Nederlandse Letterkunde. Jaargang 2
(1997)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
De burggravin van Vergi uit het slijk gehaald
| |
[pagina 68]
| |
allerlei typen uit de collectie-H.J.E. van Beuningen werden getoond. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen van de hand van H.J.E. van Beuningen en A.M. Koldeweij een boekwerk onder de titel Heilig en Profaan, 1000 laatmiddeleeuwse insignes, waarin deze duizend insignes alle zijn gereproduceerd en beschreven.Ga naar eind3 Op blz.255 van dit boek (nrs. 610 en 611) zijn afbeeldingen te vinden van de twee insignes waarvoor hier aandacht wordt gevraagd.
610: lood-tinnen insigne, gevonden te Dordrecht
611: lood-tinnen insigne, afkomstig uit Nieuwlande
De twee insignes zijn respectievelijk uit Dordrecht (610) en Nieuwlande (611) afkomstig, voor beide wordt de datering 1375-1425 opgegeven. De voorstellingen zijn min of meer spiegelbeeldig, hetgeen vermoedelijk een verklaring vindt in de hypothese dat ergens in de ontstaansgeschiedenis een matrijs is gesneden op basis van een bestaand insigne met deze voorstelling. Wat zien we? Op het Dordtse insigne (610) staan twee bomen met gekromde stammen en schematisch aangeduid gebladerte. Naast de linkerboom staat een menselijke figuur, naar de kleding te oordelen een man. Zijn linkerarm (met neerhangende mouw) steunt op de boom, de linker op zijn heup. Vóór hem, aan de andere zijde van de stam, staat een hond in wat vermoedelijk als gras of laag struikgewas moet worden geïnterpreteerd. Iets meer naar rechts op de grond voeren twee mensen, de een liggend met omhoog geheven benen, de andere knielend, een handeling uit die zich ondubbelzinnig als een paring laat herkennen. Op een spreukband, boven het tweetal, is het woord AMOVRS te lezen. Een vogel zit op de spreukband, of wellicht op een aan de linkerboom ontsproten tak. Het te Nieuwlande gevonden insigne (611) lijkt beschadigd te zijn: de linkerboom is waarschijnlijk afgebroken, met een deel van de spreukband, waarop ik nog de letters [A]MOVR[S] meen te kunnen ontcijferen, en wellicht ook de vogel. Hier is het gras schematisch weergegeven; het parende tweetal lijkt zich (in liefdesvervoering?) van de grond te verheffen. Het hondje staat achter een niet te identificeren object; de houding van de figuur achter de boom komt exact overeen met die van zijn pendant op nr. 610. In Heilig en Profaan (p. 255) wordt de voorstelling beschreven als ‘Copulerend paar met toeschouwer, hond en vogel’, respectievelijk ‘met toeschouwer en hond’. In latere publikaties heeft professor Koldeweij, de Nijmeegse kunsthistoricus aan wie het onderzoek van de in Nederland gevonden middeleeuwse insignes al zoveel te danken heeft, een minder globale omschrijving voorgesteld: de insignes zouden | |
[pagina 69]
| |
de bekende scène uit de Middelnederlands versnovelle Die borchgravinne van Vergi in beeld brengen, de scène waarin de hertog de burggravin en haar minnaar bespiedt.Ga naar eind4 Alle dementen uit de bedoelde verhaalscène zijn vertegenwoordigd: de boomgaard (geëvoceerd door de bomen en het vogeltje), de glurende hertog achter de boom, het hondje, en het minnende paar. Het woord AMOVRS op de spreukband is ook herhaaldelijk op andere erotische insignes te vinden, zoals straks nog ter sprake zal komen; dit verzet zich, voor zover ik kan zien, niet tegen de door Koldeweij voorgestelde interpretatie. Natuurlijk zou men de aanwezigheid van de hond, en ook die van de vogel, kunnen verklaren als ondersteunende attributen: zowel hond als vogel hebben immers traditioneel erotische en sexuele connotaties.Ga