Neerlandia. Jaargang 1(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Oorlogs klaaglied. Smartlijk trillen in mijn ziel Hoog gespannen snaren, Zingen zij zoo zacht een lied Klaaglied voor wie waren; Zie 'k verrijzen voor mijn geest 't Beeld van groote helden; Zie ik ouden, jongen, gaan, Hoor hun dood ik melden. Ouders zie ik, stil en droef, Nu alleen gezeten, Waar zij, met het dierbaar kind, Eens hun dagen sleten. Juffers zie 'k in 't zwarte kleed Naar de kerk getreden; Reeds zie 'k prevelen heur mond Teedre zielsgebeden. Mannen zie 'k, de borst gesierd, Ach, zoo vroeg reeds grijzen, Hoor ik klagen, thans nu toch Vorst en volk hen prijzen. Ginder zie 'k veel mannen, jong, Met verminkte leden, Als vergelding voor wat zij Zelf aan andren deden. En een groote kinderschaar Zie ik bloemen garen, Die ze brengen naar een graf, Bloemtuil voor wie waren. Enschedé. Sajo. Vorige Volgende