Nederlandse Letterkunde. Jaargang 18
(2013)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||
[2013/3]Hollandse helden.
| ||||||||||||||||||||||
Ter inleidingIn Nederland is de laatste jaren een begin gemaakt met het in kaart brengen van het zogeheten middlebrowterrein.Ga naar eind1 Hiermee wordt het grote gebied aangeduid dat zich vanaf de eerste decennia van de twintigste eeuw ging aftekenen tussen de ‘hoge’ literatuur, die zich vooral was gaan oriënteren op een kleine groep literaire insiders, en de ‘lage’ commerciële amusementssector. Dit tussengebied is behalve omvangrijk ook uitermate heterogeen. Het omvat een breed scala aan culturele verschijnselen: personen en groepen, handelingen en praktijken, organisaties en instituties, teksten en genres. In al hun verscheidenheid lijken deze fenomenen een zekere gemeenschappelijkheid te vertonen, waarvan de publieksgerichtheid, specifieker: de pedagogische oriëntering, het meeste in het oog springt. Middlebrow wordt in verschillende studies in de eerste plaats opgevat als een pedagogisch project; Janice Radway benoemde de middlebrowcultuur als ‘a kind of social pedagogy’.Ga naar eind2 Het concept middlebrow lijkt een vruchtbaar instrument voor onderzoek naar dit nog grotendeels onontgonnen gebied. Niet alleen is het rekbaar genoeg om recht te doen aan de diversiteit ervan, maar ook impliceert het een voor dit type onderzoek onontbeerlijke aandacht voor de sociale inbedding van de culturele verschijnselen. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||
Toch is de inzet van dit instrument niet zonder complicaties, zeker als het gaat om onderzoek naar de middlebrowroman. | ||||||||||||||||||||||
MiddlebrowromansRomans vormen een belangrijk onderdeel van het literaire middenterrein. Het gaat om een groot aantal teksten die in hun eigen tijd veel werden gelezen en een stempel op hun tijd drukten, maar in het literatuurwetenschappelijk onderzoek onderbelicht zijn gebleven. De aanduiding ‘middlebrowromans’ impliceert uiteraard niet dat het hier een genre met specifieke eigenschappen betreft. In de cultuursociologie, die deel uitmaakt van de theoretische achtergrond van waaruit middlebrow-onderzoek wordt verricht, beschouwt men de sociale omgang met teksten en niet hun intrinsieke eigenschappen als bepalend voor hun classificatie. Bourdieu zei al in 1979: ‘it would be a mistake to locate in the works which enter into middle-brow culture at a given moment the properties conferred on them by a particular form of consumption. [...] What makes middle-brow culture is the middle-class relation to culture [...]’Ga naar eind3 Vanuit dat oogpunt lijkt tekstgericht onderzoek weinig zinvol. Anderzijds heeft onderzoek naar deze romans toch aangetoond dat ze een aantal gemeenschappelijke patronen vertonen, niet alleen op het gebied van productie en consumptie, maar ook qua tekstkenmerken. Dergelijk onderzoek in buiten- en binnenland, vanuit een combinatie van sociologische en tekstuele invalshoeken, leverde het beeld op dat middlebrowromans in ieder geval een duidelijke sociale functie en een aantal specifieke thematische en ideologische preoccupaties gemeen hebben.Ga naar eind4 Het lijkt erop dat het een combinatie is van sociale omgang en teksteigenschappen die de ‘middlebrowroman’ bepaalt. Dat is het uitgangspunt van deze bijdrage. Het bestaande beeld van deze romans is sterk bepaald door het perspectief van de literaire elite, de vertegenwoordigers van de legitieme smaak. Hun houding tegenover het middengebied, dat de neerslag vormt van de smaak van de ‘common reader’, is er één van negatie. Zij zagen de middlebrowgenres van hun tijd (bestsellers, modeboeken, damesromans, streekromans, tendensromans) als een kwalijke tegemoetkoming aan de smaak van een publiek met weinig literair onderscheidingsvermogen. Zelf trachtten ze zich van die toenemende stroom te onderscheiden door naar het voorbeeld van het buitenland een nieuwe romanvorm te ontwikkelen, de modernistische roman, die vraagtekens zette bij beschrijvingen van de werkelijkheid, weigerde nog een gewoon verhaal te vertellen, de aloude plot aan de kant zette, ongrijpbare hoofdpersonen creëerde, verschillende stemmen liet klinken en soms de kant opging van het essay. Toen dat type roman na 1930 de officiële norm werd, verdween de middlebrowroman uit het zicht of kreeg die uiteindelijk, in een hoekje van de literatuurgeschiedenis, de rol van verouderde dus literair oninteressante tegenhanger van het vernieuwende modernisme. Ik heb ervoor gekozen de middlebrowroman niet te bezien als realistische vorm in een literairhistorische lijn van realisme naar modernisme, opgevat als: van oud naar nieuw, maar als een eigen vorm in een eigen traject. De bestaande literairhistorische meetlat maakt niet zichtbaar waar het in deze romans om gaat. Om deze romans op een adequate manier in beeld te brengen, inclusief de vernieuwingen die op dit terrein wel degelijk plaatsvonden, heb ik in deze bijdrage het poëticale beschrijvingskader van realisme/modernisme ingeruild voor een andere invalshoek. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||
