in het Pabot theater te Milwaukee, dat door de pers met den hoogsten lof besproken wordt. De Sentinel zegt o.a.: ‘Mr. Van Oordt is een der grootste violisten dien wij hier in vele jaren gehoord hebben. De virtuoos werd na ieder nummer teruggeroepen, en zelden wordt zooveel geestdrift opgewekt bij het optreden van een nieuwen kunstenaar, als aan Mr. Van Oordt ten deel viel. Zijn concert was een kunstenaarssucces van buitengewoon belang.’ In het najaar las men in de couranten: Getrouwd te Wyncote, Penn. 23 Oct. 1896 Edw. W. Bok en Mary Louise Curtis. Bok is in den Helder geboren, een Noordhollander met lijf en ziel. Een Hollandsche jongen die zich heeft weten te verheffen tot een der voornaamste lieden in Amerika. Ik zat eens in een Cable Car te New-York en sprak met een volbloed Amerikaan over Bok. ‘Van Hollanders sprekende’, zeide hij mij, ‘ik herinner 't mij duidelijk: toen Bok pas in dit land kwam, was hij zoo groen, als ik ooit een jongen gezien heb. Hij was zes jaren oud, verstond geen woord Engelsch. Geen jongen was ooit zoo hulpbehoevend en zoo ellendig toen hij voor 't eerst naar eene openbare school in Brooklyn gezonden werd als hij. Al de scholieren bespotten hem en toen hij voor de eerste maal van school te huis kwam, liepen hem de tranen over de wangen. Doch hij volhardde en begon weldra een weinig Engelsch te leeren. Ik herinner mij dat de jongens hem “Dutchie” noemden en Edward had heel wat door te staan. Sinds eenige jaren verloor ik hem uit het oog, en toen ik hem later weer ontmoette was hij zeer goed op de hoogte van de Engelsche taal. En toch was hij nog geen der voornaamste onder de leerlingen. Doch hij bezat de Hollandsche volharding in groote mate. Hij was 13 jaren toen hij zich in zaken begaf en was daar met hart en ziel bij. Als ik mij soms des avonds naar zijns vaders huis begaf was Edward altijd bezig met studeeren. Hij liet nooit een oogenblik verloren gaan, zonder iets te doen. Hij was een evenzoo groot liefhebber om menschen te bestudeeren als om uit de boeken te leeren. Wanneer andere jongens uit waren, zat hij te werken of te schrijven. Het is tien jaren nu sinds ik hem gezien heb, doch welke Hollander is niet trotsch op zijn succes? Als een jongen was hij altijd een liefhebber van boeken en het verwondert mij niet dat hij thans veel succes heeft als redacteur. Dezelfde jongens die hem “Duichie” noemden, zijn er nu hoogmoedig op, de kennis te hernieuwen met den Redacteur van de Ladies Home Journal. Dikwerf stel ik Bok als een voorbeeld voor andere jongens. Geen jong man, die veel succes heeft gehad, heeft zich zooveel beijverd als deze Hollander. Hij strekt tot eer der Amerikaansche letterkunde, maar nog tot grooter eer voor Holland en de Hollanders.’ Zoo spreekt men over den 33 jarigen Edward W. Bok. Op geneeskundig gebied trekt vooral de aandacht Dr S. de Jager te Paterson N.J. Hij is een Zaandammer van geboorte en Hollander van opvoeding. Hij studeerde aan de Leidsche Hoogeschool, was daarna adsistent voor een paar jaar, en werd later verbonden aan de academie te Utrecht. Hij heeft echter zijne studie niet beperkt tot Holland; alleen gedurende meer dan twee jaren bezocht hij de voornaamste hospitalen in Berlijn, Parijs en Londen, en studeerde aldaar onder de leiding van de beroemdste mannen aan die Hoogescholen. Langen tijd heeft hij ook gewerkt in de laboratoria van de professoren Koch en Pasteur. Verscheidene artikels op medisch gebied, zijn van zijn hand verschenen, zoowel in de Hollandsche, als de Engelsche, Fransche en Duitsche talen. Het was op een plezierreis door de Vereenigde Staten in 1885 dat Dr de Jager, zich zoo aangetrokken gevoelde tot dit land, dat hij besloot zich hier metterwoon te komen vestigen. Spoedig na zijn terugkomst in Holland vertrok hij weer, en vestigde zich met zijn gezin in New-York. Meer dan vier jaren heeft hij daar met succes gepractiseerd, doch vernemende