Nederlandse Letterkunde. Jaargang 7
(2002)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||
Een totale show
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||
over performancepoëzie opstelt in de vorm van een verdediging voor de rechtbank, een ‘pleidooi van een performer’.Ga naar eind2 Het is een begrijpelijk mechanisme - ik word op slag een verwoed voorstander van Maramis' poëzie: weg met die bedrieglijke zuiverheid, laten we open staan voor vernieuwing en verjonging, enzovoort - het soort argument dat jonge podiumdichters zelf ook graag gebruiken. Het feit dat Maramis met zulke belegen argumenten in de hoek wordt gezet, betekent natuurlijk niet per definitie dat Duckstad aan de Amstel een goede bundel is. De poëzie is weliswaar interessanter dan Gerbrandy meent, maar soms is het engagement erg eenduidig. dertienduizend toespraken
is hetzelfde en eender
als een video-manipulatie van kiesrecht
vol leugens en verderfGa naar eind3
Overigens blijkt uit andere gedichten en formuleringen dat Maramis goed weet waarmee ze bezig is - een titel als ‘Het Meisje, Het Boek & De Jaren’, of regels als ‘De hemel / bron van slechte one-liners’ geven de gedichten een even speels als zelfbewust karakter. Een vlotte voordracht zal de meeste dubbele bodems verhullen, maar juist daaruit blijkt dat de verhouding tussen lezen en voorlezen minder eenvoudig is dan de visie van Gerbrandy vooronderstelt. | |||||||||||||||||||||||
2. Vormen van voordragenDe laatste jaren ondervindt voorgedragen poëzie een herwaardering. Teksten van liedjes zijn, vooral dankzij uitgever Vic van de Reijt, steeds vaker in boekvorm te vinden. Van volksliedjes tot cabaretteksten, en ook popmuziek: wat Raymond van 't Groenewoud, Huub van der Lubbe en Lennaert Nijgh in de loop der jaren geschreven hebben, is bij Nijgh & Van Ditmar opeens verkrijgbaar als was het poëzie: hun teksten mogen zich, ik zou bijna zeggen, loszingen van de muziek. Er wordt poëzie voorgelezen op festivals als Poetry International, de Nacht van de Poëzie en het Crossing Border-festival. Dichter aan Huis in Den Haag en Tuinfeest in Nijmegen zorgen voor intiem contact tussen dichter en toehoorder. In de wekelijkse bijeenkomsten op de Groningsche Schrijversschool treden startende en ervaren podiumdichters naast elkaar op. Tijdens het literair festival Spraakmakers in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht was het zelfs mogelijk ‘direct apart’ te gaan in een ‘literaire afwerkplaats’ - een idee van dichter Ruben van Gogh. Dichter en toehoorder zaten tegenover elkaar in een een-op-een situatie. In het West-Vlaamse Watou zijn het opnames van voorlezende dichters die een dialoog aangaan met beeldende kunst. In het theater heeft Tom Lanoye met zijn bewerkingen van Shakespeare en Medea performancepoëzie en theater gecombineerd. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||
Kortom: voordrachtspoëzie speelt een uiteenlopende rol in het literaire leven.Ga naar eind4 Dit artikel wil weinig meer zijn dan een eerste verkenning van die rol. Er is namelijk opmerkelijk weinig substantieels geschreven over voordrachtspoëzie. Zeker in de neerlandistiek is er niet veel aandacht geweest voor het verschijnsel. Over die marginalisatie later meer - ik wil beginnen met een voorzichtige inventarisatie. Een absolute classificatie heeft op zichzelf weinig zin: vrijwel elk gedicht kan voorgelezen worden en kan dan gelden als performancepoëzie. Wel is het mogelijk, zonder nu onmiddellijk aanspraak te willen maken op volledigheid, om de eigenschappen van poëzie op een rij te zetten die op de voorgrond komen bij het voorlezen ervan. Het gaat me dan met name om dichters vanaf de jaren vijftig: dus niet de middeleeuwse minstrelen, troubadours, niet de achttiende- en negentiende-eeuwse rederijkers. Ook liedjesteksten laat ik hier rusten en de absurdistische dada-voordrachten die in het begin van de vorige eeuw furore maakten, zullen in dit artikel niet aan de orde komen. | |||||||||||||||||||||||
2.1. Beatpoets en improvisatieEen belangrijke stroming in de voordrachtspoëzie staat in de traditie van de Amerikaanse beat-dichters. In het werk van dichters als Simon Vinkenoog, Johnny van Doorn en Ewald VanVugt zijn duidelijk de sporen van deze Amerikaanse invloeden te vinden. Hun werk bestaat uit vaak lange gedichten, met vrijwel onnavolgbare persoonlijke associaties, nogal eens ingegeven door drugs, (jazz)muziek of een combinatie van beide. Simon Vinkenoog is een groot bewonderaar van Allen Ginsberg, een van de bekendste namen van de Amerikaanse beat poets. Vinkenoog herkent bij deze Amerikaan een vernieuwing die hij ook bij de Vijftigers waardeert. Beide stromingen zijn ‘voortgekomen uit een protesthouding tegenover bestaande opvattingen inzake poëzie, beide stelden opnieuw associatieve en irrationele impulsen in dienst van het woord.’ Hij verkiest niet de ‘virtuoze versifikatoren’ maar de uitzinnigen, ‘de buitenstaanders, de hellevaarders, de ruimtereizigers, de machtigen en moedigen - de dadaïsten en surrealisten’, aldus Vinkenoogs nawoord in een bloemlezing met werk van Allen Ginsberg.Ga naar eind5 Overigens verwijst Vinkenoog hier slechts naar een specifiek aspect van Vijftigerspoëzie - dat nadrukkelijker aanwezig was in het werk van Lucebert en hemzelf dan in dat van bijvoorbeeld Kouwenaar of Elburg. Behalve Vinkenoog is bijvoorbeeld ook Johnny van Doorn een dichter in deze traditie, vooral in zijn periode als Johnny the Selfkicker. Tijdens voordrachten wist hij zichzelf vaak in een trance te brengen door constant zinnetjes te herhalen: I am sitting in the kosmos of Komtocheensklaarklootzak. Een mooie sfeertekening uit zijn bundel Een heilige huichelaar (1968): | |||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||