Daarbij kan het concept middlebrow goede diensten bewijzen. Wat wilden deze romans? Op welke publieksgroepen richtten ze zich, welke functies wilden ze vervullen en vervulden ze? Zo kan de betekenis van deze romans worden bepaald - niet alleen de literaire, maar de bredere culturele, sociale en ideologische betekenis die het concept middlebrow impliceert. Concreet leidt dat tot analyse van de romans zelf en van hun sociale functioneren, de combinatie dus van discursief en sociologisch onderzoek die ik hiervoor noemde. Idealiter zou je van een breed corpus van romans de topics, thema's, stijlaspecten en vormaspecten moeten onderzoeken om de narratieve en ideologische wereld van de middlebrowroman in kaart te brengen en die te positioneren in het contemporaine literaire en sociale landschap. Mijn bijdrage beoogt een indruk te geven van de richting waarin zulk onderzoek zou moeten gaan, aan de hand van een voorbeeld. | ||||||||||||||||||||||
HollandsHet bovenstaande impliceert een discoursanalytische aanpak. De middlebrowroman wordt hier beschouwd als medium van een discours, opgevat als een wijze van omgaan met bepaalde onderwerpen die zich uitdrukt in een set van ideologische noties.Ga naar eind5 Via de analyse van een netwerk van sleutelwoorden tracht ik dat op het spoor te komen. Uit het geheel van te onderzoeken topics en thema's heb ik in deze casus een signaalwoord gekozen dat op een bepaalde ideologische oriëntering kan wijzen, namelijk het woord ‘Hollands’. ‘Hollands’ verwijst naar een specifiek discours van de jaren dertig en veertig dat zich ook op het literaire terrein manifesteerde. In literaire debatten was Hollands een beladen en omstreden woord, een woord waarin veel literaire, culturele en sociale spanningen van het moment waren samengebald. Het lijkt daarom bij uitstek geschikt voor mijn doel. De voorhoede van jonge literatoren had zich vanaf de jaren twintig en dertig geprofileerd met een internationale oriëntering. In tal van programmatische geschriften, bijvoorbeeld de inleiding bij het Letterkundig Jaarboek Erts 1930 door Lou Lichtveld en de inleiding bij Forum door Ter Braak, Du Perron en Roelants, hadden de jongeren uitdrukking gegeven aan hun verlangen internationaal te worden, ‘onHollands’ te zijn.Ga naar eind6 Dat was vooral ook een manier om zich af te zetten tegen het bestaande proza, in het bijzonder de middlebrowroman, waarvan nu juist het ‘vaderlandse’, Hollandse, dat wilde voor deze jonge generatie zeggen: benauwde, bekrompen en burgerlijke karakter als bezwaar werd gevoeld. In de literaire kritieken van de voorhoede werden ‘on-Hollands’ en ‘Hollands’ aanduidingen van kwaliteit of het gebrek daaraan. Een dergelijke afkeer van het vaderlandse was in het middlebrowgebied zelf niet aan de orde.Ga naar eind7 Eerder lijkt het tegendeel het geval: in kritieken van enkele centrale figuren op dit terrein fungeert ‘echt Hollands’, de ‘echt Hollandse roman’ juist als een positieve kwalificatie. In polemieken tussen elite en middlebrow was dit een van de centrale twistpunten: middlebrowcritici verdedigden de ‘eigen Hollandse cultuur’ terwijl de intellectuele voorhoede het ‘Hollandse’ juist zag als een belemmering voor een bevredigend cultureel peil.Ga naar eind8 Daar lijkt een duidelijk markeringspunt te liggen; | ||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||
‘Hollands’ vormt een goede ingang om een eventuele eigen oriëntering van middlebrowromans op het spoor te komen. Ik richt mij op twee romans waarin ‘Hollands’ een in het oog springend element is: Hollands glorie (1940) van Jan de Hartog en Die van ons (1945) door Willy Corsari, de ene van net voor, de andere van net na de Tweede Wereldoorlog - een periode waarin het ‘Hollandse’ uiteraard een extra lading kreeg. Beide zijn typische middlebrowromans in de sociologische betekenis, dat wil zeggen dat ze bij het grote lezerspubliek zeer in de smaak vielen en bij de literaire top juist niet. Deze boeken nemen op het middenveld een centrale plaats in: ze werden zeer veel verkocht, gelezen en besproken, en vormden gedurende langere (Hollands glorie) of kortere (Die van ons) tijd als typische modeboeken het gesprek van de dag. | ||||||||||||||||||||||
Hollands glorie (1940)Jan de Hartog schreef zijn bestseller Hollands glorie na een aantal detectives onder het pseudoniem F.R. Eckmar. Hollands glorie bereikte een recordoplage. In de jaren rond 1940 was een oplage van enkele duizenden normaal en met enkele tienduizenden was er sprake van een bestseller. Van Hollands Glorie waren er na twee jaar 100.000 verkocht en het bleef daarna nog tientallen jaren populair; in 1976 werd het boek nog door Walter van der Kamp voor televisie bewerkt. Hollands glorie is een karakteristiek onderdeel geworden van de breed gedeelde twintigste-eeuwse publiekscultuur. Met de officiële literaire wereld, die hem als een typische ‘verteller’ afdeed en moeite had met zijn gigantische verkoopsuccessen, stond De Hartog steeds op gespannen voet. Hij kreeg vele bijnamen, waaronder ‘de prins der keukenprinsessen’ en ‘een pooier die de literatuur als