Nederlandse Letterkunde. Jaargang 13
(2008)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| ||||||||||||
Over/lezen (van) emblemen
| ||||||||||||
I. BibliotheekbezoekKees Fens is onder de indruk. ‘Zo veel geleerdheid is zelden in twee geesten tegelijk gevaren’, schrijft hij op vrijdag 28 maart 2008 in de Volkskrant, ruim drie weken nadat Een nieuw vaderland voor de muzen in Dordrecht zijn geboortefeest vierde.Ga naar eind1 Fens weet waar hij over praat: de 1054 verse bladzijden van de hand van Karel Porteman en Mieke Smits-Veldt heeft hij allemaal gelezen, zodat de zeventiende eeuw ‘in zijn geheel’ en ‘in schitterende verbanden’ in zijn hoofd zit. Fens verwacht dat weinig lezers zijn voorbeeld zullen volgen: ‘Het boek kan het best als een bibliotheek worden omschreven. [...] Een bibliotheek bezoekt men nu en dan. Voor raadpleging. Het vluchtige gezelschap van de raadplegende lezer zal het lot van het boek zijn.’ Ook mijn eerste kennismaking met Een nieuw vaderland droeg het karakter van een bibliotheekbezoek. Ik struinde door hoofdstukken en tijdperken, op zoek naar objecten van mijn promotieonderzoek: de emblematabundels, die, zoals Fens benadrukte, in de zeventiende eeuw ‘in vele soorten’ verschenen. Speurend naar sporen van emblematiek zag ik tussen de Leidse vernieuwingsbewegingen op pagina 179 de profane liefdesemblematiek opduiken. Ik sprong van de dartelende Cupido's | ||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||
over naar amor divinus in de religieuze emblemen vanaf pagina 483, onderweg Sinne-poppen ontmoetend in het Amsterdamse milieu, en Cats' emblemen scannend in de paragraaf over Zeeuwse dichters. Luykens religieuze emblemen trof ik helemaal aan het einde van het boek, waarna ik vijftig pagina's eerder al over zijn debuut Duytse lier had gelezen, en speciaal voor Serrarius' Goddelycke aandachten een extra uitstapje naar de paragraaf over de literatuur uit de Nadere Reformatie had gemaakt. Zo reis ik met Een nieuw vaderland door woord en beeld, daarbij regelmatig geholpen door google, de DBNL en de legenda achterin. Uitgever Bert Bakker gaf mijn speurtocht een extra modern tintje: het pdf-bestand dat hij mij toestuurde, stelde mij in staat de tekst via Control-F eenvoudig te ontsluiten. Ik zal, zoals Fens meende, niet de enige ‘raadplegende lezer’ zijn die Een nieuw vaderland regelmatig zal aandoen voor een snelle zoekactie of een avond zappen. Een vluchtig gezelschap zal herhaaldelijk komen grasduinen, om fragmenten bijeen te zoeken, en opnieuw te compileren tot een eigen geheel. Een nieuw vaderland is een interactieve bibliotheek: afhankelijk van de thema's waarnaar de bezoeker speurt en van de woorden die hem in het oog springen, creëert hij zijn eigen verhaal van de zeventiende eeuw. Dit compilerende, fragmentarische lezen past helemaal bij vandaag: in ons digitale tijdperk is lezen vaak een niet-lineaire en interactieve activiteit. De veelvuldige omgang met hypertext moedigt dit proces aan. Volgens de studie Hypertext 3.0 van Landow, ‘[h]ypertext (...) denotes texts composed of blocks of texts (...) and the electronic links that join them’; ‘an information medium that links verbal and non-verbal information.’Ga naar eind2 Hoewel hypertekstualiteit een digitale tekstvorm betreft, vertonen niet-electronische teksten vaak dezelfde eigenschappen: ‘any work of literature (...) offers an