naar eind5 Onder de in Heilig en Profaan gereproduceerde insignes is er zelfs één dat een blaffend hondje voorstelt, met een onderschrift dat zich vermoedelijk ook weer als een verbastering van AMOVRS laat interpreteren.Ga naar eind6 De figuur achter de boom zou een anonieme voyeur kunnen zijn, uitsluitend toegevoegd ter verhoging van het pikante karakter van de voorstelling. Maar het zou toch wel erg toevallig zijn dat al deze dementen, die zo kenmerkend zijn voor een specifiek en waarschijnlijk zeer bekend verhaal, in één voorstelling zouden voorkomen, zonder dat er tussen verhaal en voorstelling enig verband zou bestaan. Kortom: het lijkt mij verstandig, Koldeweijs voorstel tot nader order als werkhypothese te aanvaarden. Neemt men aan dat de voorstelling van de insignes in verband staat met het verhaal van de Burggravin van Vergi, dan rijst er onmiddellijk een probleem: de uitbeelding wijkt op een belangrijk punt af van het verhaal zoals wij het kennen.Ga naar eind7 In de bekendste Middelnederlandse versie, die is overgeleverd in het Handschrift-Van Hulthem, dat uit dezelfde tijd stamt als de insignes, heeft de betrokken scène het volgende verloop.Ga naar eind8 Om zich vrij te pleiten van de valse beschuldiging door de hertogin, dat hij haar met een oneerbaar voorstel zou hebben benaderd, heeft de mannelijke hoofdpersoon, een ridder uit het gevolg van de hertog, zijn heer, de hertog, bekend dat hij een geheime relatie heeft met diens nicht, de burggravin van Vergi. Teneinde zich hiervan met eigen ogen te overtuigen, wenst de hertog de ridder te vergezellen naar diens rendez-vous met zijn geliefde. Als de avond is gevallen, gaan de twee mannen op weg naar de boomgaard waaraan de woning van de burggravin is gelegen. Zodra zij de boomgaard hebben betreden, komt het hondje van de burggravin naar de ridder toelopen - het afgesproken teken dat zij alleen is en hem kan ontvangen. De hertog verwijdert zich om niet door zijn nicht herkend te worden. Uit zijn schuilplaats ziet hij hoe de gelieven elkaar omhelzen en hoort hij met hoeveel vreugde zij elkaar begroeten. Hij herkent zijn nicht aan haar stem en beseft dat zijn vrouw hem moet hebben belogen. De burggravin en de ridder gaan het huis binnen en sluiten de deur naar de boomgaard. Binnen gaan zij te haren grieve (532, ‘voor of tot hun genoegen’) op een bed liggen en beminnen elkaar hartstochtelijk tot de dag aanbreekt. Na een droevig afscheid vertrekt de ridder; de burggravin oogt hem na voor zij haar deur toesluit, terwijl zij een liefdeslied zingt. Als de hertog, die de hele nacht in de boomgaard is gebleven, ziet dat de deur gesloten is, komt hij op de ridder af en verzekert hem van zijn sympathie. Het verschil tussen deze versie en de voorstelling van het insigne springt in het oog: in de Middelnederlandse novelle wordt het eigenlijke liefdesspel binnenskamers gespeeld, terwijl de hertog buiten staat. De dichter beschrijft het gebeuren met hoofse terughouding in suggestieve, maar toch vooral verhullende termen. De ontwerper van het insigne daarentegen laat niets te raden over en laat er evenmin twij- | |
[pagina 70]
| |