Op een oorverdovend feest in
Een rijk gestoffeerde salon
Wordt hij na het declameren
Van een diepzinnig gedicht
Door zijn deftige gastheer
Beloond met een delicaat
Blokje hasjisj dat van
Zulk een uitstekende
Kwaliteit blijkt te zijn
Dat hij niets beters
Weet te doen dan vanuit
Zijn pluche fauteuil
Verzadigd zijn blikken
Te richten naar een
Oogverblindende dame...Ga naar eind6
En zo gaat dit bladzijden lang verder, alles één zin, slechts gestructureerd door het mechanisme van de associatie. Spontaniteit staat centraal, improvisatie. Er is geen ruimte voor intellectualisme of bezinning. Schrijfmachinejazz, noemde beatdichter Lawrence Ferlinghetti deze vorm: improvisatie, eerder de sfeer ademend van een rokerige kroeg dan van de romantische zolderkamer.Ga naar eind7 | |||||||||||||||||||||||
2.2. Lichte poëzieEen andere vorm van poëzie die het voor een publiek vaak heel goed doet, is veel nuchterder: de gedichten die de luisteraar op het verkeerde been proberen te zetten; de verrassende observatie, poëzie als licht amusement. Veel werk van de Zestigers kan hier als illustratie genoemd worden. De Zestigers (dichters rondom de tijdschriften Gard Sivik en Barbarber - zoals Bernlef, Schippers, Armando, Vaandrager, Verhagen) wezen hun lezers en toehoorders vaak op het ongewone karakter van de alledaagse werkelijkheid. De gedichten zijn vaak zakelijk geformuleerd, onmiddellijk begrijpelijk en werken toe naar een onmiskenbare pointe. Een bekend voorbeeld is het gedicht ‘Pluk de dag’ van Cees Buddingh’. vanochtend na het ontbijt
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje heinz sandwich spread
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||
natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het marmite-potje paste
en jawel hoor: het paste eveneensGa naar eind8
Buddingh' las dit gedicht voor op het festival Poëzie in Carré (waarover later meer). Op de grammofoonplaat die van dit festival een bescheiden bloemlezing bevat, klinkt het als een conference: er wordt steeds harder gelachen en Buddingh' kan zich zelf bij de laatste regel ook nauwelijks meer inhouden: het gedicht als mop. Jules Deelder - die ik ook als beatpoet of improvisator ten tonele had kunnen voeren - verzamelde een groot aantal moppen in de briljant flauwe en gortdroge bundel Op de deurknop na: Voeg aan deze mentaliteit de beheersing van metrum en rijm toe en je krijgt light verse, een poëziestroming waarin ook vaak erg grappig en woordspelerig wordt gedaan. Dichters als Drs. P. en Kees Stip wisten met hun werk tijdens meer dan één Nacht van de Poëzie de zaal aan hun voeten te krijgen. | |||||||||||||||||||||||
2.3. EngagementBij uitstek op de voordracht gericht is geëngageerde poëzie. De overtuigingskracht ervan komt op de langere duur maar zelden echt over op papier; maar in de beste gevallen des te meer op het publiek. Een vrij willekeurig voorbeeld is ‘Oorlog aan edelstenen’ van Frank Martinus Arion, opgedragen aan ‘de 12 mijnwerkers van Carletonville,’ die waren omgekomen in een goudmijn ten zuidwesten van Johannesburg in Zuid-Afrika. De eerste twee strofen: 1
Oorlog aan edelen en aan sigaretten
Oorlog aan edelen
Oorlog aan edelstenen en steden
(In Zuidelijk Afrika)
die voor onderdrukking in het land werken
Die mensenvlees onder de voeten
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||
En onder de grond houden
Oorlog aan hun sinaasappelen
2
Boy
Cut Caballero
Rothmans, Stuyvesant en
Gold en Amerika:
Cut goud
Cut diamant (Cut diamant-cutters!)
Uit Zuidelijk AfrikaGa naar eind10
Het gedicht is even ondubbelzinnig als zijn boodschap - althans, bij het voorlezen verdwijnt de dubbelzinnigheid in regels over cut goud en cut diamant uit Zuidelijk Afrika. Maar het gedicht maakt grote indruk op het publiek, zeker in de ijzersterke voordracht van een boze Arion. Meer dan vijfentwintig jaar later, op een literair festival in Durban, vertelt de Zuid-Afrikaanse journalist John Matshikiza hoe inspirerend dit gedicht van Arion voor hem was tijdens zijn bezoek aan Nederland. En Arion, ook aanwezig op het festival in Durban, leest het gedicht for old time's sake nog een keer voor, en de mildheid van de herinnering maakt al snel plaats voor de woede van 1974. Het is de bezieling die vooral doet denken aan wat een bijzondere toespraak kan losmaken. In een voordrachtsituatie is de rol van dit gedicht eerder politiek dan poëtisch; de poëtische middelen worden met volle kracht ingezet om de boodschap over te dragen.