prostituée gebruikt.’Ga naar eind9 De verwijten golden vooral zijn populariteit bij het grote publiek en zijn vermeende commerciële instelling. Hollands glorie is een roman over de zeesleepvaart. Hij verscheen net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maar speelt in de jaren voor en rond de Eerste Wereldoorlog, namelijk tussen 1906 en 1919. Hij begint als de hoofdpersoon, de matroos Jan Wandelaar, zijn eerste stuurmansexamen doet en eindigt ermee dat deze ruim tien jaar later de hele Nederlandse zeesleepvaart overneemt: ‘Hollands glorie’. Dit succesverhaal wordt aan de lezer als avontuurlijk heldenverhaal gepresenteerd. Jan Wandelaar is de held, aan wie gedichtjes gewijd worden als ‘Gij, stille Held, Jan Wandelaar, Hoe brachtet Gij het voorelkaar’(p. 384).Ga naar eind10 Hij wordt in verband gebracht met de algemeen bekende verhalen over zeevarende/reizende helden: de Odyssee (p. 384), Columbus (‘De Hollandse Jongens, die Columbus’ Daad evenaarden, onder bevel van gezagvoerder J. Wandelaar' zo staat er in de krant (p. 385) en Jules Verne: een andere krantenkop luidt ‘Kapitein Wandelaars Reis Om De Wereld In Tachtig Dagen’ (p. 411). Deze verwijzingen hebben een duidelijk functie. Ze plaatsen het verhaal van Jan Wandelaar in een algemeen bekend kader en geven aan hoe het gelezen moet worden: als een heldenverhaal, een verhaal van ongewone moed en durf. Tegelijkertijd is Hollands glorie nadrukkelijk een roman voor gewone lezers, die door de verteller steeds worden betrokken in een verbond van gewone, Hollandse mensen. Deze combinatie van heldenverhaal en verhaal voor en over gewone mensen, bepaalt de vorm en de inhoud van de roman. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||
GewoonHet woord ‘gewoon’ is een sleutelwoord. De roman is in digitale vorm beschikbaar (DBNL) waardoor het mogelijk is de tekst op bepaalde woorden te doorzoeken. Het woord ‘gewoon’ komt 36 keer voor (twintig keer ‘gewoon’, 14 keer ‘gewone’, twee keer ‘doodgewone’), vaak in verband met de hoofdpersoon: Jan Wandelaar is een held, maar tegelijkertijd een gewone, simpele zeeman. Als hij de tochten heeft volbracht die niemand ooit voor mogelijk had gehouden en omringd wordt door bewonderende journalisten, dan staat hij daar ‘rustig en simpel’, ‘zonder vertoon van heldendom of autoriteit’, in ‘robuste eerlijkheid’: ‘hij is alleen maar gewoon; een gewone zeeman’ (p. 410), ‘De Stille Held Jan Wandelaar is een doodgewone man, met een hoed op.’ (p. 386). Het accent op het woord ‘gewoon’ geeft de sociale wereld aan waarop deze roman zich richt en waarbinnen hij wil functioneren. Dat is de wereld van de gewone, simpele, eerlijke mannen en hun eenvoudige, echte vrouwen. De hogere klasse, die geassocieerd wordt met luxe en geld maar ook met cultuur en intellect, vormt een heel andere wereld. Dat zijn de ‘deftige mensen’ waarbij de zeemannen zich niet helemaal op hun gemak voelen. Die andere klasse moet er ook zijn (de roman gaat uit van de bestaande orde en moet niets hebben van ‘rooie rakkers’) maar is nadrukkelijk niet de focus van deze roman. Als de hogere klasse aan bod komt, wordt die met afstand en ironie beschreven. Zie bijvoorbeeld de scène waar Jan Wandelaar de strijd aangaat met zijn grote tegenstander, de gentleman-reder met de speaking name ‘Kwel’. In deze scène wordt via een ideologisch geladen woordkeuze een contrast gecreëerd tussen de zwijgzame, echt-mannelijke Wandelaar die nooit met verkleinwoordjes wordt gekarakteriseerd, en de aanstellerige, onechte, enigszins vrouwelijke Kwel met zijn gekeuvel en gebabbel, zijn ‘gebaartjes met een slanke aristocraten-hand’, zijn ‘universitaire woordjes’, (p. 312) en zijn ‘bijna vrouwelijke’ lachjes. Voor de ‘Cultuur en Eruditie’ van Kwel heeft deze roman slechts ironie over. Ironisch is ook de toon tegenover de marconist ‘van betere stand’ die in een ‘groen en paars geblokte kamermantel’ een conversatie voert vol ‘onverteerd cultuurvoer’ (p. 419) en die door de bootsman ‘Lord Flapdrol’ wordt genoemd: ‘De sleepvaart is niks gedaan, voor mensen met een kamermantel’ (p. 425). ‘Gewoon’ is een sterk ideologisch geladen woord in deze roman. Het betekent: zonder dikdoenerij, zonder aanstellerij, eenvoudig. Maar het betekent ook: in overeenstemming met de natuurlijke orde der dingen, althans, de orde der dingen die hier wordt voorgesteld als ‘natuurlijk’, dus goed en door God gewild. Dat is de orde van de bestaande rangen en standen (‘aristokraten moeten er ook wezen’, p. 80), van echte mannen en echte vrouwen, ieder op hun eigen plaats en in hun eigen rol - mannen die babbelen en vrouwen die hun haar laten knippen, make up gebruiken en ‘roken als een kerel’ horen daar niet in. Echte liefde is in deze roman weggelegd voor de vrouw die ‘gewoon en eerlijk’ wacht op een ‘gewonen, eerlijken man’ (p. 392). Dat geeft de wereld aan van deze roman en van zijn lezers, de wereld waarin deze roman wil functioneren. Het geeft tevens aan welke normen en waarden de roman de lezers wil meegeven. ‘Gewoon’ blijkt dus een goede ingang te zijn om die wereld te typeren, maar er is een heel cluster van zulke typerende woorden. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||
