Stand van zaken:
Schopenhauers vloek of het probleem van de herspelling
Meinen Fluch über Jeden, der, bei künftigen Drucken meiner Werke, irgend etwas daran wissentlich ändert, sei es eine Periode, oder auch nur ein Wort, ene Silbe, ein Buchstabe, ein Interpunktionszeichen.
Zulke taal is duidelijk genoeg en de bezorger van de uitgave van Schopenhauers werken ‘nach den Ausgaben letzter Hand’ (5 dln. Zürich 1988), Ludger Lütkehaus, gebruikt het citaat (V, p. 9) om eerdere editeurs die expres of door onachtzaamheid zich niet aan de opdracht van de auteur gehouden hadden, scherp terecht te wijzen, en ook om zijn eigen werk aan te prijzen: ‘Als erste und einzige folgt sie ihnen [Ausgaben letzter Hand] satz, -wort, silben-, buchstaben- und interpunktionsgetreu’. Of toch niet helemaal want een enkele concessie is nodig: de oude Fraktur-letter is vervangen door een modern lettertype, met als argument dat men anders Schopenhauer zou ‘secretiren’, dus voor het publiek verborgen houden. En zo begeeft ook deze scrupuleuze editeur zich op het door hem verfoeide hellende vlak, met als argument de zorg voor de lezer.
Die zorg voor de lezer (en daarmee toch ook, pace Schopenhauer, voor de schrijver die graag een lezerskring om zich heen heeft) is het nu juist die andere editeurs ertoe brengt wèl af te wijken van de letters, soms ook wel van de interpunctie en zelfs in uitzonderingsgevallen wel van de woorden van de uit te geven tekst, en die mij ertoe brengt in het volgende een pleidooi voor de modernisering van spelling en interpunctie te voeren.
In Nederland is deze methode voor het eerst bewust gehanteerd in de reeks Klassieken uit de Nederlandse letterkunde, de op een breder publiek gericht parallelserie van de wetenschappelijke Zwolse drukken en herdrukken. Zo deelt Asselbergs mee in zijn uitgave van Vondels Lucifer (Zwolle 1954) dat de tekst ‘naar spelling en interpunctie, bij behoud van de oorspronkelijke klankweergave, gemoderniseerd’ is, ‘overeenkomstig het programma van de reeks’. Toch heeft men niet lang aan dit programma vastgehouden. De bloemlezing van Middelnederlands lyriek van Jop Pollmann Van tweeërlei minne (1962) volgt scrupuleus de spelling van de bronnen en datzelfde geldt voor de bloemlezingen uit Hooft en Huygens door resp. Zaalberg (1963) en Zwaan (1963).
Het ziet er dus naar uit dat de redactie van de Klassieken al gauw toch een slecht geweten kreeg over de gevolgde lijn en bang was voor Schopenhauers vloek.
Toch bleven herspelde teksten verschijnen. De bij Querido, een literaire uitgeverij, gepubliceerde bloemlezing uit Hooft (1981) door Strengholt, Verkuyl en Schenkeveld- van der Dussen gaf de teksten in herspelde vorm en zelfs werden ook verwarrende woordvormen wel veranderd, bijvoorbeeld hun voor de derde persoon mv. van het bezittelijk vnw. in plaats van haar. Een ‘Verantwoording’ gaf niet alleen een toelichting op die handelwijze maar ook een uitleg over de problemen die de