[Augustus 1896]
Een Groet uit Amerika.
Naar aanleiding van de Tentoonstelling van Nederl. dagbladen enz. die door 't Zal wel gaan zal gehouden worden, schreef een bevriende hand in den Vrijen Hollander (Orange City, Iowa, Ver. Staten) een artikel, dat het streven van de Vlamingen ten zeerste waardeert.
Wij ontleenen er het volgende aan:
‘Iedereen die onze schoone rijke moedertaal liefheeft, verblijdt zich over de pogingen onzer Vlaamsche broeders om de aloude Dietsche taal in hun land in eere te houden.
De taal toch is het die misschien meer dan iets anders een volk samenbindt, eene nationaliteit voor ondergang bewaart.
Al de groote veroveraars van oude tijden hebben dit ingezien en een overwonnen volk of volksstam die men wilde doen samensmelten met de veroveraars, werd zachtjes aan van zijne taal beroofd. Zie Rusland dat heden de Duitsche taal in zijne Oostzee-provinciën, het Poolsch in Polen tracht te doen verkwijnen en verdwijnen; zie Frankrijk dat toen 't zijn ijzeren hiel op ons oud Vaderland gezet had, zijne taal invoerde in scholen en gerechtshoven; en Spanje in 't begin van de nieuwe geschiedenis verbood zijne Andalusische bevolking hare oude Moorsche taal te gebruiken.
Zoo ras het nationaliteitsgevoel dat sluimerde, weer begint op te leven, is het eerste middel daartoe de taal in eere te herstellen, zooals de Czechische bevolking in Bohemen, de Vlamen in Belgie deden.
België, door twee verschillende volksstammen bewoond, voor eeuwen onder een ver afwonenden vorst, die zich te weinig om 's volks welzijn bekreunde, en twistappel of worstelperk van verschillende natiën in de twee voorafgaande eeuwen, had bij 't begin dezer eeuw de Vlaamsche Dietsche taal bijna ten gronde zien gaan. Vooral ook politieke oorzaken in 't begin dezer eeuw hadden dit in de hand gewerkt. Doch in de tweede helft onzer eeuw is er eene kentering gekomen en misschien nergens is er meer geestdrift voor de aloude taal, waarin Maerlant schreef, Ruusbroek preekte, hertog Jan van Brabant zong, dan in 't schoone, roemrijke, edele Vlaanderen. Mannen als Hendrik Conscience, Prof. Heremans, Van Rijswijk en Jan Van Beers hebben de oude taal doen herleven. Eere vooral aan Conscience, Vlaanderen's meestgeliefden schrijver, bij wiens dood Julius de Geyter zong:
Gestorven, gestorven die dooden weer leven,
Die Vlaandren weer moed en weer kracht heeft gegeven;
Gesloten de mond, de geest nu gebluscht,
Die 't land als hezaaide met sprankels en vonken,
Den roem onzer vaadren ons weer heeft geschonken,
En de hei tot een tuin schiep vol frischheid en lust.
Laat nu Vlaandrens weeklacht hooren;
Hijsch halftop de leeuwenvlag.
Kempenland, zijn uitverkoren,
Zij geen dorpjen zoo verloren,
Kleppe Vlaandren, Vlaandren ach!
Nu dat oog is gesloten, dat harte gebroken,
Nu vrienden, nu wij op den dood hem gewroken,
O, dragen wij hem als een koning naar 't graf!
Hij ruste in de hei, op een duin, op een outer.
Of hoog bij zijn helden, ten Groeniger kouter,
Gestrekt als een heerscher met mantel en staf!
Laat nu Vlaandrens weeklacht hooren.
Hijsch halftop de Leeuwenvlag,
Kempenland zijn uitverkoren,
Zij geen dorpje zoo verloren
Kleppe Vlaandren, Vlaandren ach!
Het jonge geslacht, de studeerende jongelingschap draagt er weer roem op de taal te spreken die Artevelde sprak, die de burgers van Brugge, door wier Liebaart de Fransche Oriflamme, bij de Groeninger beek moest wijken, hunne moederdertaal noemden. Van over den Oceaan geworde een woord van waardeering, van over den Oceaan in den geest een handdruk aan de Vlaamsche broeders die de Dietsche taal in eere houden. En tevens onze diepgevoelde afkeuring over die laffe en lamlendige Hollanders hier in Iowa en Michigan, die zich hunne taal en afkomst schamen; die lang eer ze 't Engelsch geleerd hebben, probeeren om 't Nederlandsch te vergeten, voor Hollandsche afkomst zich schamen en trachten zich als Yankee voor te doen, om helaas ten spot van weldenkende Amerikanen te strekken, door ingebeelde dwaasheid.
Ongeveer 200 jaren hebben de Hollanders in New York hunne taal gehandhaafd en met hunne taal hun nationaliteitsgevoel eer ze gansch bezweken voor de overstelpende Engelsche meerderheid. Tweehonderd jaren waarin ze geheel van 't oude Vaderland afgescheiden waren en geen nieuw bloed ter versterking kregen.
Meer dan 200 jaren hebben de Hollanders aan de Kaap (Afrika) hunne oude Hollandsche taal, hunne oud-Hollandsche deugden, oud-Hollandsche zeden en traditiën behouden. Bijna 100 jaren hebben ze met de taaie vasthoudendheid onzen volksaard eigen, zich tegen de listen en lagen van Engeland verzet en thans erkent de gansche wereld de waarde van den Nederlander in den roem door onze broeders in Zuid Afrika verworven.
De Hollandsche taal, waar ook gesproken, is 't kenmerk dat ons allen als nakomelingen van een grooten, roemrijken volksstam saamverbindt. En waar we zijn, 't zij in Amsterdam of Gent, in Pretoria of op Iowa's prairiën, wij zijn zonen van den ouden Dietschen stam, we zijn trotsch op eenzelfde heldenvoorgeslacht, we voelen de broederlijke betrekking op allen. De taal die ons allen saamverbindt en zij die de taal in eere houden of herstellen, 't zij in Gent of Bloemfontein, geworden de beste wenschen van al de liefhebbers dier taal ook in Amerika.’
Waar Nederlanders in zoo ver van elkander verwijderde streken van de wereld zoo diep het bewustzijn van hun staméénheid in zich dragen, zal de Nederlandsche stam zich wel weten staande te houden.