fel aan bestaan dat de hertog ooggetuige is van wat zich daar in de open lucht afspeelt. Valt er een verklaring voor dit verschil te geven? Het ligt voor de hand om het onverhuld sexuele karakter van de voorstelling in verband te brengen met de functie die insignes als deze moesten vervullen. Maar voordat ik dit laatste aspect ter sprake breng, wil ik eerst een andere vraag aan de orde stellen: de vraag naar de aard van de verwijzing naar de literaire bron. Verwijst de voorstelling van het insigne naar het Middelnederlandse gedicht zoals ons dat in het handschrift-Van Hulthem is overgeleverd, of heeft de ontwerper van het insigne zich door een andere versie van het verhaal laten inspireren? Het loont de moeite, na te gaan hoe het nachtelijke rendez-vous in de andere versies wordt beschreven. Natuurlijk komt dan in de eerste plaats de tweede Middelnederlandse Vergi-tekst voor vergelijking in aanmerking, de vertaling waarvan ons in een Gents handschrift (G) een gedeelte, waaronder deze scène, is overgeleverd. G vertelt globaal hetzelfde verhaal, maar verschaft op een aantal punten preciezere informatie. Als het hondje is komen toerennen op de ridder, begeeft deze zich onverwijld naar de kamer van zijn geliefde. De hertog volgt hem op een afstand Tote bider camere; daer hilt hi stille
Ende decte hem na sinen wille,
So hi best mochte, onder enen boom. (G 192-94)
Vanuit zijn schuilplaats ziet de hertog hoe zijn nicht uit haar kamer komt en de ridder vol liefde verwelkomt. Het gesprek van de gelieven wordt in de directe rede weergegeven, waarna we vernemen dat de hertog, dichterbij gekomen, hen afluisterde: Dit hoorde dhertoge ten ingane,
Die hem daerbi stelde te stane. (G 214-15)
Als hij de stem van zijn nicht herkent (hoewel zij op gedempte toon spreekt), heeft hij zekerheid dat zijn vrouw gelogen heeft, en weet hij dat hij de ridder ten onrechte heeft verdacht. Dan volgen twee hoogst opmerkelijke verzen: Daer staet dhertoge ende crauwet
Met groter genouchte al die nacht. (G 225-26)
Ria Jansen-Sieben citeert in de noten bij haar editie van G de interpretatie van Verdam in MNW 3, 2068: ‘Hij heeft den geheelen nacht een streelend, een aangenaam gevoel’ en voegt toe dat dit vers de enige vindplaats van crauwen in deze betekenis is. Verdams vertaling is een fraai staaltje van negentiende-eeuwse pruderie - men zou zelfs een ogenblik kunnen menen dat het strelende gevoel van de hertog veroorzaakt was door zijn opluchting nu hij weet dat de ridder onschuldig is. In zijn dissertane van 1988 maakte Rob Resoort korte metten met de eufemistische interpretatie van crauwet; naar zijn mening - die hij staaft met een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal - gaat het hier om ‘een aanduiding van masturbane’.Ga naar eind9 Als dit juist is (en ik voor mij ben geneigd dit te geloven), toont deze plaats opnieuw aan dat middeleeuwse vertalers/bewerkers gewoon waren, de inhoud van | |
[pagina 71]
| |
hun origineel te verduidelijken. De vertaler van G heeft het Oudfrans van La Chastelaine der Vergi doorgaans zeer getrouw weergegeven (veel getrouwer dan de dichter van de versie in Hulthem). Maar bij deze passage heeft hij zich kennelijk afgevraagd waarom de hertog de hele nacht in de boomgaard was blijven staan. Dat werd immers met zoveel woorden in zijn brontekst meegedeeld (ik citeer naar de editie-Stuip): Illoeques s'est ensi tenuGa naar margenoot+
Toute la nuit, endementiersGa naar margenoot+
Que la dame et li cevaliers
Dedens la cambre en i. lit furent. (428-31Ga naar eind10)
