liek (2000) over Anton van Duinkerken en de bundel Anton van Duinkerken: een veelomvattend mens (2003). Over Jan Engelman verscheen in 2000 een verzameling artikelen in de uitgave Op gezang en vlees belust en Mathijs Sanders besteedde in het hoofdstuk ‘Om hart en vurigheid’ van zijn dissertatie Het spiegelend venster (2002) aandacht aan de poëtica van De gemeenschap.
Het zijn dezelfde woorden, ontleend aan een brochure van Van Duinkerken, die de titel vormen van het boek dat Lex van de Haterd schreef over De gemeenschap: Om hart en vurigheid. Wat voegt deze studie toe aan het vele dat inmiddels bekend is? Het antwoord op die vraag vormt zonder meer de rechtvaardiging van deze publicatie. Allereerst is die gelegen in de omstandigheid dat de vormgeving van het tijdschrift, in tal van opzichten een essentieel facet, tot nu toe weinig aandacht heeft gekregen. Een soortgelijke onderbelichting in de secundaire literatuur viel de uitgeverij ten deel, die gelieerd was aan het tijdschrift en dezelfde naam had. De betekenis van Van de Haterds boek ligt voor alles in het gegeven dat beide veronachtzaamde aspecten thans voor het eerst royaal belicht worden.
In het eerste deel wordt een schets gegeven van het literair- en kunsthistorische kader. Deel twee, met tweehonderdvijftien bladzijden verreweg het omvangrijkste deel, bevat een verzameling geschreven portretten van de belangrijkste medewerkers van het tijdschrift en de uitgeverij. Deel drie behelst de alfabetische en chronologische fondslijst van de uitgeverij. Het boek wordt gecompleteerd met bibliografieën, een samenvatting en conclusie, en een register op personen, tijdschriften en uitgeverijen.
Het zijn vooral deel II en III en, niet het minst, de honderden door het hele boek opgenomen illustraties die reliëf geven aan de vormgeving van de honderdvierenzeventig afleveringen van het tijdschrift en de honderddrieënveertig titels die bij de uitgeverij verschenen. De illustraties zijn uiterst gevarieerd in formaat en inhoud: behalve geschilderde, getekende en gefotografeerde portetten zijn het afbeeldingen van tekeningen, houtsneden en fotocollages die onder meer als vignet in of omslag van tijdschrift en boeken dienden. Van de eenentwintig portretten of hoofdstukken uit deel II zijn er slechts enkele aan schrijvers als Engelman, Van Duinkerken, Antoon Coolen en Albert Kuyle gewijd. Vijftien portretten gaan over gezichtsbepalende architecten, grafici, schilders, typografen en fotografen. Niet in de laatste plaats zijn zij het die met hun figuratief expressionistische, constructivistische en typofotografische omslagontwerpen, illustraties en typografie het tijdschrift en de door De Gemeenschap uitgegeven boeken veelal een modernistisch aanzien gaven.
Uiteraard concentreert Van de Haterd zich in deze hoofdstukken op activiteiten ten behoeve van tijdschrift en uitgeverij. Aldus worden van gerenommeerde kunstenaars als Otto van Rees, Joep Nicolas, Leo Gestel, Sybold van Ravesteyn, Gerrit Rietveld, Paul Schuitema en Charles Nypels kanten belicht waaraan in kunsthistorische publicaties over hen in de regel voorbij wordt gegaan. Voor minder bekende