Tot hiertoe heb ik enkele poëtische eigenschappen aangewezen die sterk contextgebonden zijn. Dit is de poëzie waarvan critici zich vaak afgevraagd hebben of het wel zin had om in druk te laten verschijnen. Wat blijft er van een grap over wanneer die op papier staat, om steeds weer opnieuw gelezen te worden? Wat is na het einde van de apartheid de zin van het mopperen op diamantmijnen? Maar er zijn nog meer dichters die het op het podium erg goed doen, en van wie het werk in eerste instantie niet met dat oogmerk geschreven lijkt te zijn. Hun werk plaatst de tweedeling van poëzie voor het podium enerzijds, en poëzie voor het papier anderzijds, op de helling. | |||||||||||||||||||||||
2.4. Persoonlijk, parlandoOp 4 mei 1994, in de Oude Kerk te Amsterdam las de acteur Eric Schneider het gedicht ‘Weggaan’ van Rutger Kopland voor. Hij las zeer gedragen en legde veel nadruk op de zinsneden ‘je bent er nog’ en ‘je gaat niet weg’. De regels kwamen hard aan: er werd ingehouden gesnikt door de nabestaanden, somber gekeken | |||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||
door de overige genodigden en het bleef lang stil na het laatste ‘weg’. De functie van poëzie in deze situatie was heel duidelijk: ontroering overbrengen op een bevattelijk publiek. Het werd zo een eenduidig gedicht dat toegesneden leek op de gelegenheid, terwijl het dat op papier geenszins is. De poëzie van Rutger Kopland en ook van bijvoorbeeld Judith Herzberg en Anna Enquist, doet het, dankzij een nuchtere toon en een algemeen menselijke onderwerpkeuze, heel goed op het podium. Hun gedichten zijn evenwel niet in de eerste plaats toegesneden op voordracht: ze zijn dubbelzinnig, subtiel en het overdenken meestal waard. Maar ze zijn ook communicatief. En die eigenschap komt bij het voorlezen op de voorgrond. Dat kan ten koste gaan van de ambiguïteit - Kopland was helemaal niet blij met de manier waarop Schneider van zijn gedicht een herdenkingstekst maakte. Waar de meeste dichters zeggen dat voorlezen iets toevoegt, geeft Kopland aan dat het ook iets wegneemt: ‘Je geeft het iets mee en perkt het in, het is net zoiets als het spelen van een partituur. Het aantal mogelijkheden waarop je het gedicht kunt horen en begrijpen, is ingeperkt’.Ga naar eind11 Wat Kopland bedoelt is ook goed te illustreren aan de hand van het gedicht ‘Brief’ dat hij voordroeg op de Nacht van de Poëzie 1995: Vandaag zou ik een brief schrijven
een brief om iets te begrijpen en deed dat
of anders gezegd ik deed dat niet
en schreef en keek naar mijn hand
hoe die hand van een man langzaam
letters tekende om te lezen
er stond een huis in dat handschrift
ik had willen weten waarin
ik woonde om dat te begrijpen
zou ik een brief schrijven en ik zag
die dunne voorzichtige lijntjes
die ik leerde als kind
vandaag zou ik tot hier ergens blijvenGa naar eind12
Een deel van de ambiguïteit in dit gedicht verdwijnt onontkoombaar bij het voorlezen. Er zal vermoedelijk een klemtoon komen te liggen ergens in de zin ‘anders gezegd ik deed dat niet’ (r. 3) en de impliciete punt na ‘woonde’ (r. 9) zal hoorbaar worden. Wat overblijft is suggestief maar toch herkenbaar. Menselijk maar toch niet helemaal vertrouwd. En het slot is open, maar niet onbegrijpelijk. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||
2.5. Hermetische poëzieNog een stap verder, en dan kom ik terecht bij erkend ‘duistere’ dichters als Lucebert en Hans Faverey. Zij slagen er ook in om met hun werk te communiceren door middel van hun voordracht. ‘Faverey, dat zijn toch moeilijke gedichten, maar hij stond ze bijna te zingen, en dat werkte’, vertelt Kopland over een Nacht van de Poëzie-optreden van Faverey.Ga naar eind13 Bij de inleiding van een verzameling opnames van een voorlezende Lucebert schrijft Ad Petersen: ‘Lucebert zijn gedichten horen voordragen gaf je het gevoel dat ze geschreven waren om tot klinken gebracht, om beluisterd te worden - eerder nog dan om ze te lezen.’Ga naar eind14 En daar kunnen de tientallen interpretatoren het mee doen - voor sommigen verdwijnt bij het horen van des dichters stem zelfs de behoefte aan een coherente interpretatie. Op die manier vergroot voordracht juist de ruimte voor ontoegankelijke dichters. En dat effect treedt bij serieuze voorleesgelegenheden duidelijk op. Een goede illustratie daarvan vond plaats tijdens de Nacht van de Poëzie in 1998. Organisator Anneke van Dijk was erin geslaagd de zelden optredende Kees Ouwens te strikken. Hij wilde ook deze avond liefst niet begrepen worden, en stond als een ‘verloren orakel’ op het podium. Een gedicht over zijn vader las hij niet voor, uit angst eigenlijk dat hij te goed begrepen zou worden, en uit vrees om van effectbejag beschuldigd te worden met een emotioneel te interpreteren gedicht over zijn vader. Liever wilde hij het ‘iets ondoorgrondelijk’ houden.Ga naar eind15 Er spelen hier andere maatstaven een rol dan begrijpelijkheid in de communicatieve situatie. Het gegeven dat vrijwel alle gedichten kunnen worden voorgelezen, is meer dan een dooddoener om het definitieprobleem van ‘voordrachtspoëzie’ te omzeilen. Voordracht doet iets met gedichten en niet met elk soort hetzelfde. De vrij ondubbelzinnige beschrijvingen van Johnny van Doorn komen in zijn agressieve stortvloed van woorden over als ondoorgrondelijke impressies, maar de moeilijke gedichten van Faverey worden dankzij diens voordracht soms opeens glashelder. Voordracht voegt iets toe en neemt iets weg. Wat verdwijnt is voor een deel het proces dat zich in het hoofd van de lezer afspeelt. Herhaling, bezinning, woorden proeven en beelden voor de geest halen: dit alles wordt gedicteerd door het tempo dat de voorlezende dichter bepaalt, niet door waar het begrip van de lezer om vraagt. Wat voordracht aan het gedicht toevoegt is een handreiking van de dichter, en de interactie tussen publiek en voordrager.Ga naar eind16 De stem, een bepaalde nadruk, ze vormen een leidraad voor interpretatie die door de dichter zelf wordt gegeven. De dichter die dat vervelend vindt omdat een tekst pas tot weerklank kan komen in het hoofd van de lezer, moet misschien niet in het openbaar voorlezen. Dichters die juist van dit proces gebruik willen maken, kunnen hun publiek op deze manier sturen. Gerrit Komrij zegt niet voor niets dat de dichter het best zelf kan voorlezen: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||
