Een essay moet betoveren
Marjoleine de Vos
In de tweede klas van de middelbare school kregen we een opstelopdracht van de leraar die zich onderscheidde van andere opstelopdrachten doordat deze keer een paar dagen van tevoren de mogelijke onderwerpen bekend gemaakt werden. Je kon kiezen tussen ‘Een dag uit het leven van...’, ‘Waarom gymnasium’ of ‘Mijn vakantie’. De meeste leerlingen besteedden hun tijd aan het verzinnen van een bewogen dag. De vakantiegangers glimlachten tevreden, en ik besloot eens uit te leggen wat er zo mooi was aan het gymnasium. Niet dat ik enig idee had wat er zo speciaal voor die schoolvorm zou kunnen pleiten. Maar dat zou wel komen, zo dacht ik. De leraar was veel verrukter van een dag uit het leven van Charlie Brown dan van mijn brave argumentaties en daar zal hij wel gelijk in hebben gehad. Maar wat mij zelf jaren later trof in deze keuze was dat ik over een onderwerp had willen schrijven dat me wel interesseerde, maar waarvan ik niet precies wist hoe ik erover dacht.
Dat blijft, in alle eenvoud, het belangrijkste uitgangspunt voor een essay.
Hoe meer iemand werkelijk denkt op papier, hoe interessanter. Echte denkinspanningen zijn nooit vervelend om te lezen. Maar het is niet makkelijk om een gedachtengang helder weer te geven en tegelijkertijd het ‘denkende’ ervan te bewaren. Al snel vervalt men tot stelligheden, die afbreuk doen aan het proberende karakter en het geheel in de richting van een betoog trekken. Onhelderheid mag al helemaal niet, want dan wordt de lezer uit het stuk gegooid en essentieel is nu juist dat die meedenkt. Het ideale essay is een glasheldere zoektocht naar iets dat door de vorm en de stijl van het essay een grote overtuigende kracht heeft gekregen. Het essay moet betoveren, en zonder literaire middelen gaat dat niet. Elegantie, dat is een woord dat bij het essay hoort. Hoe beter de zinnen, hoe krachtiger de stijl, hoe leniger het brein, hoe mooier het essay. Gerrit Krol schreef in NRC Handelsblad (10-8-2001): ‘Een zin die overtuigt is altijd mooi’. Misschien kan voor het woord ‘zin’ ook wel ‘essay’ worden ingevuld.
Echte essays zijn wat mij betreft geschreven door Vestdijk, door Montaigne, door Krol en Schippers, door Patricia de Martelaere en door Robert Anker. Om er maar een paar te noemen. Of die namen bij elkaar ‘een traditie’ vormen weet ik niet, ik geloof wel dat ze allemaal goede voorbeelden leveren van wat ik ‘mooie essays’ vind en dat de belangrijkste trefwoorden - helderheid, schoonheid, denkkracht - er op van toepassing zijn. De schrijvers ervan geven de lezer het gevoel dat hij/zij zelf eens goed heeft nagedacht. ‘Denken is een lust’ om een andere essayist te citeren.