dat duizenden zijner landgenooten in Paterson woonden, besloot hij zijn krachten en bekwaamheden aan hen te wijden. In de muzikale wereld komt in Amerika een voorname plaats toe aan den krachtvollen Nederlander Joh. A. Alberse te Paterson, N.J. Opvolger van den beroemden Amerikan Prof. Oborsky, werd hij directeur in den zang van de ‘Working Girls Society’ benoemd. Grooter bewijs, dat zijn talenten gewaardeerd worden, kan hem niet ten deel vallen. Was hij vele jaren organist van de St-Alphonse-kerk in Brooklyn, sinds 1894 is hij als zoodanig verbonden aan de schoone St-Bonaventure-kerk te Paterson, en geeft tevens onderricht in den zang aan de St-John's-scholen, aan meer dan 1000 kinderen. Van vrije uren is bij hem geen sprake; van den vroegen morgen tot den laten avond wordt zijn tijd in beslag genomen door les te geven op orgel en piano, en zijne woning is een der muzikaalste vereenigingspunten der stad en omgeving. Aan eene zijde is dit jammer. Lust en tijd ontbreekt hem om te componeeren, want hij is een componist van aanleg. De Nederlandsche Vereeniging te Paterson Het Nut van 't Algemeen, opent hare wekelijksche vergadering geregeld met het zingen van een lied, door Alberse getoonzet, dat een bewijs levert voor zijne schitterende gave als componist. De vorige week kwamen te Holland, Mich. Nederlanders te zamen uit de Staten Michigan, Wisconsin, Illinois, Iowa, Minnesota, Nebreska, Kansas, de beide Dakota's, New-York, New-Jersey en Pennsylvania, om een program saâm te stellen voor eene weekfeestviering ter eere van de stichting van de stad Holland in 1847. 25 Augustus 1897 is aangewezen voor den openingsdag van het feest. In de stad New-York is eene nieuwe Vereeniging opgericht Queen Dempsey's Society bestaande uit Hollandsche dames van Nieuw-Nederland. Zij stelt zich ten doel de herinnering levendig te houden aan hunne voorouders, zoowel als van Nederlanders in Nieuw-Nederland, door het bewaren en beschrijven van hunne geschiedenîs en daden, als door het oprichten van monumenten te hunner eere. Het bestuur bestaat uit de dames Lavinia H. Demprey, Jessie T. Bogie, Margaretta Rheinlander, Mary. E. Holland en Annetta J. Vanorden, allen van New-York-City. Op een Donderdag avond, in deze maand, zaten een drie honderd en vijftigtal Amerikaansche Hollanders in eene der zalen van het Waldorf-Hotel te New-York neder aan den jaarlijkschen maaltijd der Hollandsche Societeit aldaar. De spijskaarten prijkten met de portretten van Van Hogendorp, den Staatsman, en Houtman, den admiraal, genomen naar schilderijen in het bezit van Rev. Griffis, den schrijver van Dapper Klein Holland. De spijskaart begon met oesters en eindigde met koffie, waartusschen kwamen ‘ossenhaas met paddestoelensaus’, ‘snijboonen’ en ‘Emma IJs’. Charles S. Truax opende de rei der toasten met den gelukwensch, dat in de leden der Societeit het oude Hollandsche bloed nog niet was uitgestorven. Dr Cuyler sprak over den bezem, waarmede Tromp gezegd wordt zijn schip versierd te hebben als een teeken dat hij de Engelsche schepen uit het kanaal geveegd had, en waarmede Dr Cuyler zei ‘dat de Nederlanders verraders en tirannen uit het land der dijken hadden geveegd. Als afstammelingen van die mannen, die Nederland gemaakt hebben tot wat het is, betaamde het hun, zeide hij, om hunne bezems in Amerika te gebruiken en hun eigen land schoon te houden. Rechter Barett sprak over Hollandsche eigenaardigheden en karaktertrekken, en werd gevolgd door Rev. Buckley over den grooten invloed van de Hollanders in Amerika en Transvaal. Rev. J.A. Mets hield Maandag avond 25 jl. een lezing over ‘Holland home Life’ te Somerville, N.J. De kraamkamer, de doopsbediening, de aanneming, het huwelijk, het begraven, de inrichting der woning, de verdeeling van den tijd, het werkelijke Hollandsche huiselijke leven, met zijn spelen en zijn feesten, het werd alles met een boeiende kracht geschetst, en