‘Zelfs met de meest belabberde voordracht kan een dichter zijn gedicht iets extra's meegeven, terwijl de beroepsdeclamator met zijn dramatisch verantwoorde opbouw en poëtisch correcte klemtonen een gedicht volstrekt kan doodslaan’.Ga naar eind17 Voordracht is een geschikte manier om zeer uiteenlopende soorten poëzie over het voetlicht te krijgen: poëzie als gedeelde trip, als amusement, of als engagement. Voordracht kan verhelderend werken maar maakt in elk geval duidelijk deel uit van de betekenis van het gedicht. Performance staat niet terzijde van de poëzie, louter als een alternatief voor zelf lezen, maar plaatst het communicatieve aspect van poëzie op de voorgrond, ten koste van de hermetische bezinning. En hiermee kom ik in poëticaal vaarwater, en ook al snel in een discussie tussen voor- en tegenstanders van performancepoëzie. | |||||||||||||||||||||||
3. Voordacht, poëtica, modernismeVoordracht wordt door de vertrouwde figuren der literatuurgeschiedschrijvers en poëzietheoretici als marginaal verschijnsel beschouwd, als het al in de beschouwingen wordt betrokken; overigens meestal wel wanneer het gaat om de technische aspecten, en de manier waarop die de voordracht kunnen sturen. In W. Bronzwaers Lessen in lyriek wordt uitgebreid aandacht besteed aan de technische aspecten die met voordracht te maken hebben; rijm, elisie, metrum, enzovoort. Over daadwerkelijke invloed van voordracht op betekenis gaat het bij hem niet - maar zijn werk is dan ook vooral descriptief.Ga naar eind18 Binnen de door het poëticamodel gestuurde literatuurgeschiedschrijving komt voordrachtspoëzie meestal in de hoek van de ‘onzuivere’ poëzie terecht: voordrachtspoëzie, dat zijn dominees en cabaretiers. Pragmatische poëzie die ondubbelzinnig wil zijn, gericht op het publiek, gebruikmakend van een ‘zou men zeggen wèlgeordende rhetorische strategie’.Ga naar eind19 Deze houding is tekenend voor het primaat dat aan de papieren, modernistische poëzie wordt toegekend. Ambiguïteit en bezinning worden in de literatuurgeschiedenis positiever gewaardeerd dan directheid en spontaniteit - de waarderingsgeschiedenis van de Vijftigers is daarvan een mooi voorbeeld. De ‘Bedenkingen bij spontaneïteit’ van Van de Watering zijn een indicatie van de manier waarop bij de interpretatie van Lucebert vaak wordt omgegaan met noties als associatie en intuïtie. In dit artikel wordt spontaniteit gezien als een retorische strategie - zonder twijfel deels terecht, maar het argument is indicatief voor de manier waarop ook de meest onnavolgbare gedichten van Lucebert binnen een coherent interpretatiekader worden geplaatst.Ga naar eind20 Zowel in de post- als in de pre-moderne periode blijkt voordracht een grote rol te spelen, en in beide gevallen is die rol in de literatuurgeschiedenis enigszins gemarginaliseerd. De grote rol van leesgenootschappen in de achttiende eeuw is direct te relateren aan de ideeën die over aard en functie van literatuur heersten: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||
poëzie had een moraliserende en didactische functie, en poëzie werd beschouwd als het ideale medium om die functie uit te dragen: ‘anders dan proza, kon poëzie de lezer recht in het hart treffen en zodoende een optimaal effect sorteren’.Ga naar eind21 De vanzelfsprekende rol die voordracht speelde bij het genieten van poëzie, blijkt ook uit literaire bronnen - in Hildebrandts verhaal over ‘De Familie Stastok’ behoort ‘reciteeren’ tot de genoegens van het gezelschap - ieder komt aan de beurt en wisselt gedichten uit. In deze tijd geldt: ‘wie optimaal van poëzie wil genieten trekt zich niet terug met een boekje in een hoekje, maar spitst de oren en plein public.’Ga naar eind22 Vanaf de Tachtigers wordt duidelijk afstand geschapen tussen de dichter en zijn publiek. Zij waren het die zeer sterk de nadruk legden op individualisme. Willem Kloos beschouwt poëzie als ‘een gave van weinigen voor weinigen’ is en de overgang van voorleescultuur naar romantiek is er ook een van clear speaking naar close reading.Ga naar eind23 Aan het einde van de negentiende eeuw is een gedicht iets geworden dat exclusief voor de lezer is. Voorlezen is taboe geworden, ‘de vreemde stem is een vreemd element dat er bij komt en er niet bij hoort’ aldus Frans Coenen.Ga naar eind24 Vanaf dat moment, ongeveer tot aan de Vijftigers, wordt voorlezen in de Nederlandse traditie als een niet essentieel bijverschijnsel beschouwd. De communicatieve kant vormt niet het belangrijkste aspect van poëzie. In termen van het poëticamodel kan men zeggen dat het zwaartepunt verschuift richting de autonome poëzie: de benaderingswijze van poëzie die uiteindelijk prevaleert is de methode van het goede, grondige lezen waarbij de buitenliteraire context als irrelevant wordt beschouwd.Ga naar eind25 De literatuuropvatting van de performancedichters heeft een sterke pragmatische component. Het vaak duidelijk geformuleerde doel is het publiek op een of andere manier te bereiken. De Pool Jacek Nichs was enkele jaren geleden organisator van poëzieavonden in het Amsterdamse café Winston Kingdom. Hij heeft in die hoedanigheid vele voorlezende, meest jonge dichters aan zich voorbij zien trekken. Hun doel is ook het zijne, en het klinkt weinig eigentijds: ‘Voor mij is poëzie het middel, niet het doel. Aan de ene kant tot spirituele groei, aan de andere kant tot communicatie. [...] De taal en literaire vormen zijn instrumenten, het doel ligt ergens anders. Dat is ook de sleutel tot een succesvolle performance.’Ga naar eind26 Het is een in wezen zeer romantische literatuuropvatting, waarbij de nadruk ligt op het bereiken van het publiek. Veel verder van een autonomistische taal- en poëzieopvatting kun je niet raken dan met dit idee dat poëzie een volkomen buitenliterair doel heeft. | |||||||||||||||||||||||
