Nederlandse Letterkunde. Jaargang 16
(2011)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||
Banketten en etiquette van de PEN-club. Geïllustreerd aan België, de ‘Cockpit van Europa’
| ||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||
Due to the still shaky status of Dutch in Belgium between the wars, I devote particular attention to the language chosen for these PEN gatherings. French was always chosen for the events the Flemish PEN Club organised together with the French-speaking Belgian PEN Club. Speakers from elsewhere were able to use their own language. I refer to a specific instance, the ‘Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren’ (‘Heydays of Flemish Literature’) (13-15 November 1937) to illustrate the growing political implications of the choice of particular authors and of the language spoken. Like the international PEN, the Flemish PEN had increasingly to put its cards on the table with regard to the advance of totalitarianism in Europe. I observe that it was easier for the sister association, the Flemish ‘Vereeniging van Letterkundigen’ (‘Union of Writers’), to take up a position on political and language issues than the PEN Club, which adhered to its neutrality. Elke vereniging heeft haar zeden, gebruiken en gewoontes om niet te zeggen haar eigen ‘rituelen’. Rituelen worden in de etnologie omschreven als ‘in ihrer Abfolge durchstrukturierte Schlüsselreize für Mitglieder der gleichen Art’.Ga naar eind1 Er worden met andere woorden signalen uitgezonden door vaste patronen van gedrag. Deze signalen moeten leiden tot bepaalde acties of reacties en bepaalde emoties. De eerste functie van die rituelen is om zich als groep te onderscheiden, de tweede functie om binnen de eigen groep een bepaalde hiërarchie aan te brengen. Vaak zijn de uitvoerders zich weinig bewust van hun inhoud, doel of functie. En ze treden vooral bij speciale gelegenheden te voorschijn. Ook het literaire leven (‘la liturgie littéraire’ volgens Michel Biron)Ga naar eind2 is doordrenkt van rituelen, al zijn die tot nu toe weinig het voorwerp van studie geweest. Vooral bijeenkomsten in literaire verenigingen of op minder formele plaatsen van sociabiliteit brengen eigen rituelen mee. Een voorbeeld daarvan zijn de banketten (en recepties) die aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw onder literaire auteurs populair waren. Het gaat hier om een ‘rituel propre à la sphère bourgeoise’Ga naar eind3 dat werd overgeplant naar het domein van de literatuur.
In wat volgt, ga ik eerst na of de banketten en recepties van de PEN-club, die de bestaansvorm uitmaakten van de PEN-club tijdens het interbellum, iets te maken hebben met de mode die dateert uit de negentiende eeuw. Vooral echter is het mijn bedoeling om na te gaan welke rituelen gangbaar waren op die PEN-banketten sinds hun ontstaan in de jaren twintig en of ze onderhevig waren aan veranderingen in de tijd. Ik concentreer me hier op de ontvangst van buitenlandse schrijvers en ga na of er andere gewoontes en rituelen mee gepaard gingen dan wanneer | ||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||
schrijvers van eigen bodem werden ontvangen of gevierd. Als invalshoek neem ik de ontvangsten en vieringen van schrijvers in de jaren dertig door de Vlaamse PEN. Concreet gezien stel ik vragen als: welke tijd en plaats worden voor het banket en de receptie uitverkoren en in welke vorm worden ze gehouden (als middaglunch, avondlijk diner of namiddagthee; als huldeviering, als voordrachtavond, als academische zitting of herdenking van een overledene)? Hoe wordt men tot het gebeuren toegelaten: moest men lid zijn en mocht de echtgeno(o)t(e) mee? Hoe betaalt men (vooraf, achteraf)? Hoe worden leden op een banket of receptie geïnviteerd (bijvoorbeeld via speciale kaartjes of circulaires) en hoeveel mensen worden er uitgenodigd? Bij de ontvangst komen vragen aan bod als: welke kledij (rok, stadskledij) wordt noodzakelijk geacht en welke soorten begroetingen, (beleefdheids) formules en andere ‘gebaren’ (bijv. bloemen, geschenken) constitueren het rituele karakter van het gebeuren? Belangrijk is welke discoursen (toespraken, toasts, lezingen) worden uitgesproken en hoe die verlopen, en in welke taal (de taal van de genodigde?). Daarbij ga ik na welke materiële sporen er achter bleven niet alleen in de vorm van rekeningetjes, uitnodigingskaarten, circulaires, brieven en telegrammen maar ook in de vorm van officiële foto's, diploma's, herdenkingsteksten, albums etc. Kortom: ik bekijk welke etiquette welke (groeps)identiteit met zich mee brengt. De ontvangst van de coryfee Paul Valéry - een habitué in België - dient daarbij als leidmotief. Ten slotte sta ik even stil bij de vraag of taalverschillen ook een verandering in ritus meebrachten, en vooral of de ontvangsten van schrijvers uit grote taalgebieden invloed hadden op het gedrag van individuen of groepen en op de literatuur zelf van een klein taalgebied als Nederlandstalig België. Wat die invloed betreft, moet vooral gedacht worden aan