De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 54. Klagt van een meisje, wiens minnaar voor Hasselt gesneuveld is. Hier, hier in stilte gezeten, Hier, waar het beekje ruischt, Hier, hier de smarte gemeten, Die in mijn boezem huist, Ja, ja, de smarten, die woeden steeds in mijn huis. Hoor, hoor mij toch, Behoeder! Gij zijt mijn hoogste vrind; Hoor, hoor een klagende moeder, Die rust noch vreugde vindt. Ja, ja, zij smeekt U, voor haar ongeboren kind. Zijt, zijt ook met zijn vader, Die 't wicht en mij verliet; Breng, breng hem tot ons nader, Die mij en het kind verliet; Want, want de aarde is zonder hem mij niets. [pagina 68] [p. 68] Ach! ach! wil mij verhooren, Geef mij mijn minnaar weêr, Behoed mijn ongeboren, Herstel mij in mijn eer. Ach, ach! door het lijden, prangt mij de boezem zoo zeer. Hij is voor Hasselt gebleven, Zoo als de courant vermeldt; Verloor daar zijn dierbaar leven, Stierf daar als een krijgsheld. Ach, ach! waar vlugt ik nu, wat is mijn ziel ontsteld. Troost, troost mij dan in mijn lijden, En geef mij moed en kracht; Doe, doe mij eerst verblijden, Als eens de ure is volbragt, Dan, dan ben ik moeder, waarna ik vurig wacht. Dan, dan, vergeet ik de smarte, Dan onderdruk ik mijn leed, Dan druk ik mijn kind aan 't harte, Dat van geen zorgen weet. Maakt, al komt hij niet weder, dat ik hem nooit vergeet. Vorige Volgende