Nederlandse Letterkunde. Jaargang 4
(1999)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Grensverkeer
| |
[pagina 392]
| |
van de Pastor Fido-rage, Frederik Hendrik en Amalia van Solms, dan blijft ondanks veel recent onderzoek ongewis waar hun belangstelling voor Guarini's pastorale drama op stoelde.Ga naar eind4 De stadhouder liet voor zijn nieuwe appartement aan het Binnenhof door Anton van Dijck een voorstelling van de beroemde kuswedstrijd met Amaryllis en Mirtillo schilderen - in 1632 de vroegste uitbeelding naar de Pastor Fido in de Republiek -, en drie jaar later werd voor een van de vertrekken van Amalia van Solms in Honselersdijk zelfs een hele Pastor Fido-reeks van vier taferelen met bijbehorende landschappen door vooral Utrechtse schilders vervaardigd. Waar kwam deze belangstelling vandaan? Eigentijdse documentatie over de functie van de schilderijen en over de keuze van de onderwerpen ontbreekt. Wel lijkt vast te staan dat ze bedoeld waren voor kleedvertrekken, en dat de thematiek dus verband houdt met kleden en verkleden. Bij Van Dijcks meesterwerk is dat evident. Het verbeeldt de eerste intieme kennismaking van de hoofdpersonen uit de Pastor Fido, de herder Mirtillo en de nymf Amarilli. Met haar vriendinnen speelt zij een geliefd spel: vaststellen wie van de nymfen het best kan zoenen. Amarilli is vanwege haar adembenemend mooie mond scheidsrechter en moet dus door al haar vriendinnen gekust worden. Mirtillo verkleedt zich als meisje en neemt deel aan de wedstrijd. Hij zoent haar zo hartstochtelijk dat ze hem/haar tot winnaar uitroept. Ze geeft hem als prijs de uitgeloofde lauwerkrans die hij vervolgens aan haar aanbiedt, zoals we kunnen zien op het schilderij van Van Dijck. Mirtillo's verkleedtruc is natuurlijk een passend thema voor de garderobe van Frederik Hendrik. Dat blijkt ook wel uit het feit dat in hetzelfde vertrek een serie van zeven wandtapijten met scènes uit het Metamorfosen-verhaal van Vertumnus en Pomona hing, en dat voor de slaapkamer een tweede doek van Van Dijck met een voorstelling van Achilles ontdekt tussen de dochters van Lycomedes werd aangeschaft. Allemaal scènes waarbij een man zijn doel probeert te bereiken door zich als vrouw voor te doen. De schranderheid van de held vormt hier uiteraard het hoofdthema, en de combinatie list-travestie maakt deze voorstellingen bij uitstek geschikt voor kleedvertrekken van vorsten. Maar waarom wordt daarbij een beroep gedaan op de nieuwerwetse Pastor Fido en beperkt men zich niet tot de traditionele scènes uit de klassieke mythologie? Is het misschien de wens om toch vooral ook ‘modern’ te zijn, of spelen de pikante aspecten van de Guarini-stof een rol? Waarschijnlijk gaat het om een samenspel van allerlei factoren, en zal de precieze motivatie wel nooit te achterhalen zijn. Dat hoeft ook eigenlijk niet. Veel belangrijker lijkt het me te constateren dat in onze Gouden Eeuw de pastorale kunst in het algemeen en de Pastor Fido in het bijzonder verschillende soorten publiek wisten te boeien, van ambitieuze vorsten tot eenvoudige kooplieden.Ga naar eind5 Dit duidt erop dat het genre elementen in zich bergt die aan elkaar tegengesteld lijken, maar dat uiteindelijk toch niet zijn. Bij Guarini's herderspel is dat zeker het geval. Het stuk voert personages ten tonele die heel diverse eigenschappen in zich blijken te verenigen. In de kusscène wordt de man tegelijkertijd als een listige held en als een sensuele minnaar voorgesteld, en dan bovendien nog in travestie, wat het geheel een luchtig en zelfs licht komisch cachet geeft. De vrouw is niet alleen tegelijkertijd kuis en erotisch, ze is bovenal ook de baas. Dit spel met schijnbaar tegengestelde karaktereigenschappen geeft het stuk niet alleen een grote mate van variatie en afwisseling, het zorgt ook voor een nuancering en relativering waarvan je mag verwachten dat die ook een modern publiek weten te boeien. Temeer wanneer dit spel van tegenstellingen ruimte blijkt te bieden aan een | |
[pagina 393]
| |
omkering van waarden ten aanzien van zowel de rolverdeling tussen mannen en vrouwen als het onderscheid tussen goed en kwaad. In Guarini's tekst wordt de hele dramatische handeling in gang gezet en gehouden door de zelfzuchtige machinaties van een ‘slechte’ vrouw, de onbeschaamd wellustige Corisca, die daarmee de stuwende kracht achter de vele lotswisselingen van het stuk wordt. Guarini biedt aan deze tegen-figuur niet alleen alle gelegenheid in verschillende spetterende monologen haar materialistische levensvisie te propageren, hij maakt haar ook nog eens tot degene die uiteindelijk juist dankzij haar kwalijke intriges - onbedoeld - alle problemen in Arcadië weet op te lossen, en daarmee ten slotte ook zelf tot inkeer komt. We hebben hier te maken met een personage dat slecht lijkt maar uiteindelijk goed blijkt, en daarmee met een variant van de travestie-figuur. Misschien raken we hier wel aan de kern van het stuk, want welbeschouwd is het hele drama ook in meer overdrachtelijke zin één grote verkleedpartij. De herders die het toneel bevolken kunnen immers amper herders zijn. Uit hun met erudiete verwijzingen doorspekte woorden blijkt dat we hier niet met analfabete natuurmensen, maar juist met gecultiveerde stedelingen te maken hebben. Guarini biedt een luchtig fictioneel kader waarbinnen hovelingen in travestie hun eigen wereld tegelijkertijd kunnen ophemelen en onderuit halen. De lof op het landleven en de kritiek op het hofmilieu die we incidenteel in de Pastor Fido verwoord vinden zijn dan ook zowel serieus als ironisch op te vatten. Dat verklaart misschien ook waarom het drama enerzijds inspirerend kon werken op de pogingen van Frederik Hendrik en zijn gemalin om een bloeiende hofcultuur tot stand te brengen en anderzijds aan P.C. Hooft materiaal kon bieden om in zijn Granida de pastorale polemiek tegen het hof te accentueren, zoals Lia van Gemert in haar recente editie van het toneelstuk aangeeft.Ga naar eind6 En dat verklaart wellicht ook waarom het problematisch is de populariteit van dit drama en van de pastorale in het algemeen toe te schrijven aan bepaalde publiekscategorieën, omdat het eenvoudigweg voor elk wat wils bood en biedt. Guarini's Pastor Fido is een briljant spel waarin alles echt en onecht is, en waarin tegenstellingen probleemloos samenvallen: het is een tragedie, maar ook een komedie; verheven en zondige liefde bestaan er zonder onderscheid naast elkaar en leiden beide tot een goed einde; cultuur en natuur zijn aan elkaar tegengesteld maar gaan ook harmonieus samen. Dat alles gebeurt dan in een vormentaal die bijna elk register bespeelt: snedige dialogen en beschouwende monologen, lyrische naast dramatische en zelfs narratieve passages, dat alles omlijst door koorpartijen met zang en dans, kortom: één groot ironisch travestiefestijn.
Harald Hendrix |
|