reisverslagen, dagboeknotities en journalistieke verslagen. Die werden vooral geschreven naar aanleiding van de Internationale PEN-congressen. Aangezien ik die internationale congressen hier wegens hun omvang niet mee in de beschouwing neem,Ga naar eind4 kies ik voor een kleine zelfstandige casus om de taaltoestanden op de Vlaamse PEN-evenementen te onderzoeken: de weinig bestudeerde Vlaamse Hoogdagen van de literatuur uit 1937,Ga naar eind5 een evenement dat door de Vlaamse Vereeniging van Letterkundigen (VvL) met steun van de PEN werd georganiseerd. De PEN was van meet af aan verantwoordelijk voor de buitenlandse gasten, zo blijkt uit de verslagboeken van de VvL.Ga naar eind6 Deze casus laat mij toe om ook de groeiende politieke implicaties van de PEN-bijeenkomsten (in de vorm van persreacties) te illustreren en om de verhouding van de Vlaamse PEN tot de zusterbeweging VvL te beschrijven. De relatie tot de internationaal georiënteerde, vooral, linkse schrijverscongressen vormt dan weer stof voor een apart artikel. Hier gaat het vooral om lokale bijeenkomsten en de vraag of hun rituele karakter eventueel mede bepaald wordt door politieke omstandigheden. | ||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||
1. Het banket als ritueelLiteraire banketten vormen een manier om de cohesie van een groep te versterken en deze zichzelf aan de buitenwereld als een exclusief gezelschap te laten presenteren. Naast de ideële voorbeelden van de maaltijden van de Griekse goden en het Laatste Avondmaal lijken twee reële modellen aan de wieg ervan te hebben gestaan: het politieke banket en de Parijse dîners Magny, die in 1862 van start gingen en faam verwierven door de aanwezigheid van Flaubert, Sainte-Beuve en de Goncourts.Ga naar eind7 Na het befaamde banket ter ere van Camille Lemonnier in 1883 organiseerde het Belgische Franstalige tijdschrift La jeune Belgique geregeld banketten en imiteerde daarmee ‘le banquet bourgeois, espace cérémoniel’.Ga naar eind8 Het is tekenend dat daarbij vooral juristen betrokken waren die wisten hoe de redevoering een instrument kon zijn om de eigen politieke opvattingen te ventileren. Deze diners van de avantgarde van de jaren tachtig en negentig hadden - zoals het banket voor Jean Moréas in 1891, de bijeenkomsten van het symbolistische tijdschrift La Plume en van de met elkaar rivaliserende Mercure de France en Revue Blanche - een publicitaire, of beter manifesterende bedoeling.Ga naar eind9 Ze moesten een jonge generatie afficheren en protesteren tegen de miskenning ervan. Terwijl ze hielpen om de autonomie van de literatuur te bevestigen, maakten ze die tot voorwerp van reclame. Tegenover die banketten van autoconsecratie die vooral georganiseerd werden met het oog op de buitenwereld, staan de meer op interne doeleinden gerichte diners. De dîners Magny werden het voorbeeld voor de banketten die de Brusselse avant-garde rond Les Vingt wilde houden aan het begin van de jaren negentig.Ga naar eind10 Zij waren vooral op gezelligheid gericht en vonden in een ludieke sfeer en in alle vriendschappelijkheid plaats. Het is maar de vraag of de diners van de PEN-club op een van deze modellen leken.Ga naar eind11 De club plaatste zich immers zeker niet in de Franse traditie van rebelse artiesten en intellectuelen, maar startte zoals bekend als een ‘dining club’ en was een nogal stijve bedoening van gearriveerde auteurs. ‘Dining clubs’ bestonden al sinds de achttiende eeuw, bijvoorbeeld in wetenschappelijke milieus. Het gesloten karakter van de PEN-diners is nauw verbonden met de algemene geslotenheid van de vereniging. Nieuwe leden moesten bijvoorbeeld voorgedragen worden door twee leden. Ook de kostprijs van de banketten maakte er een elitaire bedoening van. Ze stonden wel open voor mannen en vrouwen, al lag de kostprijs van de eerste internationale diners wat hoger voor mannen omdat die sigaren kregen.Ga naar eind12 Het hiërarchische karakter van de vereniging uit zich niet alleen in de ereleden en de gewone leden, of het bestuur en het voetvolk maar ook in de tafelschikking: bij het eerste internationale diner was er één hoofdtafel en elf tafels in alfabetische volgorde.Ga naar eind13 Tussen de landen mocht geen hiërarchie bestaan, maar tussen de schrijvers onderling werd die zorgvuldig in stand gehouden. | ||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||
