literatuurgeschiedschrijving’ zullen vormen. Een actueel onderwerp van gewicht, nu er een nieuwe literatuurgeschiedenis geschreven wordt. Harmina Joldersma en Toos Streng laten in de eerste twee artikelen uit de reeks zien dat genderbewustzijn bij onderzoekers van belang is voor de beantwoording van zeer uiteenlopende onderzoeksvragen. Verder in dit nummer een artikel van Cor van Bree over het Stadsfries en een kritische bijdrage over de nieuwe editie (op cd-rom) van Stijn Streuvels' De teleurgang van den waterhoek.
Tirade 45 (2001) 389. Van Voskuil begin ik wel een beetje genoeg te krijgen. Het boek is af, nu mag Van Oorschot wel ophouden die hype te voeden. Een ‘recensiewedstrijd’, daar wordt een mens niet vrolijk van. Maar niet getreurd: Guus Middag zet zijn Van Geel-alfabet voort. Ik vind de kruisverwijzingen eigenlijk nog het leukst: ‘Handje, Handjevol, Handvol: zie “pluk”.’ Het grootste deel van het alfabet bestaat uit mini-essays, in lengte variërend van 1 regel tot anderhalve pagina. Prachtig.
Verslagen & mededelingen van de koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 110 (2000) 3 bevat de verslagen van de lezingen en toespraken gehouden op de studiedag ‘Teksteditie Vlaanderen 2000’ die in april van vorig jaar gehouden werd. Daarin wordt onder meer de cd-rom ‘Stijn Streuvels, De teleurgang van den waterhoek’ voorgesteld, die in bovengenoemd nummer van TNTL besproken wordt.
Vooys 19 (2001) 1 is prachtig vormgegeven. De inhoud is, als altijd, wisselender. Degelijke stukken over het Revisor-proza en de tijdschriften Het Duitssche Boek en De weegschaal staan naast een wat stroef geschreven interview met Moses Isegawa en een interessant artikel over Randstad. Ingmar Heytze mag nog één keer (of nóg een keer) uitleggen wat hij met verstaanbaarheid bedoelt.
In Yang 37 (2001) 1 doet men weer zijn best het ongrijpbare te grijpen. Moeilijk is mooi, lijkt het credo. Soms zegt het me weinig, vooral wanneer men poëzie gaat lezen, soms wat meer, vooral wanneer de theoretische kant wordt opgezocht (door Geert Buelens, bijvoorbeeld). Voor de liefhebber, maar daar mikt men ook op.
‘Tijd’ is het centrale thema in De Zeventiende Eeuw 17 (2001) 2, waarin enkele bijdragen aan het jaarlijks congres van de werkgroep gebundeld zijn. De auteurs laten zien dat je met dit thema allerlei kanten op kunt. Vooral verrassend zijn de bijdragen van H.L. Houtzager over een experiment van Reinier de Graaf in zijn voortplantingsonderzoek waarmee De Graaf vooropliep in de contemporaine medische wereld en Matthijs van Otegem over de cruciale rol van predikanten in de (snelheid van de) verspreiding van opvattingen die in zeventiende-eeuwse pamfletten werden opgetekend. Hij geeft daarmee een nieuw antwoord op de vraag hoe snel pamfletten bij het grote publiek terecht kwamen.
Bertram Mourits
Simone Veld