De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 39. De tijd. Nimmer moê gerende tijd, Voerman, die den wagen rijdt Over bergen en door dalen! Laat mij, laat mij ademhalen; Waartoe jaagt gij in galop? Voerman! houdt eens even op. Welk een onafzienbaar end, Hebt gij rustloos afgerend, Zonder pleistren, zonder poozen, Over doornen en langs rozen, Onverdacht op weg en spoor, Tusschen klip en afgrond door. Vijfentwintig jaren lang Holt gij met gezweepten gang, En vergeet uw span te stallen, Schoon door 't noodweêr overvallen; 'k Zit te duizlen van d' orkaan, .... Voerman! leg eens even aan. Sneller dan een bliksemschicht, Snort mij alles voor 't gezigt; Wat zich opdoet aan mijne oogen Is als rook voorbijgevlogen: Waar ik ginds den blik op sla Laat ik aanstonds achterna. [pagina 52] [p. 52] Gistren joeg uw dolle vaart Toomloos door een rozengaard, Waar ik bloemen dacht te plukken; Maar gij bleeft mij voorwaarts rukken: Ik vertrad den schoonsten knop, En den dooren greep ik op. Keer eens, zwenk eens, snel en vlug, Voerman, langs uw baan terug; 'k Heb op reis zooveel vergeten, En verloren en versmeten: Hou eens op toch, keer eens weêr! Maar gij hoort of keert niet weêr. Waar toch met die drift naar toe? Jaagt gij dan uw rossen moê, Om den slagboom te eer te winnen, Waar geluk en rust beginnen? Waar dan stuit uw dolle draf? Alles antwoord: ‘aan het graf!’ Daar helaas! en daar alleen, Loopt het hobbelig rijpad heên, Dwars door bui en onweêrsvlagen; Daar verlaat ons pijn en plagen, Daar ontsluit de rust de poort .... Voerman! rij in Gods naam voort! Vorige Volgende