Gezin, God en vaderlandDe meest voorkomende woorden zijn natuurlijk allereerst zee, sleepvaart, zeesleepvaart, boot, schip en water: die komen samen honderden keren voor als bouwstenen van de handeling. Maar ik heb vooral gezocht naar een aantal meer ideologisch geladen woorden, namelijk het cluster Holland, Hollands, vlag, vaderland, moederland en God, de kernwoorden van wat een nationaal discours genoemd zou kunnen worden.Ga naar eind11 Die woorden typeren in hun samenhang de verhaalwereld in ideologische zin. Ze komen in de volgende frequentie voor: Holland en Hollands samen 53 keer, vlag 17 keer, vaderland/moederland 10 keer en God 75 keer. ‘Holland(s)’ krijgt al met al twee connotaties, die op het oog tegengesteld zijn. Allereerst is er de connotatie van ondernemingsdrang, durf. Zo functioneert het in de combinatie van ‘Hollands glorie’: dan gaat het om stoutmoedigheid, grootsheid en ook vrijheid. Maar tegelijkertijd is Holland in deze roman juist het tegenovergestelde, het kleine landje, het kleine plekje op de kaart, ‘het prieeltje in de moestuin van Europa’, het landje van duinen, molens en polders waar rust is en vertrouwdheid, waar je vrouw en kind op je wachten, waar het bekende en gewone is van bruine bonen of biefstuk met gebakken aardappelen na alle ‘buitenlandsigheid’ en ontberingen van het reizen en zwerven over de wereldbol. Het dierbaar stukje Holland achter de duinen (p. 17) dat op de stoere zeevaarder wacht en waar hij zich geborgen weet: ‘In Holland, mijn Holland; bij Nellie, mijn vrouw’ (p. 82). Net als Jan Wandelaar, die een held is en toch een gewone zeeman, is Holland tegelijkertijd groots, stoutmoedig en klein, vertrouwd, gewoon. Die typerende combinatie gaat ook op voor de lezersreacties waarop de roman speculeert. Ook die zijn tweevoudig. Gewoon-doen is de norm die de lezers voortdurend wordt voorgehouden. Er zijn diverse passages waar heldhaftigheid en het gebruik van grote woorden over Holland worden geïroniseerd. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de weergave van een toespraak van een ambassadeur in het buitenland die het schip van Wandelaar aanduidt als ‘de personificatie van ons Eigen, Dierbaar Vaderland: klein van stuk, edoch! GROOT van Daden, leve de Koningin!’ (p. 78). En ook elders worden te grote woorden over de bijzondere Hollander die deze baanbrekende pioniersarbeid heeft verricht, ‘grootheid, heldenmoed, voortrekkers-glorie en eeuwige lauweren’ afgedaan als ‘hysterisch gezwets’ (p. 241). Maar intussen wordt de lezer van deze roman wel degelijk meegenomen in een gevoel van gemeenschappelijke trots en bewondering over de stoutmoedige daden van onze zeelieden en de Hollandse vlag die wappert op de wereldzeeën. Tegelijkertijd is die lezer veilig en geborgen in een vertrouwde wereld, net zo veilig als de scheepsbemanning onder het gezag van Jan Wandelaar, schipper naast God. Verschillende technieken werken daaraan mee. | ||||||||||||||||||||||
VertelwijzeEr is een bijzonder dominante, prominent aanwezige verteller aan het woord, die een karakteristieke praattoon hanteert en de lezer voortdurend in de verhaalwereld betrekt. Dat gebeurt door aansprekingen en maximes die naar een gedeeld wereldbeeld verwijzen: ‘Mens! Wat hadden ze elkaar een pakkerd gegeven’ (p. 15), of: ‘Die Sjemonow dat is me er eentje (...) Komt me daar midden in de nacht de brug op’ (p. 18) of ‘Bevel is bevel, daar kan tenslotte niet aan getornd worden, wees eerlijk’ (p. 27) en | ||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||
‘Kom, let er maar niet op; het gemoed moet ook wat hebben, na al die mannelijkheid. En voor iemand die toch nog zó jong is, en nog maar zó kort getrouwd, heeft hij het toch heel aardig opgeknapt; wees eerlijk’ (p. 39). ‘het bier is uitstekend en mens! Wat een lieve meiden’ (p. 47) of: ‘Jaja, Jan, jongen. Zo is het leven: vaar voort, en kijk niet om’ (p. 83). Naast deze gemeenzame toon heeft de verteller nog een opvallend middel om de lezer in de verhaalwereld te betrekken en een gevoel van saamhorigheid, geborgenheid te geven. Dat is het woordje ‘ons’/ ‘onze’. Ook dat is als een sleutelwoord te beschouwen: het komt 92 (ons)/ 46 (onze) keer voor.Ga naar eind12 Woorden als ‘onze vlag’, ‘ons landje’, ‘onze vrouwen’, ‘onze vrouwen en kinderen’, ‘onze zeehelden’, ‘voor ons allen’, sluiten verteller, lezer en personages in een verbond van gewone Hollanders in een vertrouwde orde. | ||||||||||||||||||||||