2. De Vlaamse PEN als institutieDe PEN was zowel een gecentraliseerd orgaan als een gedecentraliseerde gemeenschap van schrijvers. Dat betekent dat de PEN-centra in de verschillende landen een grote mate van autonomie hadden om hun eigen regels in te stellen. In de Vlaamse PEN waren de toelatingsvoorwaarden weinig strikt, wat te maken had met het al niet uitgebreide literaire veld in Vlaanderen. Het aantal leden van de Vlaamse PEN steeg vermoedelijk in de eerste helft van de jaren dertig nooit uit boven de vijftig. (In 1937 werden 75 lidmaatschapskaartjes bij A. Hessens gedrukt.Ga naar eind14) Toelatingsvoorwaarden lezen we in een brief van secretaris Franz De Backer aan Gabriël Opdebeek (beter bekend als de libertijnse schrijver Geo de la Violette): een boek van literaire aard en een ‘internationalen (niet politieken) geest, op het gebied van letterkunde en van betere verstandhouding onder de volkeren’.Ga naar eind15 Dat impliceerde dat zowel erkende als minder erkende, populaire en elitaire auteurs lid van de Vlaamse PEN-club konden worden. Er werd bovendien zorgvuldig gewaakt over een mix van generaties, wat een beproefde strategie is om het effect van eendracht te versterken.Ga naar eind16 Voor zover er vrouwen deel uitmaakten van het literaire wereldje, werden ze ook toegelaten. Wegens het geringe aantal vrouwelijke auteurs speelden ze in Vlaanderen echter niet de rol die ze in Engeland of Nederland in de PEN-clubs hadden. Elk nieuw lid telde dus. Het literaire veld probeerde zich immers nog steeds aan de Franstalige invloed te ontworstelen. Zo had de PEN Vlaanderen zich in 1930 uit de unitaire, maar door de francofone schrijvers gedomineerde Belgische structuur losgemaakt (zie ook de bijdrage van Christophe Verbruggen in dit nummer).Ga naar eind17 Hoewel de vraag eerst van de Vlamingen kwam, gebeurde dat uiteindelijk vreemd genoeg wel op instigatie van de Franstaligen, zo blijkt uit een brief van Toussaint van Boelaere aan August Vermeylen.Ga naar eind18 Moesten de Vlaamse letterkundigen zich aan de voogdij van de Franstaligen onttrekken, ook aan de ideologische bevoogding door de zuilen moesten ze zien te ontkomen. Sinds de Van Nu en Straks-generatie probeerde deze jonge literatuur een relatieve autonomie ten opzichte van kerk en staat te verkrijgen maar bleef nog steeds sterk verdeeld en had ook nog het ideologische schisma van het activisme moeten doorstaan. In een verzuild landje was het bovendien belangrijk dat zowel katholieken als vrijzinnigen zitting in de club hadden, maar in het bestuur zetelden toch vooral meer verlichte schrijvers zowel van vrijzinnige als van niet vrijzinnige signatuur. Sinds de oprichting van de VvL in 1907 had de Van Nu en Straks-generatie de touwtjes in de literaire organen in handen en probeerde zij een tegengewicht te vormen voor de officiële Academie, waar de katholieken de plak zwaaiden.Ga naar eind19 Dat betekende voor het naoorlogse Vlaanderen dat VvL en PEN in grote mate samen optrokken.Ga naar eind20 Deze verenigingen lijken alleen al door hun bestaan te hameren op de gewenste autonomie van de literatuur en de groeiende professionalisering van het literaire veld.Ga naar eind21 De facto echter waren ze sterk afhankelijk van een toelage door de staat, waaruit blijkt dat ‘autonomie’ ten opzichte van het gezag vooral met de mond bele- | ||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||
den werd.Ga naar eind22 De banketten hadden dan ook een sterk officieel karakter. Tekenend is bijvoorbeeld dat zij vaak werden georganiseerd naar aanleiding van bekroningen van de eigen leden, of gepaard gingen met bezoekjes van leden van het internationale bestuur, zusterverenigingen of de komst van staatshoofden. Zo werd het bezoek van de Nederlandse koningin in de jaren dertig begeleid door een grootse ontvangst van Nederlandse schrijvers op 26 mei 1939. Wanneer een belangrijke buitenlandse schrijver werd uitgenodigd, probeerde men een hoogwaardigheidsbekleder te strikken om het evenement bij te wonen. De Backer vraagt Toussaint dat hij spoedig ‘den Franschen Ambassadeur, Minister Hoste, en, indien gij het goedkeurt, minister Spaak’ zou uitnodigen voor het feestmaal op 25 februari 1938 voor Jules Romains, de internationale voorzitter van de PEN.Ga naar eind23 In de verslagen die de Belgische PEN aan het centrale Comité in Londen bezorgde, liet men niet na telkens te vermelden wanneer de minister van Onderwijs - die ook verantwoordelijk was voor Schone Kunsten - een bijeenkomst bijwoonde. Dat gebeurde bij de viering van de eigen voorzitter, Fernand Toussaint van Boelaere, in februari 1935 en bij de komst van de zonet vermelde Romains.Ga naar eind24 De socialistische voorman Camille Huysmans en de liberaal Louis Franck, voorzitter van de Nationale Bank en een oude bekende van de Van Nu en Straksers, werden opgetrommeld voor het bezoek van Valéry op 29 november 1932.Ga naar eind25 | ||||||||||||||||||
3. Het protocolAls we nu de banketten zelf bekijken, blijkt ook hier onder een democratisch mom een hiërarchie te steken, die zichzelf door een protocol in stand hield. De hiërarchische kijk op literatuur blijkt al uit de manier waarop met de invités werd omgegaan. Afhankelijk van de schrijver werd gekozen voor een receptie (met koffie of thee) of een maaltijd, een lunch of diner. De dichter J.C. Bloem en Esther de Boer de Rijk moesten genoegen nemen met een thee, Dirk Coster kreeg een lunch, terwijl voor P.C. Boutens een exquis diner voorzien was. Voor de dichter en toneelschrijver Paul Claudel (30 juni 1933), de nieuw aangestelde diplomatieke vertegenwoordiger van Frankrijk, werd een receptie gehouden in samenwerking met de Frans-Belgische PEN en de Cercle de l'Avenue in de salons van de Cercle. De