No. 102. De blijgeestige.
Altijd moedig, altijd rustig,
Altijd vrolijk, altijd lustig,
Altijd vergenoegd en blij,
Want wat deert de wereld mij? bis.
Al zit ik op geen keizerstroon,
Al torscht mijn hoofd geen koningskroon,
Al ben ik niet hoog welgeboren,
Al draagt mijn borst geen ridderkruis,
Al heb ik soms geen cent in huis,
Al is mij nooit fortuin beschoren: bis.
Al krijg ik nooit een vetten baard,
Al proef ik nooit pastij of taart,
Al vult geen wijn mijn feestbokalen,
Al mag ik nooit een vriendenrei,
Op keur van vreemde lekkernij,
Door fransche koks bereid, onthalen:
Altijd moedig, altijd rustig,
Altijd vrolijk, altijd lustig,
Altijd vergenoegd en blij,
Want wat deert de wereld mij?
Al pronk ik nooit met kant of zij',
Al siert geen goud of zilver mij,
Al is mijn rok steeds kaal gesleten,
Al draag ik nooit een nieuwen hoed,
Al is de kas met linnengoed,
Die grootje naliet, lang vergeten:
Altijd moedig, altijd rustig,
Altijd vrolijk. altijd lustig,
Altijd vergenoegd en blij,
Want wat deert de mode mij?
| |
Al heeft mijn huis geen pronksalet,
Al heeft mijn vrouw geen donzen bed,
Al heb ik meubels noch tapijten,
Al siert geen kroon mijn kamer op,
Al moet ik zoo arm zijn als job,
Mijn leven in een hut verslijten:
Altijd moedig, altijd rustig,
Altijd vrolijk, altijd lustig,
Altijd vergenoegd en blij,
Want wat deert de rijkdom mij?
|
|