3.1 Amerikaans postmodernismeDe invloed van de Amerikaanse beat poets op het voorleesfenomeen kan moeilijk overschat worden. Ik noemde al Allen Ginsberg, die met zijn optreden in de Royal Albert Hall Simon Vinkenoog aanzette tot het organiseren van Poëzie in Carré. De invloed van Ginsberg doet zich tot op heden sterk gelden. In Amerika kwam een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||
jaar of tien geleden de poetry slam in opkomst: een open podium voor dichters, waarbij de reacties van het publiek als maatgevend voor het succes beschouwd worden; een voorleesavond als wedstrijd. Ook dat gegeven spot met het idee van poëzie als genre van bezinning. De invloed van de rapcultuur - waarin opbieden een gegeven is - komt hier duidelijk naar voren. De winnende dichter is degene die zich het best weet los te weken van het papier. De dichter Ron Alcalay plaatst het fenomeen van de slam in de traditie van de beat poets: maatschappelijke betrokkenheid, bezieling en spontaniteit gaan op onvoorspelbare manier samen en ‘poetry flourishes unexpectedly, like those brilliant sunflowers Allen Ginsberg planted years ago, when the world also seemed to many interminably grey’.Ga naar eind27 De verwijzing naar Ginsberg snijdt ook op theoretisch niveau hout. De invloed van Amerikaanse dichters uit de jaren vijftig en zestig valt niet te onderschatten. Charles Olson bijvoorbeeld, in de jaren vijftig een van de eerste dichters die het woord ‘postmodernisme’ gebruikten, dichtte op basis van de adem, met andere woorden: op basis van wat voorgelezen kon worden. In zijn even invloedrijke als ondoorgrondelijke artikel ‘Projective verse’ stelt hij zelfs dat de maatstaf van de adem essentieel is voor levende poëzie: ‘Verse now, 1950, if it is to go ahead, if it is to be of essential use, must, I take it, catch up and put into itself certain laws and possibilities of the breath, of the breathing of the man who writes as well as of his listenings.’Ga naar eind28 Ook Olson legt de nadruk op een communicatieve situatie - dichter en luisteraar moeten in hetzelfde ritme raken. De nadruk op de lezer/toehoorder werd in het modernisme veel minder belangrijk gevonden. Daar werd de afstand tussen dichter en lezer duidelijk geschapen op het terrein daartussen konden gradaties van betekenis ontstaan; performers willen die afstand juist overbruggen. In de jaren zestig zijn het vooral essayisten - meer nog dan wetenschappers - die in dit verschil de belangrijkste ontwikkeling in kunst en literatuur zien. Leslie Fieder, met ‘Cross the Border - Close the Gap’, Susan Sontag met ‘One Culture and the New Sensibility’, zij staan een zintuiglijker, directe ervaring van kunst voor. De toeschouwer moet direct betrokken worden bij het kunstwerk. De focus op de betekenislagen die zich onder de oppervlakte bevinden, doet volgens Sontag geen recht aan de ervaring van kunst - en Leslie Fiedler benadrukt hoe met het gebruikmaken van het platvloerse de grenzen tussen hoog en laag overbrugd kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||
3.2. Poëzie in Carré‘Platvloers’ - dat woord is typerend voor de mening van veel critici over de voordrachtspoëzie. Wanneer Vinkenoog in 1966 zijn Poëzie in Carré-festival presenteert, trekt hij een lijn van de pre-moderne traditie tot aan het heden: ‘Het gesproken woord is een uniek medium, herontdekt, herinnerd, tot nieuw leven gewekt - de dich- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||
ter een troebadoer, een minnestreel, een ruimtevaarder, een tijdgenoot’.Ga naar eind29 Zesentwintig dichters lazen die avond elk ongeveer zeven minuten lang voor een vol Carré. De kritieken zijn vaak positief, al is het vooroordeel over de oppervlakkigheid van voorgelezen poëzie in de kritieken wel terug te vinden. Paul Rodenko betreurt het dat een voorlezende dichter ‘al gauw in de verleiding [komt] het spelelement te misbruiken om de lachers op zijn hand te krijgen’Ga naar eind30 - en net die dichters hadden het grootste succes. Vijftigers als Kouwenaar en Elburg ‘kwamen met hun gecompliceerde poëzie hier nauwelijks over’. Hun poëzie vraagt om bezinning, stilte, zorgvuldige analyse, en dat was ‘precies het tegendeel van wat er in Carré gebeurde’. Maar om verdieping was het de organisatie niet te doen geweest. Poëzie was ‘een gelegenheid voor allen’, en zoals het toneel zich buiten het theater begaf, de kunst het museum verliet, en muziek uit de concertzaal werd gehaald, zo moest ‘de poëzie buiten het boekje’ worden gebracht.Ga naar eind31 Het festival gaf ruimte aan alle vormen van voordracht die ik onder (2) heb opgesomd. Oud en nieuw, moeilijk en toegankelijk, duister en begrijpelijk, abstract en concreet stonden naast elkaar. Nadat K. Schippers de parade der dichters opende, onder andere met een gedicht waarin hij in 12 punten een midgetgolfbaan beschreef (‘Op eenderde begint een lange welving, die op een meter van de hole - aan het eind van de baan in het midden - eindigt’) was het de beurt aan A. Roland Holst (‘Eens zal het weer regenen / stil, zoals toen aan zee - / Kom mij dan tegen en / ga met mij mee’). Nadat Ed. Hoornik met zijn gedicht Pogrom (‘Het is maar tien uur sporen naar Berlijn’) de zaal doodstil wist te krijgen, werd Johnny van Doorn bijna van het podium geslagen toen hij als een hangende grammofoonplaat steeds maar herhaalde: ‘I'm Sitting In The Cosmos’.Ga naar eind32 De idealen van een Amerikaans georiënteerd, aan de beatpoets gerelateerd postmodernisme werden hier in de praktijk gebracht. De avond was een toonbeeld van democratisering