Mededelingen
Twee zeventiende-eeuwse reisdagboeken
Arnout Hellemans Hooft, zoon van P.C. Hooft en Leonora Hellemans, ondernam op 31 augustus 1649 zijn grand tour. In januari had hij zijn rechtenstudie voltooid en nu was het tijd om zijn vorming af te ronden met een tweejarige educatiereis naar Frankrijk en Italië. Bij de organisatie ervan is zijn vader niet meer betrokken geweest, maar voor zijn dood in 1647 zal hij zijn zoon al wel deelgenoot hebben gemaakt van zijn eigen grand tour-ervaringen en hem de nodige reisgidsen en andere reislectuur uit zijn bibliotheek hebben aanbevolen. Uit de beschikbare reisgeschriften verzamelde Arnout allerlei raadgevingen en tips voor onderweg, die hij later bij zijn eigen reisdagboek liet inbinden. In dat dagboek beschrijft hij onder meer de antieke bezienswaardigheden en de pracht en praal van de geestelijkheid in Rome en gebruikt hij zo af en toe ook geheimschrift om zijn avonturen in bordelen te beschrijven. Hij bezocht de scharlaken stad in het jubeljaar 1650 en nam er actief deel aan allerlei katholieke vieringen rond de paas- en kersttijd. Anders echter dan zijn vriend en reisgenoot Reyer Anslo raakte hij niet zo onder de indruk dat hij zich tot het katholicisme bekeerde. Nuchter observeert hij bijvoorbeeld dat de almachtige paus zwaarlijvig is, nog tamelijk fris, en een wratje op zijn kin heeft. Onder de titel Een naekt beeldt op een marmore matras seer schoon (dit slaat op de Hermafrodiet van Bernini) is het reisdagboek van Arnout Hooft (1649-1651) uitgegeven, ingeleid en becommentarieerd door E.M. Grabowsky en P.J. Verkruijsse. Het is als deel 23 opgenomen in de reeks Egodocumenten van Uitgeverij Verloren te Hilversum. ISBN 90 6550 181 9, 231 blz., f 44,-.
Bij dezelfde uitgever, maar vreemd genoeg niet in de reeks Egodocumenten, is ook het reisdagboek van Joannes Vollenhove (1631-1708) uitgebracht. Het dateert van 1674 en vormt de neerslag van een diplomatieke reis naar Engeland met als doel de verdere afhandeling van het vredesverdrag van Westminster. In het diplomatieke gezelschap dat hiertoe afgevaardigd werd, was plaats voor een predikant; de eervolle uitnodiging voor die post ging naar de destijds bekende Haagse dominee-dichter Vollenhove. Zijn dagboek bestaat uit twee ‘schriften’ met aantekeningen; het bestrijkt een periode van ruim vijf van de zes maanden die het verblijf in Engeland duurde en waarin Vollenhove vooral optrok met de top van het gezelschap, de ambassadeurs. Hierdoor kon hij deelnemen aan de talrijke excursies naar monumentale gebouwen, particuliere huizen en tuinen van aanzienlijke Engel-