instance of implicit hypertext in nonelectronic form.’Ga naar eind3 Volgens Thomas Vaessens leidden de recente technologische veranderingen tot een dergelijk ‘hypertekstueel’ gebruik van - zowel digitale als niet-digitale - teksten: lezen is namelijk in zijn ogen een meervoudige, niet-lineaire en fragmentarische activiteit geworden.Ga naar eind4 Vertrouwdheid met hypertekstualiteit ligt op deze manier ten grondslag aan een nieuwe omgang met teksten. In de woorden van Fens is het bestaan als bibliotheek het ‘lot’ van Een nieuw vaderland. De spijt die uit zijn woorden spreekt, voel ik niet. Hypertekstuele leesvormen zullen lezers juist van pas komen in het gebruik van Een nieuw vaderland, en ook bij de interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten die deze studie zo enthousiasmerend voor het voetlicht brengt. | ||||||||||||
II. Hypertekstuele emblemenHet is begrijpelijk dat Vaessens in deze tijd van internet en digitalisering aandacht vraagt voor een nieuwe, niet-lineaire leescultuur. ‘Nieuw’ is de hypertekstuele omgang met teksten echter allerminst. Mediawetenschappers bestuderen hypertekstualiteit al sinds de jaren veertig van de vorige eeuw.Ga naar eind5 In de overtuiging dat | ||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||
nieuwe media onherroepelijk voortbouwen op bestaande communicatievormen, menen Bolter en Grusin zelfs dat een niet-lineaire omgang met teksten al eeuwenoud is.Ga naar eind6 Ook diverse historisch letterkundigen hebben aangetoond dat fragmentarische leeswijzen geen nieuw verschijnsel zijn. Jeroen Blaak liet enkele jaren geleden in zijn proefschrift Geletterde levens zien dat de zeventiende-eeuwse Haagse schoolmeester David Beck teksten al dikwijls fragmentarisch en willekeurig las.Ga naar eind7 De auteurs van de nieuwe literatuurgeschiedenis zijn niet onbekend met het speels gebruik van teksten in de vroegmoderne tijd. Karel Porteman heeft, onder meer in zijn artikel ‘Embellished with emblems’ uit 1992, betoogd dat emblemen ook functioneerden buiten de context van de bundels waarin zij aanvankelijk verschenen.Ga naar eind8 In deze nieuwe studie beschrijven hij en Smits-Veldt de multifunctionaliteit en het veelvuldige hergebruik van emblemen opnieuw.Ga naar eind9 Graag ga ik nog een stapje verder: ik veronderstel dat het lezen van zeventiende-eeuwse emblemen door contemporaine lezers dikwijls een hypertekstueel - ofwel: een uitgesproken fragmentarisch en niet-lineair - karakter droeg.Ga naar eind10 Ter bevestiging van deze hypothese bespreek ik hier enkele voorbeelden uit de rijke Zuid-Nederlandse jezuïetenemblematiek, die voor Porteman in de afgelopen decennia veelvuldig object van studie is geweest. Toen ik gedurende het eerste semester van het collegejaar 2007-2008 in het kader van mijn onderzoek te gast was aan de Katholieke Universiteit Leuven, maakte ik uitgebreid kennis met de vele schatten die de Vlaamse bibliotheken herbergen. Volgens Een nieuw vaderland werd het genre van de religieuze emblematiek vanaf de jaren twintig van de zeventiende eeuw door de Zuid-Nederlandse jezuïeten op grote schaal ingezet in hun religieus beschavingsoffensief.Ga naar eind11 De jezuïetenemblematiek beperkte zich dikwijls niet tot picturae met teksten: ‘[v]ernuftig werden in één bundel soms meerdere genres en methodes gecombineerd.’Ga naar eind12 Een trendsetter op dit gebied was Jan David, die