van de literaire cultuur, en dat was ook de bedoeling. Poëzie in Carré is de voorloper van de Nacht van de Poëzie, die eerst op verschillende locaties in Vlaanderen, en vanaf 1980 in het Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht werden georganiseerd. Duisterder dichters gaan hier allerminst de mist in. Er wordt wel gesuggereerd dat dat komt omdat de poëzie eenvoudiger is geworden. Rob Schouten: ‘De grotere verstaanbaarheid in de poëzie komt grosso modo op rekening van de Nacht van de Poëzie’. Een andere factor is dat poëzie als klank meer ruimte krijgt. Tom Lanoye benadrukt dat met de Nacht ‘de hegemonie van het schriftuurlijke een beetje doorbroken is’.Ga naar eind33 Er is echter weinig reden om aan te nemen dat dit louter met verstaanbaarheid heeft te maken. De Nacht van de Poëzie is in de loop der tijd juist steeds minder een happening geworden. Er is meestal een duidelijk onderscheid tussen de voorlezende dichters, en de met muziek omklede entr'actes. En de ‘saai’ voorlezende dichters, zonder enige aankleding, kunnen rekenen op een grote welwillendheid van het publiek - juist het horen van de stem maakt ook moeilijke gedichten eenvoudiger toegankelijk. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||
Dan is er nog de toegevoegde waarde van poëzie als ritueel: ‘We gaan niet meer naar de kerk, maar de behoefte aan openbaring blijft’. Dan hoeft het niet louter om de tekst te gaan, maar kan het ook de ervaring zijn: men kijkt en luistert liever dan dat men leest.Ga naar eind34 Dezelfde teksten krijgen in verschillende literaire contexten dus een geheel andere rol. Dat de rol van een literaire tekst te maken heeft met de context, blijkt hier dus opnieuw. Een moeilijk gedicht kan voer voor de literaire onderzoeker zijn, of klinken als een preek uit de mond van de dichter; een gedicht over ‘weggaan’ speelt in de Nieuwe Kerk op 4 mei een zeer specifieke rol, en Tom Lanoye doorbreekt met zijn voordracht ‘de hegemonie van het schriftuurlijke’, toch heeft zijn tekst op papier weer een heel andere betekenis. | |||||||||||||||||||||||
4. Twee bloemlezingen aan het eind van de twintigste eeuwAan het eind van de vorige eeuw verschenen twee bloemlezingen die elk een impliciet keurmerk meekregen van dichters die al langer actief waren. Simon Vinkenoog nam het eerste exemplaar in handen van Sprong naar de sterren, een verzamelbundel met jonge dichters die de generatie van de jaren negentig vertegenwoordigden, sommige nog zonder debuut op papier. ‘Altijd je eigen sterrensprong maken’, roept hij de jonge generatie even karakteristiek als onbegrijpelijk op.Ga naar eind35 Gerrit Komrij schreef de inleiding voor de verzamelbundel die verscheen naar aanleiding van de tweede editie van het Double Talk-festival. Komrij zet zijn optimisme over de rapdichters zwaar aan (‘om mijn collega's te stangen’, zou hij later verklarenGa naar eind36). Dankzij hen heeft de poëzie ‘in elk geval weer een functie. Je zou kunnen zeggen dat het om een soort gebruikspoëzie ging en dat ze naar haar oeroude wortels van orale poëzie was teruggekeerd.’ Bovendien plaatst Komrij de vernieuwing in een veel bredere, culturele context: ‘Afscheid van de hegemonie van het westen. Streep door de blanke canon. Eind van de traditionele cultuur’.Ga naar eind37 De traditionele, blanke, westerse, modernistische cultuur, daaraan zou met deze poëzie een einde gekomen zijn. Met Vinkenoogs jaren zestig-rebellie, plaatsten de samenstellers hun bloemlezingen in de traditie van het anti-modernisme. | |||||||||||||||||||||||
4.1. Paradiso‘Terwijl de cultuurpessimisten zich bekreunen over het gebrek aan interesse van jongeren voor de haute littérature bestaat er een groot en zeer populair clubcircuit waar de poëzie leeft, danst, gromt en juicht als nooit tevoren.’Ga naar eind38 Zie daar de pretentie van het festival Double Talk. Rap en poëzie, dat in 1997 werd georganiseerd in Paradiso en het Nes-theater. De organisatie wilde een grensverkenning tussen rap en poëzie presenteren - waarbij het ideaal was dat de twee elkaar zouden versterken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||
Het festival was als event (of, in jaren zestig-termen, happening) vast geslaagd. Het boek dat ervan gemaakt is illustreert echter vooral messcherp waar de grenzen liggen. Het is onwaarschijnlijk dat iemand de volgende fragmenten niet uit elkaar zou weten te houden. Vergelijk de regels van Serge van Duijnhoven: Hier in deze balzalen
met barsten in de vloeren
deze hangars van Sodom
deze tempels van kort-
stondig genot, het is hier
dat ik mijn honger bot-
vier, in de geur van bergamot
en appelbloesem
bijvoorbeeld met de tekst van De Spookrijders: Want ik word ziek van die wartaal
maak een eind aan die wartaal
haal een mes door die wartaal
yo schiet die wartaal kapotGa naar eind39
De hele bundel door zie je onmiddellijk wat als ‘poëzie’ was begonnen en wat als ‘rap’, en ook dat de twee elkaar nog niet echt hadden ontmoet. Enkele jaren later verscheen het vervolg - en het is eigenlijk onduidelijk wat de uitgever in gedachten had. Samensteller Emerald Beryl en inleider Gerrit Komrij zitten in elk geval totaal niet op hetzelfde spoor. Beryl heeft het alleen nog maar over de hiphoptraditie, en dat is ook waarover de bundel zelf gaat, de ‘marginale stemmen uit Europese rapscenes’.Ga naar eind40 Er staan nog maar een paar dichters in de bundel, die veeleer een staalkaart biedt van wat rappers met de taal doen. De inleiding van Gerrit Komrij lijkt over een heel andere bundel te gaan. Hij vergelijkt de rappers met de rederijkers vanwege het nadrukkelijke rijm en het geforceerde metrum. De eigentijdse thematiek, in een eigentijdse vormgeving, met gebruikmaking van zeer traditionele vormaspecten. Overigens was ook veel rederijkerspoëzie gelegenheidwerk, dus het idee van Komrij is een parallel om eens uit te werken: de crew of posse als eigentijdse rederijkerskamer.