receptie werd besloten met een thee.Ga naar eind26 Enige willekeur blijkt in de keuze voor maaltijd of receptie dus niet te ontbreken. Dat arbitraire zit ook in de keuze van de schrijvers. Waarom werd in samenwerking met de Franstalige PEN de illustere Engelse dichter Mr. Masefield op 5 november 1936 gefêteerd? Een echt beleid bij het inviteren lijkt niet te zijn gevoerd, behalve bij het opstarten in 1930 van de Vlaamse PEN toen Heinrich Mann, Marinetti en andere klinkende namen werden aangeschreven met het oog op lezingen in de Wereldtentoonstelling te Antwerpen. Veel hing af - zo blijkt - van toevallige passagesGa naar eind27 en persoonlijke contacten, die men al of niet binnen de PEN had opgedaan. Prof. Grierson bijvoorbeeld, die op 13 december 1934 ontvangen werd, kende De Backer zeker al van het internationale PEN-congres in Schotland. | ||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||
Grierson leidde daar als voorzitter van de Schotse PEN het congres. Hij was ook op het congres in Den Haag in 1931. Soms bood iemand zich spontaan aan. Dat was bijvoorbeeld het geval met J.C. Bloem, waardoor dat initiatief dreigde samen te vallen met een viering van de toen befaamde toneelschrijver John Drinkwater. Een andere keer hing een invitatie af van de komst van een schrijver voor een of ander evenement dat niet met de PEN te maken had. Zo kwam Nico van Suchtelen op 10 juni 1933 een radiolezing houden en bood men aan hem en zijn vrouw ‘in gezelligen kring’ na afloop te ontvangen.Ga naar eind28 Men sprong ook op de kar van de Franstalige zustervereniging, de Union des écrivains, of men concurreerde ermee. Eigenaardig genoeg werden meer dan eens Franse schrijvers door de Vlamingen uitgenodigd. En omgekeerd nodigde de Frans-Belgische PEN Arthur van Schendel uit. Dat had echter alles te maken met het feit dat de voorzitter van die vereniging de Nederlandse succesauteur in het Frans had vertaald. Minder willekeurig waren de vieringen naar aanleiding van een bekroning. De secretaris van de Frans-Belgische PEN, Robert Vivier, kreeg begin 1935 van de Vlaamse PEN een receptie toen hem de ‘Prix Albert I’ werd toegekend.Ga naar eind29 Bij zulke gelegenheden werd er in het openbaar of privé lippendienst beleden aan de confraternaliteit van de Vlaamse en Frans-Belgische letteren of van die uit Noord en Zuid.Ga naar eind30 Maar waarom werden auteurs van eigen bodem als Maurice Roelants en Gerard Walschap gevierd? Bestuursleden kregen voorrang, maar die regel was nooit absoluut, zo merkte De Backer fijntjes op, toen men Walschap in de bloemetjes wilde zetten. De Backer suggereerde om ook (de katholiek) Urbain Van de Voorde te vieren, die zich anders gepasseerd zou voelen. Dat hij geen bestuurslid was, was geen punt want met de viering van Roelants in 1931 was er een precedent geweest.Ga naar eind31 Van de Voorde moest uiteindelijk met een ‘diplomatiek griepje’Ga naar eind32 verstek geven want nog maar net was de plagiaat-affaire rond Het pact van Faustus ontbrand. In een tafelrede wees een van de aanwezige Nederlandse PEN-leden er wel op dat Walschaps werk veel invloed uitoefende op de ‘verbroedering der volken’. De aanwezigheid van Nederlandse schrijvers werd door de plaatsvervangende voorzitter Vermeylen gezien als een bewijs van het feit dat Noord en Zuid steeds meer tot elkaar naderden. Voor een deel bepaalde ook de samenwerking met de VvL evenals die met de Vlaamsche Club de agenda. Telkens weer paste dit in de verbroedering van Noorden Zuid-Nederland. Op 3 april 1935 las Dirk Coster voor uit eigen werk in de Vlaamsche Club. Hem werd op 4 april een lunch aangeboden door de Vlaamsche Club en PEN. (invitatie De Bom 84650/86). Ook Anton van Duinkerken kreeg een lunch. De zestigjarige Top Naeff werd op zondag 13 november 1938 eerst door de VvL gehuldigd (samen met de eveneens zestigjarige Van Suchtelen en de zeventigjarige Emmanuel de Bom). De volgende dag werd zij 's namiddags door de PEN gevierd, waarna zij 's avonds een lezing gaf. Natuurlijk werden PEN-vertegenwoordigers van andere landen, zoals de Poolse ondervoorzitter Baudrowski (9 februari 1934) of H.J.C. Grierson, voorzitter van | ||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||
de Schotse PEN, (13 december 1934) warm onthaald. Dat ging niet zonder eigenbelang. Met Kaden Baudrowski was men in onderhandeling voor een nummer van een Pools tijdschrift over de Vlaamse letteren. Ook Grierson, die Nederlands kende, was door zijn vertalingen een ambassadeur van de Vlaamse letteren. Een laatste principe voor de invitatie was de wederkerigheid: werden Nederlanders uitgenodigd, dan mochten de Belgen op tegenbezoek. Vier Nederlandse vertegenwoordigers kwamen op 11 januari 1936 op bezoek, hielden elk een korte spreekbeurt en werden rijkelijk onthaald op een feestdis in Atlanta.Ga naar eind33 Een viermanschap van Vlamingen (Toussaint van Boelaere, De Backer, Roelants en Walschap) mocht zich in april 1936 over een tegenbezoekje verheugen. Hetzelfde wederzijds principe speelde op een hoger niveau. Vermeylen