De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 75. Aan de nachtegaal. Waarom, lieve kleine zanger! Waarom hoort men u thans niet? Waarom laat ge ons vruchteloos wachten, Op uw hartbetoovrend lied? Vol verlangen slaan wij de oogen Telkens naar 't geboomte omhoog, Waar uw grilligheid zoo dikwerf Onmeêdoogend ons bedroog; Naauwlijks slaakt ge een enkel toontje, Of gij zwijgt weer eensklaps stil. Hebt gij, lieve kleine vogel! Ook al een verkeerden wil? Gaat het u gelijk veel menschen, Die steeds morrend, nooit voldaan, Als onnutte, dwaze wezens, In Gods schoone schepping staan? Kwellen u ook somtijds luimen, Sticht ge ook onheil en verdriet? Neen, dat doen alleen de menschen, Maar gij, lieve vogel! niet. bis. [pagina 89] [p. 89] Neen, het zijn slechts de onweêrsbuijen, In dit anders schoon saizoen, Die u, tegen onz' verwachting, Nog aanhoudend zwijgen doen; Daarom schuilt gij met uw kopje Onder 't welig elzenblad, Wenschlijk waar' het dat de mensch ook Deze levenswijsheid hadd'! Nimmer zou hij dan bedillen, Wat een wijze vader doet, Gaarne, ook onder tegenheden, Biddend zeggen: ‘God is goed!’ Doch, waar dwaal ik, lieve vogel! Gij verstaat mij immers niet, Scboon ik zoo hartelijk gaarne Mijne zwakke toonen bied? Kom maar spoedig, kleine zanger! Kom in warme zonneschijn, Dan zal nog 't genot der vriendschap, Ook door u vermeerderd zijn. bis. Vorige Volgende