Naar aanleiding van de festivals in Paradiso ontstond er een kleine maar typerende discussie tussen Def P en Remco Campert. De laatste had waardering voor de raps van de eerste, maar vond dat er op papier niet veel van overbleef. De reactie van Def P lag voor de hand: de teksten van Campert zijn buitengewoon ongeschikt om te rappen. Het festival legt de verschillen tussen rappoëzie en papieren poëzie | |||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||
zeer duidelijk bloot. De rapdichters staan ook buiten de literaire traditie (en, inderdaad, andersom). De meeste dichters werken niet of nauwelijks met de essentiële achtergrondmuziek, of ze doen er iets totaal anders mee (Van Duijnhoven), of ze gebruiken die slechts als verrassingseffect en niet als integraal onderdeel van de performance (Louis Lehmann op de Nacht van de Poëzie). Het verbaast mij niet dat Double Talk 3 vooralsnog is uitgebleven. | |||||||||||||||||||||||
4.2. Makkelijk versus moeilijk verstaanbaarHet is opvallend dat de toegankelijke jonge dichters lang niet de enigen zijn die zich op het podium actief betonen. Bij literaire festivals of cafés zijn ook hun minder toegankelijke vakgenoten vaak genoeg te vinden. En dat zijn niet de minste voorlezers. Pfeijffer mag frontaal gebotst hebben met Dichters uit Epibreren en met jonge Utrechters als Hagar Peeters, Ingmar Heytze en de uit Groningen geïmporteerde Ruben van Gogh, hij is als performer zeer overtuigend. En in zijn poëzie maakt hij soms dankbaar gebruik van klankrijke middelen die een gedicht als ‘Lilalente’ hoogst geschikt maken voor een voordracht. het is lente in de laat de kanterstraat
lente in de lange laan van poot
monkelt glim mevrouw jolien lahaye
poetst alle knoppen koper
pinkelt glom van weertje weer
pink (petronella) parlevliet de ree
gaat in de tuin een tuiltje tulpenblommen
buiten aquarellen
en piept het een of ander enig merelbeestje
in pim en wietske wilaards pergola
mevrouw milaine millecam vermuist een knäckerbrödje
mozzarella met de blauwe blazer buiten
en een extra mokje karnemelk vandaag want het is lente
lila lente in de lusthoflaan en alle buren fluitenGa naar eind41
Een even klankrijk als vrolijk makend, onbekommerd en onbegrijpelijk lentegedicht dat ik Pfeijffer met merkbaar plezier heb horen voorlezen. Maar het is geen eenvoudig gedicht, en kan daarom als argument tegen Pfeijffer dienen in een uit de hand gelopen discussie die grotendeels door hemzelf was aangezwengeld. Pfeijffer had zich door de redactie van Bzzlletin laten uitdagen om te reageren op een uitspraak van Ramsey Nasr, die beweerd had dat poëzie niet elitair mocht zijn. Pfeijffer reageerde met zijn inmiddels bijna beroemde formule ‘moeilijk verstaanbare poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie’ - en dat makkelijke koppelt hij voor een deel aan de opkomst van de voordrachtsdichters.Ga naar eind42 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||
Hier leken twee werelden heel ver uiteen te liggen. Pfeijffer zegt: ‘Ik schrijf niet met het podium in mijn hoofd’ waar Hagar Peeters benadrukt dat zij op het podium haar plek moet bevechten, net als een beginnend bandje: ‘Wij zijn niet begonnen op deftige, gevestigde podia waar iedereen vooraf heeft betaald en bereidwillig luistert. Wij zijn begonnen in jongerencentra, waar ze met bier smijten en waar je voor aandacht moet vechten. Ze komen niet voor een dichter. Ze komen voor de house.’Ga naar eind43 En daarom moet het publiek verleid worden - anders dan bij de Nacht van de Poëzie is het respect er niet vooraf. Serge van Duijnhoven: ‘muziek en poëzie moeten uiteindelijk samenkomen tot een totale show.’Ga naar eind44 Wat van die houding het gevolg is, is dat de poëzie het in dit circuit juist vaak niet van de vernieuwing moet hebben. Wil de dichter weerklank vinden bij het publiek, dan zal hij, behalve een totale show, ook iets moeten leveren dat aanknopingspunten met het bekende heeft. Hoe veel er met de presentatie ook wordt geëxperimenteerd, met de teksten op zichzelf gebeurt dat niet. De gedichten, kaal op papier, zijn vaak weinig experimenteel en meer dan eens opvallend romantisch.