werd in 1937 erelid kort na de deelname van Herman Ould, de vaste secretaris, aan de Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren. Een subtielere manier als het ging om hiërarchische verschillen aan te brengen, was de keuze van tijd en plaats van de ontvangst en het soort en het aantal uitnodigingen dat verstuurd werd. Minder belangrijke evenementen werden aangekondigd met een circulaire, die ook ander nieuws kon bevatten. Voor echt grote gebeurtenissen werden speciale uitnodigingen gedrukt en verzonden. Het aantal gedrukte uitnodigingen lijkt een indicatie te geven van het belang dat aan de schrijver wordt toegekend, of van de bekendheid die hij in het eigen land werd verondersteld te hebben: vijfhonderd uitnodigingen voor Roelants, vierhonderd rondzendbrieven voor Ina Boudier-Bakker en de Deense schrijver Johannes Buchholz, driehonderd voor Raymond Herreman en tweehonderdvijftig voor Top Naeff. Maar slechts tweehonderd uitnodigingen werden verstuurd voor een starlight als Romains. Die aantallen blijken dus ook hier weer arbitrair en meer samen te hangen met het open of gesloten karakter van de evenementen dan met de roem van de schrijver. De ontvangst van Valéry werd bijvoorbeeld opengesteld voor ‘de in literatuur belangstellende Vlamingen’, die werden - zoals vaker gebeurde - opgeroepen talrijk aanwezig te zijn.Ga naar eind34 Deelnemers moesten op voorhand een som storten. Meestal 45 of 50 fr., wijn niet inbegrepen, of 55 fr. met drank, wat overeenkomt met ruim € 40 in hedendaagse munt. Een diner op 2 december 1934 ter ere van de Spaanse schrijver Salvador de Madariaga, in samenwerking met de Club des Ecrivains belges de langue française, was weer een stuk goedkoper: 35 fr., alles inbegrepen. Hôtel Albert I op de Rogierlaan was dan ook een stuk minder prestigieus. De Vlaamse PEN gebruikte de lokalen van de Vlaamsche Club om zijn eigen vergaderingen te houden. Die Vlaamsche Club, die nog steeds bestaat, was in 1922 door Vermeylen en Co opgericht. Wanneer regionale schrijvers kwamen, zoals de twee Rijnlandse auteurs die op 4 maart 1933 ontvangen werden, bleek die Vlaamsche Club goed genoeg voor de ontvangst en het gezellige samenzijn achteraf. Men hoefde ook niet op voorhand in te schrijven en de kostprijs bedroeg ten hoogste 30 fr. ‘Ook dames en niet-leden worden gaarne uitgenodigd.’ Na een autorit door de Brusselse omgeving werd gesoupeerd ‘in de buurt van Brussel’.Ga naar eind35 Voor grootse | ||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||
evenementen werd het chique Hotel Atlanta, op de Adolf Maxlaan, of het nog exclusievere Hotel Métropole (zie het bezoek van Boutens en van Valéry) gebruikt. Een ander geliefkoosd etablissement was de Taverne Royale. Bij tal van die gelegenheden werden speciale menu's gedrukt. De maaltijd bij de viering van bijvoorbeeld Valéry is zoals vaker het geval is, somptueus te noemen. De pers werd bij alle vieringen toegelaten, of was zelf medeorganisator. Echte etiquettevoorschriften waren zeldzaam. Avondkledij werd soms gevraagd, zoals bij de komst van Valéry, maar bijvoorbeeld niet bij die van de minder belangwekkende Van Suchtelen (10 juni 1933).Ga naar eind36 Voor de vrouw van de schrijver, die het als echtgenote nooit onder de markt heeft, liet men per taxi bloemen aanrukken, vaak een boeket rozen.Ga naar eind37 Het belang van een auteur kan men ook afmeten aan het feit of officiële foto's werden besteld of niet.Ga naar eind38 Doorgaans verliep een ontvangst als volgt. De voorzitter verwelkomde de genodigden. De maaltijd ging niet voorbij zonder een of meerdere toasts, bij voorkeur bij het nagerecht.Ga naar eind39 Zo'n toast duurde doorgaans een goede vijf minuten en bevatte een éloge op de schrijver.Ga naar eind40 Maar eerst werden nog wat telegrammen met gelukwensen voorgelezen van mensen die er helaas niet bij konden zijn. Muziek kwam er niet aan te pas; het gesproken woord had nog zijn primordiale status, ook al was dat gesproken woord vaak een voorgelezen woord. Toussaint kon zich door Franz de Backer laten vervangen omdat zijn speech op papier stond.Ga naar eind41 Voor schuchteren was een voorbereiding op papier in elk geval een grote hulp. In zijn antwoord kon de gevierde schrijver blijk geven van esprit en op die manier schitteren. Een ‘magnificent improvisation’ bleef bijvoorbeeld niet onvermeld in het officiële verslag van de ontvangst die de Spaanse schrijver Salvador de Madariaga te beurt viel.Ga naar eind42 Zo'n spanning tussen wat officieel is en aangekondigd wordt en dus vaak uitgeschreven is, en wat spontaan en oraal is en dus geïmproviseerd is, is typisch voor de toespraken uit die tijd. Nog andere zaken typeerden het discours. Steevast werd er gewezen op de vriendschapsbanden tussen personen of verenigingen of op de toenadering tussen de literaturen van twee talen en werd de macht van het dichterlijke woord geprezen.Ga naar eind43 Een lezing van de auteur tijdens een ontvangst of na een maaltijd werd besloten met een stukje voorlezen en een dankwoord van een bestuurslid.Ga naar eind44 In memoires, dagboeken of literair getinte verslagen konden die ontvangsten dan eventueel hun neerslag vinden. | ||||||||||||||||||