GemeenschappelijkheidOnderlinge verbondenheid wordt hier dus zowel in de narratieve vorm als op het ideologische vlak uitgedrukt. Met dit thema sluit deze roman rechtstreeks aan bij de centrale waarden die in deze periode in brede lagen werden gedeeld. De historicus Blom heeft het ‘burgerlijk waardenstelsel’ van de jaren dertig beschreven. In de kern daarvan bevond zich ‘het harmonisch gezin’ met voor man en vrouw een geheel eigen rol. Andere belangrijke bestanddelen waren ‘gevoel voor orde en gezag, standsbesef, nationaal sentiment, arbeidszin, spaarzaamheid en een hele reeks morele en fatsoensregels’. Bovenal was dit waardenstelsel gericht op gemeenschappelijkheid: ‘Deze burgerlijke normen hadden in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijke, het bindende in de samenleving’.Ga naar eind13 Hollands glorie vormt een perfecte literaire vertaling van dit stelsel van waarden en normen. De roman propageert precies deze bestaande orde van standenscheiding en van gewone gezinnen van hardwerkende mannen en flinke huisvrouwen, en drukt het belang van verbondenheid, gemeenschappelijkheid ook in de vormgeving uit. Dat werkte dwars door de zuilen heen en hierin kunnen we een verklaring vinden voor de weerklank bij het grote publiek van Hollands glorie. Maar daaraan werkte vooral het nationale sentiment van de roman sterk mee. | ||||||||||||||||||||||
Nationale identiteitDe roman presenteert een nationaal discours, een nationale mythe zou je zelfs kunnen zeggen, hierboven gekarakteriseerd als tweeledig: Holland als ondernemende wereldnatie en Holland als veilige besloten gemeenschap. Uiteraard had het idee van de vrije Hollandse vlag over de wereldzeeën in deze jaren van de Duitse bezetting een bijzondere aantrekkingskracht, maar het kwam toch vooral door de sterk aangewakkerde liefde voor het vaderland en voor alles wat typisch Hollands was, dat de roman in de oorlogsjaren zo kon aanslaan. Hier werd Holland getoond in zijn kracht en vrijheid en hier werden, in de figuur van Jan Wandelaar met zijn ‘mannelijke levenskracht’, de geliefde nationale karaktertrekken afgebeeld: kalme vastberadenheid, nuchtere zakelijkheid, ondernemingszin, durf en doorzettingsvermogen, burgerlijk fatsoen en huiselijkheid. Dat was een aansprekend en herkenbaar ideaal, getuige reacties in kranten. In boeken als Hollands glorie ziet ‘ons volk zijn geloof in eigen | ||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||
kracht, moed en uithoudingsvermogen bevestigd’, schreef Het vaderland in 1942.Ga naar eind14 Dit is een boek zo eerlijk en trouw dat ‘we ons zelf erin herkennen’, had er een jaar eerder, in 1941 in een provinciale krant gestaan: het loopt storm om dit boek en de schrijver omdat ‘we ons zelf erin zien’; ‘zooals ze hier beschreven worden, zoo zijn de Nederlanders’.Ga naar eind15 Kennelijk kwamen de nationale gemeenschap en het geïdealiseerde Nederlanderschap die dit boek creëerde, volledig tegemoet aan het beeld dat de lezers koesterden. Die herkenning vindt volgens dit artikel zijn hoogtepunt in de simpele en ontroerende levenswaarheid aan het slot van de roman: ‘Heel wat schippers zijn beroemd//Een paar hebben zelfs een lintje//Dát is nog 's rijkdom, wat je noemt//Geef mij maar een vrouw en een kindje!’ Hierin zag men dus een treffende karakterisering van typisch Hollandse waarden, met ‘het harmonisch gezin’ in het centrum.
Dergelijke nationale beelden hebben een sociale, maar ook een belangrijke psychologische functie. Ook die moet worden meegewogen als het erom gaat de betekenis van Hollands glorie te peilen. We komen dan op het terrein van de politieke psychologie, waar men verklaringen probeert te vinden voor de aantrekkingskracht van nationalisme op individuen. Mary Caputi heeft een verklaring gezocht in de diepgewortelde behoefte van individuen aan een heldere, vastomlijnde identiteit.Ga naar eind16 Zij baseert zich op psychoanalytische inzichten: individuen beschikken vanaf hun kindertijd over een gespleten, gefragmenteerde, ambivalente identiteit en proberen die te helen door te zoeken naar vastomlijnde collectieve betekenissen. Nationale identiteiten vormen het soort collectieve betekenis dat bij uitstek geschikt is om aan die behoefte te voldoen; met hun afgebakende betekenissen komen juist zij tegemoet aan de behoefte aan een stabiele, duidelijk omschreven identiteit. In het huidige tijdsgewricht is nationale identiteit een omstreden begrip. Het staat op gespannen voet met het postmodernistische paradigma - en, zo kunnen we toevoegen, het modernistische - dat vastliggende identiteiten in twijfel trekt, ze beschouwt als overblijfselen van een achterhaalde burgerlijke orde en geen oog heeft voor de waarde ervan voor individuen. Toch heeft, zo beklemtoont Caputi, zelfs een postmoderne filosofe als Julia Kristeva ervoor gewaarschuwd het concept niet te snel terzijde te schuiven, maar het te beschouwen in zijn functie voor naar vaste vormen zoekende individuen en naar cohesie zoekende gemeenschappen.Ga naar eind17 Daaruit moet de aantrekkingskracht van nationale identiteit worden verklaard. Het gaat hier dus niet om een verdediging van nationale identiteit, laat staan van nationalisme en achterliggende ideologieën, maar om een analyse van de behoefte daaraan en het belang ervan. Hiermee heeft de sociale werking van Hollands glorie duidelijke contouren gekregen. De roman sloot niet alleen volledig aan bij de centrale waarden en normen van zijn tijd, maar bood ook het vast omlijnde ideaalbeeld van Holland en Nederlanderschap waaraan kennelijk een fundamentele behoefte bestond, in de bezettingsjaren en daarna. | ||||||||||||||||||||||