Een goed voorbeeld daarvan is Sprong naar de sterren. De laatste generatie dichters van de twintigste eeuw, zo presenteert Ruben van Gogh zijn verzameling. Hij schrijft een zelfbewuste inleiding waarin de aarzelende ontvangst van veel jonge dichters in een context wordt geplaatst: ‘De platte snelle wereld van tv en het witte doek wordt al snel als bedreiging gezien voor de verheven wereld van de literatuur’. Voor een ogenblik, schrijft hij, meent hij dat de mogelijkheden van nieuwe media een einde zullen maken aan poëzie. Als er virtual reality bestaat, ‘wat vermag de poëzie dan nog’. Het toevluchtsoord voor de dichter is buitengewoon romantisch. Hij gaat op zoek naar nieuwe oningevulde plekken, en Van Gogh verwijst daarbij nota bene naar Marsman en Roland Holst, maar waar deze dichters het vooral overzee zochten, hanteren de jongeren de thematiek van de science fiction: ‘De ruimte is eigenlijk het Wilde Westen van deze tijd, alles kan nog ingevuld worden’.Ga naar eind45 Het resultaat is vaak ouderwets romantisch. Olaf Zwetsloot refereert zelfs aan Willem Kloos met regels als ‘Ik waande mij een god’ en ‘Dromend van de verkeerde koffers / bezoekt hij metropolen’.Ga naar eind46 Hier gebeurt het omgekeerde als bij de hermetische poëzie van Faverey, die bij voorlezen opeens helder bleek te zijn. De flitsende voordracht verhult dat de betreffende poëzie op een verrassend traditionele manier functioneert. Het werk van Serge van Duijnhoven is een voorbeeld. koffie
Ik was vier en viel met mijn scooter
van de trap met de marmeren tegels
bij ons in de woonkamer en ik viel
hard en met mijn hoofd omgekeerd op
de tegels en ik gilde en mama zag dat
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||
er bloed uit mijn hoofd stroomde en
mama gilde en ik gilde en mama rende
de straat op om hulp te halen en het
deed nog steeds pijn en onze Egyptische
overbuurvrouw wist hoe de pijn
weg moest zei ze zij wist het middel
zei ze namelijk met koffie uit het
koffiepak zei ze en ze smeerde de
koffie in het donkere gat op mijn
hoofd en ik voelde de prik van de
koffie in mijn hele hoofd en in mijn
lichaam en het deed nog veel
pijn en sindsdien drink ik nooit
koffie en slaap ik haast niet.Ga naar eind47
Het gedicht is, behalve in de bloemlezing van Van Gogh, te vinden op de cd die de helft is van Obiit in Orbit (dus niet in het papieren deel van de bundel). Op die cd is een versneld afgedraaide opname te horen. De voorlezer spreekt zo met een overspannen kinderstemmetje, een jochie van vier onder de invloed van intraveneus toegediende cafeïne. Op papier blijft van deze interpretatiemogelijkheid niet veel over, maar daarmee is over de tekst nog niets gezegd - de tijd moet leren of mijn indruk terecht is dat dit gedicht ook op papier de tand des tijds wel zal weten te doorstaan. | |||||||||||||||||||||||
5. Voorzet en slotDe geschiedenis van voordracht is minstens zo lang als die van de poëzie, en ik heb vele aspecten van dat verhaal hier schromelijk verwaarloosd - ik heb me in deze preliminaire verkenning bewust gericht op het prestige van de performancepoëzie rondom, en in verhouding tot, het modernisme. De modernistische poëtica - waaraan ik elementen als ambiguïteit, poly-interpretabiliteit koppel - laat zich het best nastreven op papier.Ga naar eind48 Voordracht in de literatuur floreert dan ook sterk zowel vóór de hoogtijdagen van het (hoge) modernisme, als in de anti-modernistische periode, waarin een spectaculaire presentatie meer kans krijgt. Maar zelfs een eerste blik maakt al duidelijk dat de koppeling tussen performance en pre- of anti-modernisme niet dubbelzinnig valt te handhaven. Er bestaan veel opnames van voorlezende modernistische dichters enerzijds; en tweedelingen met betrekking tot zuiver-onzuiver, moelijk-makkelijk, laten zich geenszins eenvoudig koppelen aan poëzie op papier of als performance. Wel kan de conclusie getrokken worden dat er een verschil is in betekenis tussen een gedicht op papier en een gedicht in het theater, ook wanneer het om het- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||
zelfde gedicht in deze twee situaties gaat; het verschil heeft niet louter met de tekst te maken, maar ook met de context. De herwaardering voor de context in het literaire onderzoek is al evenzeer een indicatie voor de veranderende waardering voor literatuur als het herleven van de voordrachtstraditie. Performancepoëzie is niet langer gemarginaliseerd, de modernistische poëtica heeft niet langer de alleenheerschappij in de Nederlandse literatuur. Het bovenstaande is een polemische conclusie. Het lijkt haast onmogelijk om iets over poëzie en voordracht te schrijven, zonder een verklaring te zoeken voor het feit dat er tot nog toe zo weinig over is geschreven. Schrijven over performancepoëzie krijgt al te snel het aura van een verdediging, een verdediging van uitgerekend de luidruchtigste dichters, die in de literatuurgeschiedenis meestal de minste sporen hebben achtergelaten. Wat uit het bovenstaande wel moge blijken, is dat ook de dichters die met hun werk altijd gemikt hebben op de korte termijn en op het directe contact met het publiek, niet aan de literair-historische aandacht mogen ontsnappen. Niet altijd louter op basis van de teksten die ze produceren, maar wel wanneer het gaat om hun rol in de context van het literaire leven. Een strikt analytische of poëticale invalshoek kan geen recht doen aan de bredere betekenis van voorgedragen gedichten. Aandacht voor performancepoëzie kan daarom niet losgezien worden van onderzoek naar de bredere culturele context en naar literaire systemen. | |||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||
|
|