4. Taal op De Vlaamsche HoogdagenInteressant voor het meertalige België is de vraag of er ook op het vlak van de taal geplogenheden waren. Het valt immers te verwachten dat men er gevoelig is voor de taal van kleinere taalgebieden, zeker omdat de ene taal er in het interbellum nog steeds beheerst werd door de andere. De voertaal was bij officiële gelegenheden in België nog steeds het Frans. Bij gezamenlijke activiteiten met de Frans-Belgische | ||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||
PEN is men zeker niet aan het gebruik ervan ontkomen, al werd erover gewaakt dat ook het Nederlands zijn rol speelde. Maar Franse auteurs werden ook door de Vlaamse PEN-voorzitter in het Frans toegesproken, waarbij er meer dan eens - zoals op de ontvangst van Valéry - door de voorzitter op gewezen werd dat de Vlamingen niet afkerig stonden van de Franse cultuur, wat daarover in het buitenland ook werd beweerd. Op de activiteiten die men zelf organiseerde, waren andere talen zeker welkom. Een Deen kon bijvoorbeeld zonder problemen in het Duits spreken. De gevoeligheid voor taal kwam nog op een ander vlak duidelijk naar boven. De Vlaamse PEN nam in 1935 onder impuls van Vermeylen het initiatief voor een internationale PEN Revue in het Engels, Frans en Duits, die aandacht zou besteden aan de auteurs van kleine literaturen.Ga naar eind45 Het initiatief bleef echter een doodgeboren kind. Al bij al blijkt de Vlaamse PEN een weinig prominent standpunt in te nemen als het ging om de taalkwestie. Het is niet verwonderlijk dat het aan de zustervereniging VvL in 1936 het initiatief overliet om te pleiten voor een federale culturele structuur. Deze voorzichtigheid bij binnenlandse kwesties die gevoelig lagen, weerspiegelt de terughoudendheid van het internationale PEN-comité in taalkwesties. Ze kenmerkte de Vlaamse - en internationale - PEN ook op politiek vlak, zowel op internationaal als lokaal niveau. Al meermaals is geconstateerd dat de PEN niet ontsnapte aan politisering hoezeer zij telkens opnieuw haar apolitieke karakter beklemtoonde. Ook in het België van de jaren dertig werd de PEN gedwongen om zich duidelijker dan voorheen uit te spreken. Binnenlandse stellingnames op communautair vlak, buitenlandse wanneer het ging om de ontwikkelingen in de Sovjet-Unie, Duitsland, Italië of Spanje. Dat ging niet zonder de strubbelingen die ook op de internationale congressen te zien zijn. Moties werden opgesteld en ondersteund; maar op congressen bleef men gereserveerd, zoals blijkt uit de Vlaamse houding in Dubrovnik 1933. De Vlamingen waren minder uit op een veroordeling van de genazificeerde Duitse PEN dan de Franstaligen.Ga naar eind46 Op lokaal vlak hebben de activiteiten van de PEN bijgedragen aan de constructie van het eigen literaire - Vlaamse - veld, maar de Vlaamse PEN schroomde wel om positie te nemen in taalkwesties en andere heikele, politiek geladen thema's. Een uiting van zo'n aarzeling tussen links en rechts, die ook een taaldimensie heeft, zijn de Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren van 13-15 november 1937. Ze laten toe om in de praktijk te zien hoe de literaire ontvangsten van de PEN actie en reactie (onder meer van de pers) met zich meebrachten, en om tevens de verhouding tot de zustervereniging, de VvL, scherper te stellen. De Hoogdagen vielen ironisch genoeg samen met de conferentie van de Negen Mogendheden te Brussel, waarop onder meer de Japans-Chinese oorlog ter sprake kwam. Ze vonden plaats op drie plaatsen (Antwerpen, Brussel en Brugge), wat vermoedelijk een beeld moest geven van de cultuurspreiding in Vlaanderen en de betrokkenheid van kleine gemeenten moest vergroten.Ga naar eind47 De kern van de activiteiten lag echter in Brussel, waar de initiatiefnemers woonden (het idee kwam | ||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||
van Roelants). Op initiatief van de Vereeniging van Letterkundigen werd in mei 1937 gestart met de voorbereiding van de Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren te Brussel, die een driejaarlijkse manifestatie moesten worden. Voorzitter van het Brusselse Comité was Ernest Claes, die een mandaat had gekregen van de VvL. Het tweevoudige doel van de manifestatie was om de eigen lof over de literatuur te steken, wat ook propaganda in het buitenland moest inhouden, en tweede om de confrontatie aan te gaan met het publiek. Om de eerste doelstelling te verwezenlijken werden een twintigtal buitenlandse schrijvers uitgenodigd en werden de ‘vrienden van de Vlaamsche P.E.N-Club’ bij het evenement betrokken.Ga naar eind48 Het oorspronkelijke plan was dat zij de buitenlandse gasten op zaterdag (13 november) mocht ontvangen. Meerdere buitenlandse schrijvers die bedankten, zoals de bekende Tsjech Čapek, schreven een enthousiaste brief.Ga naar eind49 De buitenlandse gasten werden al op vrijdagavond 12 november ontvangen in een groot hotel nabij het