deed op nieuw gevoelen dat deze 65-jarige ofschoon 44 jaren in Amerika, een Hollandsch hart heeft behouden, en in verrukking geraakt, wanneer hij spreekt over Neerlands roem en grootheid. Ziedaar hoe Amerika Holland waardeert. Goed doet het, dat de invloedrijkste mannen op een maaltijd der Hollandsche Societeit, hulde brengen aan Nederland. Zij hebben het Hollandsche volk door hunne studie onzer historie en door een herhaald bezoek van nabij leeren kennen als een onafhankelijk volk, diep en innig aan zijn verleden en vrijheid, met geestdrift aan zijn dynastie gehecht. Zij scheppen vreugde in de schoonheid der schilderachtige bruin-roode steden van de groene lage landen aan zee; zij eeren 's lands groote mannen, groeten de vrijheidsliefde en het roemrijk verleden van Nederland, brengen hulde in tal van geschriften aan Koningin-Regentes en onze Koningin Wilhelmina, en aan hun feestmaaltijd klinken de tonen van, zooals Hofdijk eens zeide, ‘het lied des lijdens en der glorie’, het Wilhelmus van Nassau.Ga naar voetnoot(1) Somerville, N.J. C.J.B.v.d. Duys. 31 Jan. 1897. | |
II.Wie in deze maand het voorrecht had de tentoonstellig van ‘the American Water Color Society’ te New-York te bezoeken, was getroffen door een paar stukken, die hem een luid bravo! ontlokten. De beroemde schilder Walter C. Harton stelde er een fraai schilderij ten toon. ‘Een gezicht op Dordrecht,’ en George Wharton Edwards was vertegenwoordigd met ‘Hollandsche keuken’ en ‘Hollandsch landschap met vee’. Hofdijk heeft eens uitgeroepen: ‘Hebben de Nederlanders, de schilders geen andere onderwerpen op het doek te brengen dan die aardappelen schillende keukenpricessen?’ maar indien de onvergetelijke dichter dit schilderij van Edwards had kunnen zien, dan zou hij als schrijver van ‘Ons voorgeslacht in zijn zeden en gewoonten’ de hand gedrukt hebben van den vreemdeling die die zeden en gewoonten op het doek brengt met merkwaardige getrouwheid. Het ‘Hollandsch landschap’ is zooals het bestaat aan de lage landen aan zee, men zou denken een stuk van Stortenbeker of Savry voor zich te hebben.
***
Van Dr A. Kuyper's Encyclopaedie is men reeds eenigen tijd bezig een Engelsche vertaling in het licht te geven. De drie heeren, die hieraan werkten, hebben echter hun arbeid niet kunnen voltooien, daar zij achtereenvolgens tot het hoogleeraarsambt werden geroepen. Twee deelen zijn nu reeds vertaald en eene geheele ver- | |
[pagina 3]
| |
taalde Engelsche uitgave kan men binnen een jaar te gemoet zien. In den zomer van 1899 komt Dr Kuyper lezingen houden in de Vereenigde Staten. Bij den Nederlandschen boekverkooper uitgever J.B. Hulst te Grand Rapids is deze maand een Hollandsch maandblad verschenen getiteld ‘De Gereformeerde Amerikaan, onder redactie van Prof. H. Beuker, T.M. Ten Hoor, en H. Van Hoogen. Het doel van dit tijdschift is om de Gereformeerde beginselen onder het Nederlandschsprekend gedeelte der Amerikaansche bevolking te verspreiden en tot meerdere vastheid te brengen. De prijs per jaargang is 1.50 d. Met het oog op het willekeurig vestigen van zoo genaamde tandartsen in de Zuidamerikaansche Republiek Chili, hebben de Wetgevende Kamers van dat land een wet aangenomen, waarbij personen die het beroep van tandarts aldaar willen uitoefenen, voor af examen afleggen. Dit is voor buitenlanders, die met de taal niet bekend zijn, natuurlijk een bijna onoverkomelijk strnikelblok, daar het een geruimen tijd neemt voor men die taal machtig is. Rokus C. De Vries, die een vijftal jaren de praktijk van tandarts te Valparaiso in genoemd land heeft uitgeoefend, moest zich ook aan het examen in de Spaansche taal onderwerpen. De jeugdige Hollandsche dokter verscheen voor de Spaansche heeren en kwam door zijn examen met glans. Behalve den heer G.J. Diekema, in Holland, Michigan, die drie achtereenvolgende termijnen een zetel in de Wetgevende Kamers van Michigan heeft bekleed, en