De vertaler heeft een verklaring voor het blijven van de hertog bedacht die min of meer door de tekst-zelf werd gesuggereerd. De hertog moet, zo heeft hij wellicht gedacht, hetzij luisterend, hetzij kijkend, iets hebben kunnen waarnemen van het hartstochtelijke liefdesspel dat zich in de kamer afspeelde - want waarom zou hij anders in de boomgaard zijn gebleven? En dat moest wel betekenen dat hij in het afluisteren of begluren van de minnaars een sexuele bevrediging had gevonden... Of deze verklaring juist is of niet, een twintigste-eeuwse lezer kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat de vertaler van G met de invoeging van de hierboven geciteerde verzen 225-26 een element in het verhaal heeft gebracht dat tot een geheel ander domein behoort dan de hoofse sfeer die de beschrijving van het nachtelijk liefdesspel kenmerkt. Zou een middeleeuws publiek zich hierover eveneens hebben verbaasd? Ik meen van niet. De grenzen tussen decent en onfatsoenlijk, tussen gedistingeerd en platvloers (om slechts deze termen te kiezen), werden in de Middeleeuwen anders getrokken dan wij gewend zijn, zoals onder meer wordt bewezen door talloze frivole of zelfs obscene randversieringen in handschriften voor religieus gebruik. De toevoeging van de vertaler van G kan worden opgevat als een aanwijzing dat het verhaal van de Burggravin van Vergi op verschillende niveaus beluisterd en begrepen kan zijn. Wat overigens nog geenszins hoeft te betekenen dat er sprake is geweest van een sociaal gelaagd publiek: hetzelfde publiek kan zowel de hoofs-aristocratische aspecten als een sexuele toespeling als deze hebben gewaardeerd. Dit brengt mij terug bij de insignes. Ook die vertegenwoordigen een versie van het verhaal. De ontwerper van de voorstelling is nog een grote stap verder gegaan dan de vertaler van G, wiens versie hij misschien gekend heeft. Hij heeft het minnespel verplaatst van de kamer van de burggravin naar de boomgaard; de glurende hertog komt dus geheel aan zijn trekken. Nu zou men kunnen menen dat deze verplaatsing is ingegeven door artistieke, technische of compositorische overwegingen: de tegenstelling binnen/buiten was misschien in dit medium moeilijk te realiseren. Maar er zit zonder twijfel meer achter. De vraag wat de beste plaats is om de liefde te bedrijven: binnenshuis in bed, of buiten in de vrije natuur, is een bekend literair motief, dat vaak wordt gekoppeld aan de tegenstelling tussen winter en zomer. In het spel Vanden winter ende vanden somer, dat uit dezelfde tijd stamt als de insignes, noemt Die somer als een van de attracties van het door hem beheerde seizoen: | |
[pagina 72]
| |
Ic bringhe soe meneghen soeten morghen
Metten dauwe in der dagheraet,
Die dan met sine liefken gaet
Spelen in der minnen dal.
Ach, dats vroude boven al,
Metten dauwe die bloemeken lesen. (30-35Ga naar eind11)
Het lijkt mij aannemelijk dat localisering in de boomgaard beschouwd moet worden als een aanpassing aan het traditionele décor van een dergelijke amoureuze scène. Veel minder traditioneel, althans in vergelijking met de ‘hogere’ kunstvormen, is de wijze waarop de ontwerper van het insigne de minnaars heeft uitgebeeld. Dit onbewimpelde sexuele ‘realisme’ is wel heel ver verwijderd van de verbloemende suggestiviteit van de verbale versies. Het is evenwel kenmerkend voor de profane insignes. De collectie-Van Beuningen bevat tenminste vier andere insignes waarop copulerende mensenparen zijn afgebeeld, een daarvan in het benedenvertrek van een herberg of bordeel, een ander merkwaardigerwijs liggend in een korenwan.Ga naar eind12 Daarnaast verdient een omvangrijke serie insignes vermelding, waarbij het mannelijk of vrouwelijk geslachtsorgaan het motief vormt: fallussen op pootjes, fallussen met vleugels, al of niet getooid met een kroon of een belletje, fallussen waarop een vrouw een kruiwagen voortduwt of op een vedel speelt, schepen vol fallussen; vulva's te paard, op stelten, met pelgrimsattributen, enzovoort...Ga naar eind13 En dan zijn er nog de tientallen insignes in de vorm van dieren, waarvan er verscheidene - ik denk bijvoorbeeld aan de