exemplaar ‘allerlei dingen [...] in verband met de waarheid, enz.’ (p. 504)
Na ruim zestig jaar is de behoefte aan commentaar bij Het land van herkomst alleen maar gegroeid. Om een indruk te geven: in het eerste hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: Cornelius Codreanu, stichter van de Roemeense IJzeren Garde, de Atjeh-oorlog, de Russische revolutie, Jan Pieterszoon Coen en de Verenigde Oost-Indische Compagnie en ten slotte het Engelse tussenbestuur op Java. Datzelfde hoofdstuk bevat bovendien talrijke toespelingen op het privé-leven van de hoofdpersoon Ducroo/Du Perron: het overlijden van zijn moeder, het wegvallen van de zekerheid van het familiekapitaal, zijn beide huwelijken, de contacten met de Franse intelligentsia en het correspondentschap voor Het vaderland. Kortom: een uitgave van Het land van herkomst met aandacht voor de historische en biografische achtergronden voorziet in een behoefte.
Ook in een ander opzicht is een editie van de belangrijkste Nederlandse roman van het interbellum interessant. Uit de bewaard gebleven primaire bronnen (voorpublicaties, eerste druk en bewerkingen daarvan met veel varianten) en uit correspondenties met collegaauteurs rijst een beeld op van een onzekere en rusteloos voortwerkende Du Perron, die tot in de revisie bleef veranderen. Geestverwanten als Ter Braak, Van Nijlen, Greshoff, Vestdijk, Marsman en Roland Holst hebben in verschillende stadia van het creatieve proces invloed op de uiteindelijke verschijningsvorm van Het land van herkomst kunnen uitoefenen. Zo voegde Du Perron op aanraden van meelezende vrienden twee bijfiguren samen tot één. (p. 453)
In 1996 verscheen een uitgave van Het land van herkomst, verzorgd door Francis Bulhof en Gillis Dorleijn, waarin aan bovengenoemde en andere zaken ruimschoots aandacht wordt geschonken. Als basistekst hebben de editeurs gekozen voor de kopij voor de tweede druk, een versie die tijdens het leven van Du Perron nooit openbaar is gemaakt. Het betreft de in katernen gevouwen vellen van de eerste druk, met aantekeningen van de auteur uit de periode december 1935-september 1936. Deze bron, die lang verloren gewaand werd, maar in de nalatenschap van Du Perrons tweede echtgenote bleek te berusten, bestaat uit meerdere lagen; afgedrukt is de laatste, geautoriseerde, laag. Na de tekst volgen de al genoemde toelichtingen in het Greshoff-exemplaar. Vermeldenswaard zijn verder de uitvoerige Verantwoording van de opzet en inrichting van de editie, een overzicht van de varianten tussen de eerste druk van 1935 en de laatste geautoriseerde laag van de bewerking uit 1936 en de Commentaar, bestaande uit ‘Aantekeningen’ bij woorden of passages in de tekst en ‘Beschouwingen’: essays over de (historische en biografische) achtergronden, het ontstaan en de receptie van Het land van herkomst, plus een opstel over tekstinterne zaken als compositie en structuur, thema's en motieven. De editie wordt afgesloten met enkele bijlagen, waaronder een afdeling Illustraties (foto's, kaarten en stambomen).
De editie van Bulhof en Dorleijn (op de titelpagina aangeduid als ‘geannoteerde uitgave’) onttrekt zich aan de bekende driedeling in editietypen; zij combineert in feite onderdelen van zowel de studie- als de historisch-kritische editie, een opzet die aansluit bij de specifieke overleveringssituatie en de moeilijkheidsgraad van Het land van herkomst. Over het beoogde publiek laten de editeurs zich niet expliciet uit. Soms is er sprake van ‘de huidige lezer’, hetgeen wijst in de richting van een algemeen cultureel geïnteresseerd publiek.