nog bekleedt, is thans weer een andere Nederlander, Sybrand Wesselins, van Grand Rapids, door den Gouverneur als Spoorweg-Commissaris benoemd. Zoowel Diekema als Wesselius hebben aan het Nederlandsche Hope College hunne opleiding ontvangen, en zij strekken ieder Nederlander, zoowel in het moederland als in den vreemde tot eer. In het begin van dit jaar is in New-York verschenen: Half Moon Series of Papers on Historic New-York. Edited by Mand Wilder Goodwin, Alice Carrington Royce and Ruth Putnam; The Stadt-Huys of New Amsterdam, by Alice Morse Earl; King's College, now Columbia University, by John B. Pine. 12o, 5 cents ieder. Jaarlijksche inschrijving 50 cents. Het groot belang dat er bestaat in het kennen der geschiedenis van Oud New-York, is in den laatsten tijd overwegend geworden. De Amerikanen, hoezeer zij hunne kennis willen vermeerderen van de Hollanders der 17e eeuw, vergeten daarom de tegenwoordigen niet. Ik wijs hier op het schoone stuk in Munsey 1896 over Mauriec Maeterlinck, met een fraai portret; op Alma Tadema in Cosmopolitan '96; op American Institutions of Dutch Origin, by S.G. Fisher, Lippinotts Magazine, 1897; op Anton Mauve, by Fles, Lesley's Pop. Month. 1897, op St-Nicolas day in Holland, by A.C. Kuypers, in St-Nicolas, 1897; op Mevr. Ronner Knip, in Lesley's Monthly, feb. '97; The Dutch in Transvaal, by Poultney Bigelow, Harper's Monthly, 1896-1897, op Wauters and his portraits, by F.F. Buck, Munsey '96.
***
Den avond van 19 Februari ll. waren de leden en vele genoodigden van ons medelid, de Nederlandsche Rederijkers Kamer ‘Harmonie’ (Paterson), in hun vereenigingslokaal bijeen om den man te herdenken, die op 19 Februari 1887 aan Nederland en aan de denkende menschheid ontviel. Eduard Douwes Dekker, de geniale Multatuli, werd herdacht in eene lezing door den Sekretaris der Vereeniging, Mr R. de Jong. De spreker schetste eerst 19 Februari 1887, toen Nederland zich dompelde in een bad van nationale geestdrift, ter gelegenheid van des Konings 70-jarigen geboortedag, maakte eenige opmerkingen over de Staatsliederen, die dien avond gezongen werden, en schetste het oogenblik dat uit Nieder-Ingelheim de treurmare kwam van Multatuli's dood. Mr de Jong wees in kernachtige taal op Multatuli, als mensch, als dichter, als profeet, en toonde door het voordragen van eenige fragmenten uit Dekker's werken dat hij eene speciale studie gemaakt had van dezen grooten zoon uit het kleine Nederland. Zijne voordracht muntte uit door soberheid, zijne taal was vol devotie en pieteit, en zonder in vleierij te vervallen en zelfs nu en dan de gebreken aanstippende, schetste hij ons het beeld van Douwes Dekker ten volle uit, zooals wij hem gekend hebben. Den hoed af voor de Rederijkerskamer in het algemeen en voor den spreker in het bizonder. Het doet goed in den vreemde te zijn, en door Nederlanders te hooren waardeeren de groote mannen van ons klein land, terwijl de Amerikanen maar steeds meer willen weten over ‘klein, dapper Holland’. Mr de Jong kan zich verzekerd houden, dat allen in de zaal geboeid waren door zijne bezielende voordracht. Met merkwaardige vaste hand schetste hij Multatuli, den man, de persoonlijkheid, zoo weinig nog begrepen door zijne landgenooten, en zoo dikwerf soms hatelijk beoordeeld. Wanneer men de vorderingen ziet van deze kamer in het geheel, en van de meeste leden in het bizonder, dan is het zonder twijfel te danken aan het gebruik der goede lectuur, die haar nu en dan van over de wereldzee wordt toegezonden. Die edele gevers, wier namen met een breed lichtend spoor in onze letterkunde staan vermeld, kunnen de voldoening smaken, dat hunne schenkingen door de Nederlandsche Rederijkerskamer Harmonie niet alleen op prijs worden gesteld, maar dat hunne gaven aangewend worden tot bevordering der Nederlandsche taalen letterkunde op Amerikaanschen bodem. O.J.B.v.d. Duys.
Somerville, N.J., 28 Febr. 1897. |
|