SlauerhoffEen middlebrowroman als Hollands glorie is ideologisch georiënteerd op de gedeelde waarden en fundamentele behoeften van de gemiddelde lezers van die tijd. Of dat in het bijzonder geldt voor middlebrowromans kan duidelijker worden door een korte | ||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||
uitstap naar een ander literair segment, het werk van J.J. Slauerhoff, dat eerder verscheen maar toch met Hollands glorie is vergeleken, door Clara Eggink bijvoorbeeld. Zij vergeleek in 1940 De Hartog met Slauerhoff omdat beiden ‘het essentiële van het leven der zeelieden’ duidelijk maken, zij het vanuit een heel ander standpunt.Ga naar eind18 Slauerhoffs werk werd vooral in de kleinere kring van de literaire voorhoede gewaardeerd; hij en Vestdijk waren de favoriete auteurs van de Forum-redactie, afgaande op het aantal pagina's dat in het tijdschrift voor hen werd ingeruimd. Bij het grote publiek sloegen beide schrijvers veel minder aan; in de sociologische zin zijn ze dus meer als highbrow te classificeren. Slauerhoffs Schuim en asch (1930) en Het verboden rijk (1932) zijn in digitale vorm beschikbaar en kunnen op dezelfde signaalwoorden worden onderzocht als Hollands glorie. Zij vertonen inderdaad een grote thematische verwantschap met Hollands glorie in die zin dat ze worden getypeerd door het woordencluster zee, water, boot en schip. In ideologische zin is die verwantschap er echter helemaal niet: de signaalwoorden die samen de ideologische wereld van Hollands glorie uitmaken, spelen in Schuim en asch en Het verboden rijk geen rol van betekenis. ‘Holland(s)’ komt in Schuim en asch slechts één keer voor en in Het verboden rijk helemaal niet,Ga naar eind19 ‘held’ eveneens één keer, ‘vlag’ twee keer, ‘gewo(o)n(e) vijf keer en ‘ons/onze’ zeven keer. ‘God’ komt elf keer voor, maar niet in de rol die hij in Hollands glorie speelt; het gaat hier bijvoorbeeld om uitdrukkingen als ‘God weet waar we terechtkomen’ of ze leefden ‘zonder aan God of Dood te denken’. Het is duidelijk dat Slauerhoff inderdaad ‘vanuit een heel ander standpunt’ over de zeelieden schrijft dan De Hartog. Aansluiting bij de burgerlijke waarden en normen van het grote lezerspubliek of tegemoetkoming aan de behoefte aan collectieve betekenissen is bij hem veel minder zichtbaar. | ||||||||||||||||||||||
Die van ons (1945)Ook Die van ons door Willy Corsari was een bestseller, zij het niet in de mate van Hollands glorie. Hij verscheen eind 1945 en moest binnen het jaar tweemaal worden herdrukt. Dat leverde winst op voor de pas opgerichte De Bezige Bij waarvan dit de eerste officiële uitgave was, maar het leidde ook tot spanningen binnen de uitgeverij die juist een literair profiel wilde opbouwen en jonge schrijvers wilde aantrekken. De populaire Willy Corsari paste niet in dat streven. Net als Jan de Hartog had zij aanvankelijk enkele detectiveboeken geschreven. Het beoefenen van uiteenlopende, ook lager geklasseerde genres (Willy Corsari publiceerde ook meisjesboeken) behoort wel tot het profiel van de middlebrowschrijver. Al voor de oorlog stond Willy Corsari te boek als bestsellerauteur, na de oorlog ontwikkelde zij zich tot een van de bekendste en best verkopende auteurs van ons land. Dat deed haar naam in de officiële literaire wereld geen goed; men verweet haar evenals Jan de Hartog een commerciële en ook routineuze instelling.Ga naar eind20 Die van ons is een omvangrijk en vol boek. Het is zelfs overladen te noemen: het beslaat de vijf oorlogsjaren en geeft alle ontwikkelingen en gebeurtenissen van die tijd, een hele stoet van personages met alle mogelijke houdingen en reacties (van goed, fout en ertussenin) in vele verhaallijnen. Toch is er wel een rode draad te bespeuren. Die zou als volgt kunnen worden samengevat: de oorlog zet alles op z'n kop en haalt ieders leven overhoop, in praktische zin, maar ook in de kern; de oorlog confronteert de mens met wie hij werkelijk is. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||
In Die van ons is een verteller aan het woord die alle verschillende stemmen en visies aan bod laat komen. De roman is dus veelstemmig en draagt niet één dominante visie uit. Toch is er wel een overeenkomst met de vertelwijze van Hollands Glorie, in zoverre namelijk dat de lezer voortdurend in het verhaal wordt betrokken. Dat gebeurt door middel van een informerende toon waarop de verteller aan de lezers uitlegt hoe het er in de oorlogsjaren aan toeging, hoe het dagelijks leven toen verliep. Op de eerste bladzijde staat: ‘Leven in Nederland was toen als wonen in een huis, waarvan beide buurhuizen in lichte laaie staan, want het was de tiende Mei’.Ga naar eind21 Er volgen vele verwijzingen naar ‘toen’, hoe het was ‘in die tijd’, toen mensen op versleten schoenen liepen en ‘in zo'n voddige kleedij als men vroeger zelden zag in Holland’ (p. 300). Dit informatieve aspect sluit aan bij de bovengenoemde visie op middlebrow als een lezersgericht, misschien ook didactisch of pedagogisch georiënteerd project. De vele verwijzingen naar gedeelde kennis, in dit geval bestaande gedichten en liedjes, dragen bij aan de lezersbetrokkenheid. Naar ‘Het lied der achttien dooden’ (1941) wordt als volgt verwezen, zonder vermelding van de titel: ‘Woorden uit een gedicht, dat bij tientallen clandestien verkocht werd ten bate van onderduikers, gingen hem door het hoofd: Wat kan een man, oprecht en trouw//Nog doen in zulk een tijd?//Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw//en strijd [sic] den ijdlen strijd.’ (p. 67). Ook de volgende dichtregel (uit ‘Dodenmars’ van Clara Eggink) was bekend: ‘Een regel, die hij ergens las in een gedicht van deze tijd, obsedeert hem: “Dan zullen nog bij nieuwe maan, uw schimmen door de straten gaan”...’ (p. 330) Deze regels en de vele andere verwijzingen naar bekende liedjes en gedichten uit de ondergrondse roepen een gevoel van verbondenheid op, van een cultuur waarin verteller en lezers delen. Ook wekken ze een gedeelde bewondering voor degenen die in de illegaliteit actief waren geweest. Daaraan werkt ook de woordkeuze mee. Corsari gaat grote woorden niet uit de weg. Het verzetswerk heet ‘prachtig werk’ en ‘grootse strijd’ (p. 27) van ‘kranige jongens’; er is sprake van kerels ‘die ‘in prachtige geestdrift de strijd hebben aangebonden’ (p. 330) en van ‘een prachtkerel’, ‘gevallen voor de goede zaak’ (p. 295). Een verzetsman wordt als volgt beschreven: ‘Een jong gezicht, strak en bleek, vaste blik uit grijze ogen, een sterke mond’ (p. 293). Ook al geeft de roman geen zwart-wit visie op het verzet en op de rol van Nederlanders in de oorlog in het algemeen (Corsari voert ook openlijke en heimelijke verraders ten tonele en veel zogenaamde ‘goede vaderlanders’ die het liefst de andere kant op kijken en allereerst aan hun eigen belangen denken), toch komen op deze manier beelden van heldenmoed en heldendom tot stand. | ||||||||||||||||||||||
GemeenschapVerbondenheid is dus een centraal kenmerk van de narratieve vorm, en ook thematisch drukt deze roman een collectieve ideologie uit. Dat zit al in de titel: ‘Die van ons’. ‘Die van ons’ zijn in eerste instantie de ‘goede Nederlanders’, degenen die zich inzetten, die de Joden helpen onderduiken en hun eigen leven wagen. ‘Die van ons’ vormen een groep, een gemeenschap en de waarde daarvan vormt een van de voornaamste thema's van de roman. Een citaat: ‘Die van ons. De warmte in haar stem toen ze dat zei. Het klonk hem, alsof ze hem met die woorden buiten iets sloot.’ (p. 30). De ‘hij’ die hier focaliseert, de hoofdpersoon, gaat ook meedoen met de hulp aan onderduikers, gaat bij ‘ons’ horen en ervaart dan hoe weldadig dat is: ‘Iets dat hard | ||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||
en leeg in hem was, stroomt eensklaps vol van warmte.’ (p. 257). ‘Het is...de kameraadschap, de saamhorigheid, het gevoel dat je bent opgenomen in een verband en ergens bij hoort...’ (p. 160). Daarmee komt de roman tegemoet aan wat hierboven is aangeduid als het centrale element in het waardenstelsel van het toenmalige publiek: het gemeenschappelijke, bindende in de samenleving. Het gemeenschappelijke strekt zich in deze roman uit tot het nationale niveau. ‘Wij’, dat zijn ook de vaderlanders, de Hollanders, die hier bij voorkeur worden aangeduid als ‘onze mensen’, ‘onze eigen mensen’ en ‘ons eigen land’. Deze tekst is niet digitaal doorzoekbaar maar net als in Hollands glorie komen ‘Holland(s)’ en ‘wij’/‘onze’ opvallend veel voor. Enkele citaten: ‘Het waren Hollanders, dat maakte me zo beroerd. Het kan me niet schelen als de Moffen zich gedragen als schoeljes...maar onze eigen mensen...in ons eigen land...Ik had nooit gedacht dat er zoiets bestond onder ons’ (p. 51) En: ‘Dat wij...wíj Hollanders, niet eens bij onze zee mogen!’ (p. 131). Zij, dat zijn in deze omstandigheden van oorlog en bezetting de Duitsers, die door uiteenlopende personages worden aangeduid als moffen, beesten, tuig: ‘Een Mof is altijd een Mof’ (p. 342). Wel is er ook op dit punt nuance: ook onder de Hollanders zijn veel gemeneriken en niet iedere Duitser is slecht. Net als in Hollands glorie kan een psychologische invalshoek meer zicht geven op de werking van deze roman. Als het gaat om de functie van het gemeenschappelijke dat Die van ons uitdraagt, het wij-gevoel van onderlinge verbondenheid en uitsluiting van anderen, kunnen we opnieuw te rade gaan bij de politieke psychologie, die daarover theorieën heeft ontwikkeld. Vamik Volkan spreekt in dit verband van een diepe psychologische behoefte, ‘the need to have enemies and allies’,Ga naar eind22 een behoefte die voortkomt uit pogingen van het individu zijn ‘zelf’ te beschermen als dat bedreigd wordt in conflicten, in dit geval in de oorlog die net achter de rug was. Groepsbinding en een zich gezamenlijk afzetten van een andere groep worden dan heel belangrijk. Nationale collectiviteit, maar meer nog de collectiviteit op zich, de betekenis en waarde van gemeenschappelijkheid, verbondenheid staan dus in Die van ons centraal. Op dat vlak heeft deze roman in een fundamentele behoefte voorzien en daarin ligt de sociale functie voor het grote lezerspubliek van net na de oorlog. | ||||||||||||||||||||||