papegaaien en de doedelzakspelende everzwijnen - waarschijnlijk ook een sexueel geladen boodschap overbrengen.Ga naar eind14 Overbrengen - maar op wie? En met welk doel? De religieuze insignes laten zich gewoonlijk in verband brengen met bedevaarten; zij werden bij de schrijn van de heilige verkocht en door pelgrims gedragen ten bewijze van de volbrachte pelgrimage of als teken van de persoonlijke devotie van de drager voor de afgebeelde heilige. Daarenboven had het insigne vrijwel altijd ook de functie van een amulet: het moest, onder de hoede van de heilige, geluk brengen of onheil afweren.Ga naar eind15 De interpretatie van de profane insignes is veel moeilijker. Zij laten ons een glimp opvangen van een facet van de middeleeuwse cultuur dat meestal grotendeels in de schaduw blijft. Uit kunsthistorisch oogpunt beschouwd passen de fallische insignes in een wijdvertakte erotische traditie: fallus-amuletten waren ook in de Oudheid populair;Ga naar eind16 de ondermarge van een handschrift van de Roman de la Rose is versierd met een veelheid aan fallische grappen,Ga naar eind17 en uit de late Middeleeuwen kent men aardewerk met fallusmotieven en drinkglazen in fallusvorm. Volgens de kunsthistoricus J.B. Bedaux moeten de erotische insignes evengoed als de religieuze als amuletten worden geïnterpreteerd: ook aan deze afbeeldingen van geslachtsdelen werd een beschermende of apotropeïsche (onheil afwendende) kracht toegeschreven.Ga naar eind18 Maar daarmee is nog weinig gezegd over de wijze waarop de insignes met sexuele voorstellingen in de praktijk funetioneerden. Werden ze openlijk gedragen, zoals Bedaux aanneemt? Waren het carnavalsattributen, verwijzingen naar de op zijn kop gezette wereld van de vastenavondviering? Het onderzoek is in volle gang en heeft nog niet tot een consensus geleid.Ga naar eind19 Wat de interpretatie van de twee Vergi-insignes betreft, lijkt mij een spoor dat de Engelse onderzoeker Malcolm Jones heeft gewezen, het meest te beloven. Naar zijn mening moeten alle insignes die het opschrift | |
[pagina 73]
| |
AMOUR(S) dragen, of een verbasterde of verminkte vorm van dit woord, als liefdesgaven worden beschouwd.Ga naar eind20 Hij brengt de insignes in verband met kostbare middeleeuwse sieraden, bij de vormgeving waarvan soms dezelfde of verwante motieven zijn toegepast, en die aantoonbaar als liefesgeschenken hebben gediend. Als de Vergi-insignes uit Dordrecht en Nieuwlande als liefdesgaven geïnterpreteerd mogen worden, dan zou men zich de bedoeling en de beoogde werking ervan misschien als volgt moeten voorstellen. Een minnaar heeft zijn geliefde een exemplaar van dit simpele, in serie geproduceerde en dus goedkope kleinood aangeboden om haar genegenheid te winnen, om zijn erotische bedoelingen te verduidelijken, of om zich van haar sexuele toeschietelijkheid te verzekeren. De voorstelling was in de ware zin des woords dubbelzinnig: enerzijds verwees zij naar de hoofse wereld van de Burggravin van Vergi, de dame die haar ridder zo beminde dat zij stierf toen zij meende dat hij haar ontrouw was geworden, anderzijds liet de uitbeelding van het rendez-vous geen twijfel bestaan aan de concrete verlangens van de schenker van het insigne. Wat deze interpretatie in het midden laat, is de gelaatsuitdrukking waarmee de minnaar zijn dame het insigne aanbood. Was het hem ernst, of overhandigde hij het haar met een ironische glimlach? Dat zullen we wel nooit te weten komen. Hoe dit ook zij, de Vergi-insignes vormen een nieuw en hoogst curieus getuigenis van de relatie tussen literatuur en beeldende kunst in de Middeleeuwen. |
|