Brouckèreplein (De Dag, 14.11), door De Hollandsche Post - het blad van de activist Jef Hinderdael - bestempeld als een ‘Waalsche gaarkeuken, bekend om haar anti-Vlaamsch karakter.’Ga naar eind50 Aan Vlaamse zijde waren aanwezig: de voorzitter van de Vlaamse PEN, Toussaint van Boelaere, August Vermeylen, voorzitter van de VvL, Maurice Roelants, Ernest en mevr. Claes, Marnix Gysen, Julien Kuypers, Raymond Herreman, Theo Bogaerts en Piet Heuvelmans. De Fransschrijvende auteurs waren vertegenwoordigd door Franz Hellens. Buitenlanders die de ontvangst bijwoonden, kwamen uit Engeland: Hermon Ould, secretaris van de PEN; uit Duitsland: de schrijver Rudolf Schröder en uitgever Kippenberg; uit Frankrijk: Jules en mevr. Romains en Jules Supervielle, uit Nederland: prof. J.D. Bierens de Haan, Top Naeff, mevr. Ina Boudier-Bakker, mevr. Kitty de Josselin de Jong, Dirk Coster, Anton van Duinkerken, Dhr. Den Hertog, Werumeus Buning, Victor van Vriesland; uit Denemarken: de taalkundige prof. Clara Hammerich en de toneelschrijver Svend Borberg; uit Zuid-Afrika: prof. en mevr. Willem Jacobus du Plooy Erlank (W.J. du P. Erlank, van wie dat jaar nog een toneelstuk in de Gentse Koninklijke Nederlandse Schouwburg was opgevoerd). Later voegden zich daarbij nog onder meer de populaire Britse auteur Pamela Frankau, Louis Gillet, vertegenwoordiger van Franse Academie, en de Rijnlandse dichter Adolf von Hatzfeld, een vriend van Felix Timmermans, die al eerder in 1933 was uitgenodigd en in 1937 tot de NSDAP toetrad.Ga naar eind51 De tweede doelstelling van de Hoogdagen was zoals gezegd om de schrijvers en het ‘volk’ dichter bij elkaar te brengen. Van meet af aan af was het dan ook de bedoeling om een debat te houden over wat de grote schrijvers (Conscience, Multatuli, Vondel) ‘ons leeren over Volk, Literatuur en Staat: de houding van de letterkunde tegenover het Volk; de houding van den Staat tegenover de letterkunde’. Dit thema moest behandeld worden door ‘een Vlaamsch schrijver, door een schrijver uit een land met autoritairen regeeringsvorm en door een schrijver uit een democratisch land. Zoo verplaatsen wij ons van het Vlaamsche naar het Europeesche plan.’Ga naar eind52 Concreet zou het programma van de academische zitting op zondagvoormiddag ingevuld worden met enerzijds een lezing van Filip de Pillecyn | ||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||
over de stand van zaken in het Vlaamse proza en van Victor E. van Vriesland over ‘De betrekkingen tusschen Nederlandsche en Vlaamsche letterkunde’, en anderzijds met lezingen van Vermeylen, Romains en Giuseppe Ungaretti over de verhouding tussen het volk en de literatuur. Vermeylen sprak over ‘De Vlaamsche letteren en het volk’ en Romains waarschuwde in zijn toespraak over ‘Volk, staat, literatuur’ voor de verlokkingen van het nationalisme, dat hij voor kleine taalgebieden - waar de schrijvers meer solidair zijn met het volk aangezien zij het moeilijker hebben om erkenning buiten hun eigen taalgebied te vinden - een zeker recht van bestaan toekende. De grote Italiaanse dichter, aanhanger van het fascisme, heeft uiteindelijk afgezegd en werd vervangen door Rudolf Schroeder, de Duitse vertaler van Gezelle en Karel van de Woestijne.Ga naar eind53 Via de kabel liet Ungaretti weten dat hij ‘gravement malade’ was.Ga naar eind54 Misschien ging het ook hier weer om een ‘diplomatisch griepje’ dat te maken gehad kan hebben met de kritiek die vooraf op het evenement was geuit. Mogelijk vreesde Ungaretti voor incidenten. Het feit dat zijn rede niet voorgelezen werd lijkt daarop te wijzen.Ga naar eind55 Na de commotie die de toespraak van Romains had veroorzaakt (de aanwezige Duitsers - ‘gelijkgeschakelde literaire tweederangsfiguren’ -Ga naar eind56 onthielden zich van applaus of verlieten de zaal) hadden de organisatoren wel de intentie om de redevoering van Ungaretti te publiceren.Ga naar eind57 Het samen programmeren van linkse en uiterst rechtse schrijvers kan verwondering wekken en was in de ogen van de commentator van de socialistische Vooruit een schandaal,Ga naar eind58 maar was toch niet ongewoon voor die tijd. Op de internationale PEN-congressen kregen zowel Marinetti als de socialist Piérard de kans om te spreken. Romains zelf betreurde de afwezigheid van Ungaretti op de Hoogdagen. Het gezamenlijke optreden van links en rechts zegt ook iets over de wens van de organisatoren om neutraal, in de woorden van die tijd, ‘alzijdig’ te blijven en dus boven verschillende partijstandpunten te staan. Door de pers werden de zaken sowieso gepolariseerd. Kritiek was er uit linkse hoek op de heldenverering en uit rechtse hoek op het feit dat de manifestatie bleef steunen op een ‘rot staatsbestel en op halveering van ons Dietsch patrimonium’.Ga naar eind59 Dat de auteurs uit Nederland ‘als “vreemdelingen”, als gasten in dezelfde rangorde als Belgen, als Franschen, Duitschers, Polen of Italianen’ werden gepresenteerd, stak de Groot-Nederlanders. De ‘boze geest’ van Vermeylen en van het hele ‘Brusselse cenakel’ achter dit evenement werden door Volk en staat, de spreekbuis van de latere steunpilaar van de collaboratie, het VNV, gebrandmerkt.Ga naar eind60 Men zag de uitnodiging van buitenlanders, hoofdzakelijk uitgevers en vertalers, vooral als een poging om ‘het onbenullige proza der arrivisten en officieelen aan den man’ te brengen.Ga naar eind61 De verdere berichtgeving was navenant. De reacties van uiterst rechts op de rede van Romains waren zuur, terwijl de socialistische Vooruit gewag maakte van ‘een meesterlijke rede’ en ‘Bravo, Jules Romains!’ riep.Ga naar eind62 De uiterst rechtse DeVlag meende dat Romains met zijn rede ‘die Veranstalter der “Hoogdagen van de Vlaamsche letteren” leicht hätte in Verlegenheit bringen können’ en vroeg zich kwaadaardig af waarom een auteur die het autoritaire karakter van de Duitse staat hekelde, | ||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||
er belang aan hechtte dat de zesde band van zijn lange rij romans in Duitsland verscheen. De Franstalige kranten legden de nadruk op het moedige discours van Jules Romains tegen het totalitarisme. De reactie op de hele Vlaamse cultuurdagen in de Frans-Belgische was overigens gematigd positief, maar een berichtgeving in de Brusselse kranten bleef grotendeels achterwege. Uit Parijs zelf kwamen meer verslagen, zo meldde een Vlaamse krant. Merkwaardig is hoe de VvL zich met de Vlaamse Hoogdagen op het terrein van de internationale contacten bewoog dat eigenlijk voor de PEN gereserveerd was en hoe zij haar nek uitstak met het thema literatuur en volk, dat politiek geladen was. De Vlaamse PEN hield zich in deze zaak op de vlakte. Haar secretaris, Franz de Backer, legde nog eens - in het Frans! - de nadruk op de serene atmosfeer waarin het debat zou plaatsvinden.Ga naar eind63 Nog merkwaardiger is het feit dat de ontvangst van de buitenlandse gasten niet zoals aangekondigd op zaterdagnamiddag plaatsvond maar op zondag en gebeurde door de Franstalige PEN. Vermoedelijk was dat om de kosten te spreiden. Aangezien op zaterdag uiteindelijk een tocht met de buitenlanders naar Antwerpen was gepland, zij op vrijdagavond reeds ontvangen waren en er op zaterdagavond voor hen een diner werd georganiseerd, kon een officiële ontvangst aan de Frans-Belgische PEN overgelaten worden. Een rekeningetje toont wel aan dat voor de Hoogdagen 1842,30 fr. op tafel werd gelegd.Ga naar eind64 Het verslag in het P.E.N. News maakt melding van een hulde van de buitenlandse gasten door Toussaint, van een antwoord van Romains en van een redevoering van Piérard.Ga naar eind65 Deze hulde van Toussaint vond echter tijdens het banket 's middags plaats. De krantenverslagen maken bijgevolg alleen gewag van de toespraak van Piérard en het antwoord van Romains. ‘Il déclara que si la dualité linguistique est parfois pour la Belgique une source de difficultés politiques, sur le plan intellectuel, écrivains flamands et français de Belgique entretiennent les rapports les plus cordiaux.’Ga naar eind66 Daarmee was nogmaals lippendienst bewezen aan de eendracht op taalkundig vlak, die deel uitmaakte van een bredere verstandhouding tussen de schrijvers van de wereld. Het herhaalde, rituele karakter van zulke toespraken en handelingen moest zorgen voor een gevoel van eenheid, dat er zonder die herhaling niet zou bestaan. | ||||||||||||||||||
5. ConclusieBelgië werd door de secretaris van de Vlaamse PEN-Club ooit omschreven als de ‘cockpit van Europa’.Ga naar eind67 Het verwondert dan ook niet dat we in de plaatselijke PEN-club een verschuiving zien optreden die symptomatisch is voor een meer algemene evolutie in de internationale PEN-gemeenschap. In oktober 1939, toen het congres van Stockholm al was afgelast wegens het uitbreken van de oorlog, stuurde het Bestuur een verklaring door van Romains, de internationale voorzitter, en van de Londense PEN (plus een bespreking door de Londense PEN van Romains' verkla- | ||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||
ring). Op de brief van Romains aan alle PEN-clubs van niet oorlogvoerende landen, gedateerd 12 september, had Ould volgens mevrouw Romains gereageerd met een communiqué waarin hij Romains beschuldigde zich te mengen in de interne aangelegenheden van de landen. Er werd door het Vlaamse bestuur naar de mening van de leden gepeild over een ‘vraag, die ver boven alle academische of ideologische besprekingen gaat’.Ga naar eind68 Welke die vraag was, werd merkwaardig genoeg niet gezegd - het gold hier immers de lang taboe gebleven wens van Romains om meer politieke kleur te bekennen: hij riep ertoe op dat de leden hun regeringen zouden steunen in de verdediging van de democratie -. Er werd wel aan toe gevoegd: ‘In deze benarde tijden is het meer dan ooit geboden, dat de P.E.N.-leden zich dichter zouden aansluiten bij elkander dan vroeger wel het geval moest zijn. Recepties en andere uiterlijke bedrijvigheden schijnen minder geschikt dan een nauwe samenwerking.’Ga naar eind69 Het einde van de gezelligheid is daarmee aangekondigd. | ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|