al in 1602 zijn Christeliicken Waerseggher publiceerde.Ga naar eind13 Een nieuw vaderland besteedt kort aandacht aan dit religieuze embleemboek met zijn ‘draaischijf met vier openingen’.Ga naar eind14 De gebruiker van deze schijf kiest een van deze openingen, die ieder afzonderlijk verbonden zijn met de naam van een evangelist. Nadat de lezer vervolgens de schijf heeft rondgedraaid, verschijnt in het gekozen venstertje een cijfer. Het getal correspondeert met een genummerd spreekwoord in het register dat achter de draaischijf is opgenomen. Via dit spreekwoord wordt de lezer verwezen naar een bijpassend fragment uit de collectie. Niet altijd sturen de sententies de lezer naar het begin van een embleem: vaak valt de lezer middenin de lange embleemtekst, en moet hij driftig bladeren om de onderdelen van het embleem en de bijbehorende plaat bijeen te sprokkelen.Ga naar eind15 | ||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||
Draaischijf uit Davids, J., Christeliicken Waerseggher. Antwerpen 1602
Een ander voorbeeld is Het masker van de wereldt afgetrocken uit 1646, geschreven door de populaire jezuïtische embleemschrijver Adriaan Poirters, die in Een nieuw vaderland ruime aandacht krijgt.Ga naar eind16 In Het masker kan de lezer, door naar eigen willekeur fragmenten te lezen en samen te brengen, niet alleen zijn eigen leesvolgorde bepalen, maar zelfs zijn eigen embleemeenheden compileren. Aan de hand van de afbeelding van de overleden Isabella van Portugal, vrouw van Karel V en moeder van Filips II, is dit fenomeen te illustreren. | ||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||
Pictura van Isabella van Portugal, in Poirters, A.,’ Het masker van de wereldt afgetrocken. Antwerpen 1602. 6e druk, Antwerpen 1649 [1646]
| ||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||
Waar begint het embleem waar dit plaatje deel van uitmaakt? Een bladzijde eerder, als de gesproken klacht over Isabella begint? Zullen we nog verder teruggaan naar de titel ‘Aen-spraeck’, die een nieuw onderdeel aankondigt? Of kunnen we het plaatje van Isabella beschouwen als een soort ingebed embleem binnen het grotere embleem ‘De Schoonheyt Verganckelijck’, dat ruim tien pagina's eerder opende met een motto en pictura?Ga naar eind17 De creativiteit van de lezer biedt uitkomst. ‘De schoonheyt verganckelijck’, in Poirters, A., Het masker van de wereldt afgetrocken. Antwerpen 1602. 6e druk, Antwerpen 1649 [1646]
| ||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||
III. Pia desideria en narrativiteitDe gebruikers van de nieuwe literatuurgeschiedenis verschillen nauwelijks van de contemporaine lezers van Zuid-Nederlandse jezuïetenemblematiek. Net als lezers van Het Masker creëren zij eigen eenheden; net als in het geval van Davids Christeliicken Waerseggher sturen legenda en toeval hen naar afzonderlijke tekstpassages. Ik heb als onderzoeker van zeventiende-eeuwse emblemen baat bij deze vergelijking tussen oude en nieuwe leeswijzen: zij helpt mij om inzicht te krijgen in het functioneren van een embleembundel als Pia desideria (1624), dat in mijn promotieonderzoek centraal staat.Ga naar eind18 Het Neolatijnse, religieuze boek van de jezuiet Herman Hugo wordt bevolkt door de goddelijke liefde - amor divinus - en de menselijke ziel - anima.
Amor divinus en anima op het zevende embleem uit Hugo, H., Pia desideria. Antwerpen 1624.