VestdijkEen vergelijking die hier voor de hand ligt, is die met Pastorale 1943 van Vestdijk, een roman die eveneens een beeld geeft van de oorlog, die ook tijdens of heel kort na de bezetting werd geschreven (in de zomer van 1945) en in 1948 in boekvorm uitkwam. Pastorale 1943 was lang niet zo'n succes als Die van ons - het werd pas veel later herdrukt - maar gold al meteen als de eerste verzetsroman van een belangrijke schrijver. Vestdijk had in de jaren dertig naam gekregen als schrijver van moderne romans die vooral de intellectuele bovenlaag aanspraken; in Forumkringen werd hij, net als Slauerhoff, bijzonder gewaardeerd. Pastorale 1943 heeft evenals Die van ons een informerende toon. De ondertitel is die van een historische roman: ‘Roman uit de tijd van de Duitsche overheersching’ en de roman zelf bevat passages die fungeren als couleur locale. Net als bij Corsari is het bij Vestdijk een duidelijk thema dat de oorlog normen verandert of zelfs omkeert en mensen diepgaand met zichzelf confronteert. Maar overigens zijn de verschillen | ||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||
groot. Dat zit 'm vooral in de toon. Waar Corsari veel drama opvoert, ernstig is en grote woorden niet schuwt, is de toon van Pastorale 1943 koel, afstandelijk, relativerend en door en door ironisch. Ironie kenmerkt Vestdijks roman in alle opzichten. De titel is ironisch en de hele plot berust op ironie: alles is steeds anders dan de personages denken, iedereen staat voortdurend op het verkeerde been. Deze intrige van misverstanden, raadsels en toevalligheden drukt uit hoe ondoorzichtig de situatie was en hoe moeilijk het was goed en kwaad te onderscheiden. Het belangrijkste verschil met Die van ons, op het ideologische vlak, is dat in Pastorale 1943 iedere vorm van collectief denken rigoureus wordt afgewezen. Het centrale idee van de roman is juist dat collectieven en abstracties gevaarlijk zijn omdat ze de neiging hebben het persoonlijke geweten te vervangen. Dat gebeurt bij Duitsers, die in naam van een systeem mensen ombrengen, maar het gebeurt ook in het verzet, waar men het recht heeft iemand dood te schieten ‘uit naam van het Nederlandsche volk’. Dergelijke abstracties worden door de hoofdpersoon afgewezen.Ga naar eind23 Nationale stereotypen worden doorkruist, ook doordat de hoofdpersoon zelf van Duitse afkomst is. Er wordt wel gescholden op rotmoffen, maar het idee van de roman is dat de ene ‘soort’ niet per se beter of anders is dan de andere. Begrippen als ‘vaderlandsliefde’ of ‘patriotisme’ worden met ironie benaderd. Tegelijkertijd is er het besef dat vaderlandsliefde en dus collectief denken de basis vormt van oorlog en verzet, dus in deze tijd wel relevant is. Zo duikt er hier en daar toch de liefde voor Holland op: ‘en hij wist, dat dit landschap Holland was en dat het hem nooit in de steek zou laten als hij het niet in de steek liet.’ (p. 281). De roman besluit dan ook tamelijk hooggestemd, zij het weer met intellectuele nuance: ‘Alles voor het vaderland, - zoo was het nu eenmaal, men kon het niet korter en begrijpelijker zeggen: alles voor het vaderland; en omdat hij een halve Duitscher was, was het zijn vaderland eerst recht, en mocht hij geen haarbreed afwijken van de weg, die iedere Hollander zou moeten gaan.’ (p. 345). | ||||||||||||||||||||||
BesluitMet deze ironie en intellectuele nuance is Vestdijks roman een typische vertegenwoordiger van het modernisme. Dat had zich afgekeerd van de bestaande burgerlijke waarden, van de waarden die in de Nederlandse samenleving van die tijd centraal stonden, van het ‘Hollandse’ en van de vastliggende betekenissen die daarin besloten lagen. Het kreeg in deze jaren vaak het verwijt dat het te intellectueel was, te afstandelijk, te ver verwijderd van de gemeenschap en de lezers.Ga naar eind24 De ironie, het afstandelijk-cerebrale dat de moderne literatuur domineerde, kwam in deze jaren onder vuur te liggen. Vanuit het middlebrowcircuit werd een andere visie op literatuur verdedigd, een sociale visie op literatuur als een verbindende kracht in de eigen, Nederlandse samenleving. Zo pleitte P.H. Ritter jr. ervoor dat het boek de functie zou krijgen van ‘sociaal middelpunt’; het moest verbinden om zo het sociale leven te veredelen en te verrijken.Ga naar eind25 ‘Hollands’ was in die visie eerder een pluspunt. De romans die ik hier heb besproken maken dat programma waar. Ze richten zich in hun narratieve vorm welbewust naar het grote publiek van gewone lezers en zijn in ideologische zin primair gericht op binding, verbinding, gemeenschappelijk- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||
heid, op nationaal niveau of anderszins - op de ideeën en waarden die in deze jaren een breed draagvlak hadden in de samenleving. Ze vervullen daarmee een sociale functie en komen tegemoet aan fundamentele behoeften aan houvast en een stabiele identiteit. Daarin ligt hun betekenis en de reden van hun succes. Het is zinvoller en vruchtbaarder de romans te onderzoeken op deze oriëntering en functie, dus inderdaad als middlebrowromans, dan ze af te doen als oninteressante voorbeelden van achterhaald realisme. | ||||||||||||||||||||||
BibliografiePrimair
| ||||||||||||||||||||||
Secundair
|
|