| ||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||
De 45 emblemen met picturae, emotionele gedichten van een klagende anima, en uitgebreide verzamelingen bijbelplaatsen en kerkvadercitaten zijn opgedeeld in drie afzonderlijke delen: Gemitus animae poenitentis (Jammerklachten van de boetende ziel), Desideria animae sanctae (Wensen van de heilige ziel) en Suspiria animae amantis (Zuchten van de liefhebbende ziel). Zo week met Pia desideria, schrijven Porteman en Smits-Veldt, ‘[d]e springerigheid van de profane amoureuze lyriek [...] voor een strikte driedeling van telkens vijftien emblemen’. De auteurs noemen Hugo's boek ‘zeer vernieuwend’: ‘het bracht emblemen [...] in een mystieke samenhang’.Ga naar eind19 Pia desideria staat al geruime tijd te boek als een mystiek meditatie-geschrift, dat uitdrukking geeft aan de traditionele, lineaire stappen van zuivering, verlichting en vereniging, zoals de eerste jezuïet Ignatius die had voorgesteld in zijn Exercitia spiritualia (Geestelijke oefeningen, 1522).Ga naar eind20 In een studie uit 1978 beschrijft Reimbold de opgang van de menselijke ziel in Pia desideria als een verhaal met logisch opeenvolgende gebeurtenissen.Ga naar eind21 Een nieuw vaderland nuanceert de traditionele visie door te benadrukken dat ‘[h]et verband met de aloude indeling van de mystieke opgang’ in Hugo's bundel weliswaar duidelijk is, maar dat ‘[d] eze eenheid [...] zich vooral uit[spreekt] in de plaatjes’.Ga naar eind22 In een artikel uit 2006 betoogde Porteman al dat de picturae uit Pia desideria een ‘narrative cohesion’ tot stand brengen, ‘that is greater than the at times not entirely convincing so-called “mystic” tripartite division of the collection’.Ga naar eind23 Ik ondersteun de nuancering van het mystieke karakter van Pia desideria van harte, maar betwijfel of de platen aan de bundel ‘een soort narratieve coherentie’ verstrekken.Ga naar eind24 Hugo's vertaler De Harduwijn presenteerde het boek niet als een lineaire eenheid: in het voorwoord draagt hij de lezer op eigenhandig losse emblemen uit het boek te kiezen ‘oft om te lesen, oft om in plaet-snede te besichtighen’.Ga naar eind25 Als we de embleemschrijver Sucquet mogen geloven, is een indeling in de zuiverende, verlichte en reinigende fase eerder thematisch dan lineair van aard. In zijn meditatievoorschrift in Den wech des eeuwich levens laat Sucquet zien dat de meditatiefasen gepaard gaan met verschillende emoties, zoals ‘schaamte’ in de zuiverende periode en ‘liefde’ op het verenigende pad. Hoewel de afzonderlijke zielenwegen met bepaalde gevoelens corresponderen, worden deze volgens Sucquet ‘meestendeel in de selve meditatie onder een ghemenghelt’, zodat er ‘geene sekere ordre’ in te herkennen is.Ga naar eind26 Het werk van Sucquet - als rector van het Antwerpse jezuïetencollege een directe collega van docent Hugo - geldt in de ogen van diverse onderzoekers als Hugo's belangrijkste inspiratiebron.Ga naar eind27 Dat Hugo Sucquets meditatievoorschriften kende en gebruikte, is gezien hun verwantschap aannemelijk. | ||||||||||||
IV. Lezen en herlezenEen nieuw vaderland kondigt zichzelf aan als ‘een functionalistische geschiedenis, waarin de literatuur wordt ingebed in de veranderende samenleving’, een geschiedenis met ‘aandacht voor de functie van teksten in hun historische context’. Het | ||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||
verhaal over de literatuurgeschiedenis wordt daartoe aangekleed met ‘de oordelen uit die tijd’, ‘[i]n plaats van waardeoordelen [...] vanuit het heden’.Ga naar eind28 Een nieuw vaderland bewijst in mijn ogen de vruchtbaarheid van een functionalistische, historiserende zienswijze. In mijn eigen onderzoek probeer ik eveneens teksten te begrijpen in hun eigen tijd: uitspraken van zeventiende-eeuwse embleemschrijvers Sucquet en De Harduwijn helpen mij bijvoorbeeld het karakter Pia desideria te duiden. Ik meen echter het verleden alleen maar te kunnen begrijpen vanuit mijn eigen heden. De wereld van interactief en fragmentarisch tekstgebruik waarin ik functioneer, spoort mij aan om de oude emblemen op nieuwe manieren te bekijken. Het scannen en zappen om mij heen vergroot mijn inzicht in het scannen en zappen van de vroegmoderne mens in oude emblemen. Omdat de wereld steeds verandert, worden er telkens andere deuren geopend om oude teksten te lezen en te herlezen. Dat houdt de historische literatuur en de studie ernaar levend: de literatuurstudie is nooit af en blijft daarom spannend. Als onderzoeker maak ik me Een nieuw vaderland voor de muzen eigen: ik plaats het in mijn eigen wereld. De uitzonderlijke geleerdheid van twee geesten heeft geresulteerd in een rijke bron aan informatie om in te zetten, aan te vullen, te herschikken; een bron die in de handen van jonge onderzoekers onvermoede nieuwe mogelijkheden biedt. | ||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||
|
|